Voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 Faillissementswet. Schorsing van onder werkgever gelegd beslag op loon totdat op verzoek dwangakkoord is beslist.
beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [adres] ,
verzoekster,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: Van Dijk Sociaal B.V. te Genemuiden;
tegen
de besloten vennootschap DBO Finance B.V.
gevestigd te Hoorn,
verder te noemen: DBO
verweerster,
gemachtigde: De Ruijter & Willems Gerechtsdeurwaarders en incasso te Heerhugowaard,
verder te noemen: de deurwaarder
Ten aanzien van de goederen van [verzoekster] een onderbewindstelling uitgesproken met benoeming van Van Dijk Sociaal B.V. tot (beschermings)bewindvoerder.
Het procesverloop
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en heeft tevens verzocht om een dwangakkoord (verzoek ex artikel 287a Faillissementswet) vast te stellen.
Voorts heeft [verzoekster] verzocht om een voorlopige voorziening te treffen op grond van artikel 287 lid 4 Faillissementswet. [verzoekster] heeft verzocht om totdat op haar verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord is beslist, het door DBO gelegde derdenbeslag onder de werkgever van [verzoekster] , voortvloeiend uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel, Team kanton en handelsrecht, Zittingsplaats Zwolle, van 19 september 2017, op te schorten.
De rechtbank zal heden een beslissing nemen op het verzoek ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet op basis van de aangeleverde stukken zonder partijen te horen.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Het verzoek
De totale schuldenlast van [verzoekster] bedraagt € 23.562,99 en bestaat uit acht concurrente schulden. [verzoekster] heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers.
Dit aanbod houdt – samengevat weergegeven – het navolgende in: aan de schuldeisers is een aanbod gedaan van een uitkering 24,97 % van hun vorderingen op een termijn van 36 maanden tegen verlening door de schuldeisers van finale kwijting.
Zeven van de acht schuldeisers, vertegenwoordigende 55,4 % van de totale schuldenlast zijn akkoord gegaan met het aanbod in het minnelijk traject. Schuldeiser DBO heeft het aanbod geweigerd.
Bij vonnis van 19 september 2017 is [verzoekster] veroordeeld om aan DBO € 6.622,56 (exclusief rente) te betalen. Bij exploit van 13 december 2022 heeft de deurwaarder onder STERN 50 B.V. MHODN HAVIK AUTO B.V. (werkgever van [verzoekster] ) executoriaal derdenbeslag gelegd op alle vorderingen die [verzoekster] op haar werkgever mocht hebben en op haar toebehorende roerende zaken die onder de werkgever mogen berusten.
Het beslag is gelegd na de start van het minnelijk traject en heeft tot gevolg dat er momenteel geen afdracht mogelijk is om ten behoeve van de schuldeisers te reserveren.
Sinds december 2022 is [verzoekster] gedurende 32 uur per week werkzaam. Volgens de (toelichting op de) verzoekschriften heeft de partner van [verzoekster] , [partner van verzoekster] (voorheen [naam] ) een vaste baan en bedraagt zijn inkomen € 2.700,-- per maand.
[verzoekster] heeft de rechtbank verzocht totdat op het verzoek dwangakkoord is beslist, het onder de werkgever van [verzoekster] gelegde derdenbeslag op te schorten. [verzoekster] heeft verzocht de beslissing tot schorsing van het beslag uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De overwegingen van de rechtbank
Een voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 Faillissementswet heeft tot doel het geven van een spoedeisende beslissing in het kader van de toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit houdt onder andere in dat er een compleet verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dus inclusief een met redenen omklede verklaring ex artikel 285 lid 1 sub f Faillissementswet dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, aanwezig moet zijn bij de rechtbank. Dit complete verzoekschrift is bij de rechtbank aanwezig. Vraag is of een verzoek voorlopige voorziening ook kan worden toegewezen ter overbrugging van de periode totdat op het verzoek dwangakkoord is beslist. De rechtbank overweegt dat de tekst van artikel
287 lid 4 Faillissementswet zich niet verzet tegen toewijzing van een voorlopige voorziening totdat op een verzoek dwangakkoord is beslist.
Ten aanzien van de overige vereisten voor het treffen van een voorlopige voorziening overweegt de rechtbank dat het verzoek dwangakkoord nog niet op zitting is behandeld en, dat er gelet op het feit dat er door het beslag niet kan worden gereserveerd voor betaling van schuldeisers, sprake is van een bedreigende en spoedeisende situatie.
Ten aanzien van de toewijsbaarheid van het verzoek dwangakkoord overweegt de rechtbank dat die toewijsbaarheid op voorhand niet onaannemelijk is.
De rechtbank zal het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening totdat onherroepelijk op het verzoek dwangakkoord is beslist, op grond van vorenstaande toewijzen.
De beslissing
De rechtbank:
- schorst de uitoefening van het door DBO ten laste van [verzoekster] gelegde derdenbeslag onder STERN 50 B.V. MHODN HAVIK AUTO B.V. totdat onherroepelijk op het verzoek dwangakkoord is beslist;
- deze voorlopige voorziening vervalt in ieder geval op het moment dat het verzoek dwangakkoord wordt ingetrokken;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Verhoeven op 4 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier1.
1Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen (art. 287 lid 4 Fw.)
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: