Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2023:2384

Rechtbank Overijssel
16-02-2023
17-07-2025
08-996185-17 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren.

De verdachte is schuldig bevonden aan schuldwitwassen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08-996185-17 (P)

Datum vonnis: 16 februari 2023

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2019, 14 april 2022, 3 oktober 2022, 16 januari 2023 en 2 februari 2023.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A.M. Ruige en van wat door verdachte en haar raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 16 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in totaal € 611.291,64 heeft witgewassen,

dan wel (subsidiair) opdracht heeft gegeven tot dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] tezamen en in vereniging met (een) ander(en) witwassen van in totaal € 611.291,64,

dan wel (meer subsidiair) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zij tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in totaal € 611.291,64 heeft witgewassen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 mei 2011 tot en met 30 september 2011, in de gemeente Tilburg, althans in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

(telkens) van één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

althans in ieder geval EUR 110.000 (bestaande uit bedragen van EUR 90.000 en EUR 20.000),

in elk geval enig geldbedrag,

(sub a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de

verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden heeft gehad,

en/of

(telkens) één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

althans in ieder geval EUR 110.000 (bestaande uit bedragen van EUR 90.000 en EUR 20.000)

in elk geval enig geldbedrag,

(sub b) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt,

terwijl zij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;

terwijl zij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;

SUBSIDIAIR, dat

de besloten vennootschap(pen) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2]

op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 mei 2011 tot en met

30 september 2011, in de gemeente Tilburg, althans in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

(telkens) van één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

in elk geval enig geldbedrag,

(sub a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de

verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden heeft gehad,

en/of

(telkens) één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

in elk geval enig geldbedrag,

(sub b) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt,

terwijl zij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;

terwijl zij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt,

tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;

MEER SUBSIDIAIR, dat

zij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 mei 2011 tot en met 30 september 2011, in de gemeente Tilburg, althans in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,

(telkens) van één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

althans in ieder geval EUR 110.000 (bestaande uit bedragen van EUR 90.000 en EUR 20.000),

in elk geval enig geldbedrag,

(sub a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de

verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden heeft gehad,

en/of

(telkens) één of meer geldbedragen, te weten (zie AMB-014, p. 161 en AMB-014, bijlage 1, p. 168):

  • -

    EUR 274.291,64, en/of

  • -

    EUR 57.500, en/of

  • -

    EUR 89.500, en/of

  • -

    EUR 90.000, en/of

  • -

    EUR 100.000,

althans in ieder geval EUR 110.000 (bestaande uit bedragen van EUR 90.000 en EUR 20.000)

in elk geval enig geldbedrag,

(sub b) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt,

terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te kwalificeren als het medeplegen van witwassen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om vrijspraak van het tenlastegelegde.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

4.3.1

Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.

[bedrijf 1]

is op 6 juli 2011 opgericht en gevestigd aan de [adres 1] in [vestigingsplaats 1] . Verdachte is bestuurder van de vennootschap.2 [medeverdachte 1] is aandeelhouder en bezit 34% van de aandelen. Verdachte en haar zus [medeverdachte 2] bezitten ieder 33% van de aandelen.3 [medeverdachte 1] leidde de vennootschap; de zussen Temel waren vrijwel niet betrokken bij de feitelijke bedrijfsvoering.4

[bedrijf 2]

is eveneens op 6 juli 2011 opgericht en gevestigd aan de [adres 2] in [vestigingsplaats 2] . [medeverdachte 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van deze vennootschap.5

Financiering [adres 1] in [vestigingsplaats 1]

Op 30 september 2011 is het pand aan de [adres 1] in [vestigingsplaats 1] aan [bedrijf 1] overgedragen. Op de derdenrekening van het notariskantoor zijn met betrekking tot de aankoop van dit pand de volgende betalingen binnengekomen6:

- € 40.000,00 € 40.000,00 en € 50.000,00 van verdachte7;

- € 50.000,00 € 50.000,00 en € 50.000,00 van [medeverdachte 2]8;

- € 253.291,64 € 253.291,64 en € 21.000,00 van [bedrijf 2]9;

- € 89.500,00 € 89.500,00 van [bedrijf 1]10;

- € 57.500,00 € 57.500,00 van [medeverdachte 1] .11

Betalingen door verdachte

Op 11 mei 2011 ontving verdachte op haar bankrekening € 100.000,00 van [medeverdachte 3] .12 Dit betrof een lening van haar oom.13

Op 29 juni 2011 werd van de rekening van verdachte een bedrag van € 20.000,00 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 1]14

Op 30 september 2011 werd op de bankrekening van verdachte een bedrag van € 10.950,00 contant gestort. Diezelfde dag werd vanaf haar bankrekening achtereenvolgens € 50.000,00 en € 40.000,00 overgemaakt naar de derdenrekening van [bedrijf 3] te [vestigingsplaats 3] .15

4.3.2

Beoordeling

De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte, door te handelen als hierboven vastgesteld, zich schuldig heeft gemaakt aan (opdracht geven tot) (gewoonte)witwassen.

Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om het bewijs te leveren waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.

De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.

Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien deze situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Zodra het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.

Vermoeden van witwassen

In deze zaak kan geen brondelict worden vastgesteld, waaruit de tenlastegelegde geldbedragen afkomstig zouden zijn. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. Daarom moet de vraag worden beantwoord of er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het politieonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.

Lening

Verdachte heeft € 100.000,00 ingelegd ten behoeve van de aankoop van het pand. Dit geld is afkomstig van een lening bij een oom van verdachte, [medeverdachte 3] . De uitbetaling van dit bedrag door [medeverdachte 3] aan verdachte is via een gewone, goed volgbare bancaire transactie geschied. De rechtbank is van oordeel dat deze lening niet het vermoeden rechtvaardigt dat zonder meer sprake is van witwassen, en dat van verdachte mag worden verlangd dat zij een nadere verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Datzelfde geldt voor de lening van € 100.000,00 van [medeverdachte 2] bij [bedrijf 4] .

Contante stortingen

Naast € 100.000,00 is op 30 september 2011 een contante storting van € 10.950,00 op de bankrekening van verdachte binnengekomen. De herkomst van dit geld is onbekend. Verdachte heeft dit bedrag overgemaakt naar de notaris. De rechtbank leidt dit af uit het gegeven dat verdachte op 11 mei 2011 de lening van € 100.000,00 ontving, op 29 juni 2011 € 20.000,00 heeft overgemaakt naar [bedrijf 1] en op 30 september 2011 in totaal € 90.000,00 heeft overgemaakt naar de notaris. Dit heeft zij alleen kunnen doen door de ontvangst van de contante storting van € 10.950,00 op 30 september 2011.

De rechtbank stelt dus vast dat verdachte een grote contante storting van onbekende herkomst heeft ontvangen en op dezelfde dag heeft overgemaakt naar de derdenrekening van een notaris ten behoeve van de aankoop van een pand.

Een kenmerk dat veel gevallen van witwassen gemeen hebben is dat handelingen plaatsvinden die – los van het beoogde witwassen – geen redelijk bedrijfseconomische doel kunnen dienen. Het voorhanden hebben van dergelijke grote contante bedragen is ongebruikelijk in het normale economische verkeer. Daarnaast is het moeilijk voor te stellen welk redelijk bedrijfseconomisch doel gediend is bij het storten van een contant bedrag op de privé-bankrekening van de directeur, die dat bedrag vervolgens overboekt naar de derdenrekening van een notaris ter bekostiging van een pand ten behoeve van de onderneming waar zij directeur van was. Een voor de hand liggende reden waarom dit geld niet rechtstreeks naar de notaris kon worden overgeboekt, ontbreekt of is niet bekend. Gelet daarop acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat bij de contante storting van € 10.950,00 zonder meer sprake is van witwassen, en dat van verdachte mag worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van dat geld.

De overige geldbedragen die door [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] zijn ingelegd, zijn afkomstig van contante stortingen die in de maanden voorafgaand aan de aankoop van het pand door [medeverdachte 1] zijn verricht. De handelwijze van [medeverdachte 1] rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank eveneens een vermoeden van witwassen.

Verklaring verdachte

Van verdachte mag vervolgens verwacht worden dat zij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van het vermogen, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft, hoewel daarnaar tijdens de verhoren bij de Fiod gevraagd, geen verklaring gegeven over de herkomst van de contante storting van € 10.950,00.

De handelwijze van [medeverdachte 1] met betrekking tot de contante stortingen speelde zich geheel buiten het zicht van verdachte af, zodat niet kan worden vastgesteld dat zij wist of heeft kunnen vermoeden dat [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] de aankoop van het pand (deels) overigens gefinancierd hebben met van enig misdrijf afkomstig vermogen.

Conclusie

Nu zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen van € 10.950,00 en verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van dit bedrag, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de € 10.950,00 afkomstig is uit enig misdrijf. Op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte wist van de criminele herkomst van het geld, maar is wel van oordeel dat verdachte, op basis van diezelfde feiten en omstandigheden, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de € 10.950,00 afkomstig was uit enig misdrijf.

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (schuld)witwassen van de overige ten laste gelegde bedragen.

Ook acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van medeplegen. Van concrete betrokkenheid van (één van) de medeverdachten bij het witwassen van de € 10.950,00 is niet gebleken.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij in de periode van 01 mei 2011 tot en met 30 september 2011, in Nederland,

van €10.950,00,

heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen,

terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

het misdrijf: schuldwitwassen.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf en de proeftijd te beperken tot een jaar.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van € 10.950,00. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld.

Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 oktober 2023 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Het eerste verhoor van verdachte vond plaats op 10 januari 2018. Op die datum werd haar zus, medeverdachte in deze zaak, in verzekering gesteld. Verdachte had daarom uiterlijk in januari 2020 een vonnis mogen verwachten. Gelet op de overschrijding van de termijn met drie jaar, en omdat verdachte wordt vrijgesproken van het (schuld)witwassen van een groot deel van de ten laste gelegde bedragen, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 Sr.

9 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: schuldwitwassen ;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het meer subsidiair bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 80 (tachtig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;

- bepaalt dat deze taakstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. J.T. Pouw en
mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst in onderzoek Ararat (dossiernummer 62007). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

2 Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 5 september 2017 (DOC-001), p. 605.

3 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 10 januari 2018 (V-001-01), p. 465.

4 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 10 januari 2018 (V-001-01), p. 466.

5 Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 5 september 2017 (DOC-002), p. 609.

6 Het proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2017 (AMB-005), p. 125.

7 Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] (DOC-048), p. 1073.

8 Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] (DOC-048), p. 1073.

9 Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] (DOC-047), p. 1072.

10 Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] (DOC-047), p. 1072.

11 Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] (DOC-046), p. 1071.

12 Het proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2017 (AMB-014), p. 165.

13 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris, van 12 januari 2021.

14 Het proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2017 (AMB-014), p. 165.

15 Het proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2017 (AMB-014), p. 165.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.