Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2023:4120

Rechtbank Overijssel
18-10-2023
20-10-2023
C/08/291736 / HA ZA 23-57
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Besluit maatschap tot opzegging maatschapsovereenkomst wegens disfunctioneren medisch specialist levert geen onrechtmatig handelen of wanprestatie op. Procedure tijdens onderzoek voorafgaand aan besluit is niet onzorgvuldig geweest.

Rechtspraak.nl
GZR-Updates.nl 2023-0320
GJ 2023/131

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: C/08/291736 / HA ZA 23-57

Vonnis van 18 oktober 2023

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats],

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser],

advocaat: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht,

tegen

MAATSCHAP MEDISCH SPECIALISTISCH BEDRIJF ISALA,

te Zwolle,

gedaagde partij,

hierna te noemen: MSB-I,

advocaat: mr. A.C. de Die te Amsterdam.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met bijbehorende akte overlegging producties;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van de rechtbank van 29 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;

- de akte overlegging producties van [eiser];

- de op verzoek van de rechtbank nogmaals toegezonden productie 67 van MSB-I;

- de mondelinge behandeling van 24 juli 2023 en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s.

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De zaak in het kort

2.1.

Deze zaak betreft een geschil over de opzegging van een maatschapsovereenkomst door de maatschap wegens disfunctioneren van een medisch specialist. De medisch specialist in kwestie meent dat de maatschap met het besluit tot opzegging onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, althans toerekenbaar tekort is geschoten in de maatschapsovereenkomst, en stelt zich op het standpunt dat de maatschap gehouden is om de schade die hij daardoor stelt te hebben geleden, te vergoeden.

2.2.

De rechtbank zal hierna tot het oordeel komen dat geen sprake is van onrechtmatig handelen of wanprestatie aan de zijde van de maatschap en de vorderingen van de medisch specialist dus afwijzen.

3 De feiten

3.1.

[eiser] is sinds 2002 chirurg. Hij is vanaf 2007 als enige (vaat)chirurg werkzaam geweest in het toenmalige Diaconessenhuis te Meppel. In de periode 2009-2010 heeft [eiser] in dat ziekenhuis in verband met een vermoeden van onvoldoende professioneel functioneren een begeleidings- en verbetertraject doorlopen, dat met succes is afgerond.

3.2.

Per 2016 is voornoemd ziekenhuis samen met de Isala Klinieken te Zwolle gefuseerd tot één ziekenhuis met meerdere locaties (hierna te noemen: Isala), waarna ook de medisch specialisten uit de beide ziekenhuizen moesten “fuseren”.

3.3.

Isala is een topklinisch ziekenhuis waar hooggespecialiseerde zorg wordt verleend en medisch specialisten worden opgeleid en zich verder specialiseren.

3.4.

MSB-I is een samenwerkingsverband van de vrijgevestigde medisch specialisten die werkzaam zijn in Isala. Binnen MSB-I bestaan vakgroepen per specialisme, waaronder de vakgroep chirurgie. Binnen die vakgroep is sprake van verschillende deelspecialismen/

secties, zoals de sectie vaatchirurgie.

3.5.

[eiser] is lid geweest van MSB-I en maakte deel uit van de vakgroep chirurgie.

3.6.

Artikel 20 van de maatschapsovereenkomst van MSB-I luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 20. Ontbinding en vereffening

(…)

Lid 4
De Maatschap wordt alleen ontbonden ten aanzien van de Maat die uittreedt:

(…)

c. door opzegging door het Bestuur aan de betreffende Maat tegen het einde van de maand met een opzeggingstermijn van drie (3) maanden op grond van omstandigheden die meebrengen dat voortzetting van de Maatschap ten aanzien van die Maat in redelijkheid niet van de Maatschap kan worden gevergd;

(…)

k. door opzegging door het Bestuur aan de betreffende Maat tegen het einde van maand met een opzeggingstermijn van drie (3) maanden ingeval op basis van het vigerende Reglement Disfunctioneren is komen vast te staan dat er sprake is van disfunctioneren en op basis van het Reglement Disfunctioneren dat is aangehecht als Bijlage 3.6 is vastgesteld dat eventuele getroffen maatregelen niet tot structurele verbetering hebben geleid;

(…)

3.7.

Het in artikel 20 lid 4 sub k van de maatschapsovereenkomst bedoelde Reglement Disfunctioneren (hierna te noemen: het reglement) voorziet in een procedure rondom het onderzoek naar mogelijk disfunctioneren van een medisch specialist. Op grond van dat reglement dient naar aanleiding van een melding van disfunctioneren (fase 1) eerst een vooronderzoek plaats te vinden om te onderzoeken of de melding ontvankelijk is en in behandeling kan worden genomen (fase 2). Bij ontvankelijkheid van de melding schrijft het reglement voor dat een onderzoek naar het functioneren plaatsvindt (fase 3). In geval van disfunctioneren dient onder bepaalde voorwaarden over te worden gegaan tot een verbetertraject (fase 4).

3.8.

In het reglement staat onder het kopje ‘Algemeen’ onder meer het volgende vermeld:

2. Indien de commissie van vooronderzoek ad hoc en/of de commissie van onderzoek ad hoc aantekeningen maakt van gesprekken met andere betrokkenen en/of derden als bedoeld in sub 3.6 zijn deze aantekeningen uitsluitend ter inzage van de commissie van vooronderzoek ad hoc respectievelijk de commissie van onderzoek ad hoc.

(…)
4. Bij het opstellen van het oordeel als bedoeld in sub 2.5 dan wel het rapport van bevindingen en conclusie(s) als bedoeld in sub 3.7 geeft de commissie van vooronderzoek ad hoc respectievelijk de commissie van onderzoek ad hoc een beschrijving van de door haar gevoerde werkwijze en zorgt zij ervoor dat de bevindingen van de commissie door de betrokken medisch specialist kunnen worden geverifieerd. (…)

3.9.

Omdat de in Zwolle werkzame vaatchirurgen zich tegen een samenwerking met [eiser] verzetten, is de advies- en begeleidingscommissie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (hierna te noemen: AB-commissie) ingeschakeld om hulp te verlenen bij de integratie van de (vaat)chirurgische praktijk na de fusie van het ziekenhuis in Zwolle en dat in Meppel. In het rapport dat deze commissie in januari 2016 heeft opgesteld, is onder meer het volgende te lezen:

Voor een objectief gebrek aan kwaliteit is bij officiële toetsing nooit grond gevonden. De toetsingstrajecten zijn afgesloten met het oordeel dat de vaatchirurgie in Meppel adequaat werd uitgeoefend. Het rapport van de kwaliteitsvisitatie in Meppel door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde zegt ‘dat de kwaliteit van de vaatchirurgie buiten kijf staat’. Ook zijn er geen gedocumenteerde calamiteiten, klachten of andere procedures ten aanzien van de vaatchirurgie of de vaatchirurg in Meppel bekend.
(…)
Gesteld moet dan ook worden dat objectieve vaktechnische en contactuele argumenten om [eiser] uit te sluiten van de door hem gewenste positie van vaatchirurg in het fusieziekenhuis ontbreken. (…) De historie, alsmede de mening en de houding van een groot deel van de Zwolse vaatgroep leveren echter een bijkans niet te slechte barrière voor volledige (vaat)chirurgische samenwerking op.
(…)
De adviseurs hebben de indruk dat [eiser] (…) geen uitgesproken ambitie heeft om zich te gaan ontwikkelen/bij te scholen tot het niveau noodzakelijk om volledig mee te draaien in de Zwolse vaatdienstgroep. (…)

3.10.

In maart 2018 heeft het bestuur van MSB-I een melding ontvangen dat de vier andere vaatchirurgen van de sectie vaatchirurgie van mening waren dat [eiser] over onvoldoende expertise beschikt om de arteriële vaatchirurgie naar behoren te kunnen uitvoeren. In een gesprek dat naar aanleiding van die melding met [eiser] is gevoerd, is afgesproken dat hij per direct geen arteriële vaatchirurgie meer zou uitvoeren.

3.11.

Hierna is een vooronderzoek en vervolgens een onderzoek naar het functioneren van [eiser] als bedoeld in het reglement gestart. In het rapport van de commissie van onderzoek ad hoc van juli 2018 dat naar aanleiding van laatstbedoeld onderzoek is opgesteld, staat de volgende samenvatting vermeld:

Samenvattend is er een breed gedragen beeld van een communicatief vaardige chirurg die op het gebied van de vaatchirurgie – in het bijzonder medisch handelen en professionaliteit – onder de door de beroepsgroep vastgestelde norm functioneert. Als gevolg van de fusie tussen Meppel en Zwolle en de daarbij behorende nieuwe samenwerking met collegae en personeel, zijn de tekortkomingen meer voor het voetlicht gekomen. In zijn nieuwe werkomgeving is hij niet in staat geweest zijn vaatchirurgische kennis en vaardigheden (verder) te ontwikkelen en uit te breiden. De Commissie is van oordeel dat de tekortkomingen bij [eiser] van structurele aard zijn en kunnen leiden tot onverantwoorde zorg. Cruciaal in deze is dat [eiser] geen/weinig zelfreflectie vertoont, hetgeen verandering in zijn handelen in de weg staat.

Dit leidt ertoe dat de Commissie tot de volgende bevindingen/conclusies komt:

- [eiser] is niet competent om het domein van de arteriële vaatchirurgie uit te voeren.

- [eiser] is niet competent om de vaatchirurgie in ruimere zin uit te voeren.

3.12.

Na onder meer het vragen van een aanvullend advies aan de commissie van onderzoek ad hoc en de beoordeling van (aanvullende) casuïstiek door een externe chirurg heeft het bestuur van MSB-I op 22 oktober 2018 besloten de vaatchirurgische privileges van [eiser] in te trekken.

3.13.

[eiser] heeft zich op 24 oktober 2018 ziek gemeld.

3.14.

Tussen [eiser] en het bestuur van MSB-I heeft vervolgens mediation plaatsgehad, die heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst van 6 juni 2019. Op grond van die overeenkomst is [eiser] vanaf juni 2019 voor anderhalf jaar (voor in beginsel vier dagdelen per week) gedetacheerd geweest in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven.

3.15.

Op enig moment heeft een onderzoek plaatsgehad naar het functioneren van de sectie vaatchirurgie. In het rapport dat naar aanleiding van dit door [naam 1] uitgevoerde onderzoek is opgesteld uit november 2018 staat als eerste advies vermeld:

Zorg primair voor een oplossing voor JvW: zonder die oplossing zullen alle verdere pogingen om deze groep met elkaar te laten samenwerken te stranden. Participatie van JvW als volwaardig lid van de Sectie Vaatchirurgie lijkt niet mogelijk en er zal een andere invulling voor hem gezocht moeten worden.

3.16.

Vanaf 1 september 2019 is [eiser] bij Isala gestart met zijn re-integratie. Hij werd daarbij begeleid door collega-chirurg [naam 2] (hierna te noemen [naam 2]).
Per 1 november 2019 was [eiser] weer volledig arbeidsgeschikt. Hij werkte op dat moment nog gedurende twee dagen per week in het ziekenhuis in Eindhoven. In Isala verrichtte hij de gebruikelijke werkzaamheden van een algemeen chirurg.

3.17.

In de periode van 1 november 2019 tot en met 27 januari 2020 heeft [eiser] veertien operaties verricht.

3.18.

Op 13 januari 2020 is de voorzitter van de vakgroep chirurgie mevrouw

[naam 3] (hierna te noemen: [naam 3]) onverwacht en onaangekondigd bij [eiser] in de operatiekamer verschenen op het moment dat hij aanstalten maakte om te beginnen met een liesbreukoperatie.

3.19.

Tijdens een liesbreukoperatie op 27 januari 2020 hebben het assisterende personeel en de betrokken anesthesioloog [eiser] herhaaldelijk de suggestie gedaan om hulp te vragen van een collega-chirurg. [eiser] heeft dat niet gedaan.

3.20.

Op 3 februari 2020 heeft een tweemaandelijks overleg plaatsgehad tussen [eiser] en het bestuur van de vakgroep in het kader van de re-integratie van [eiser]. [naam 3] heeft naar aanleiding van dit gesprek contact gezocht met de voorzitter van MSB-I de heer [naam 4] (hierna te noemen: [naam 4]) met de vraag of het starten van een ‘soft signal traject disfunctioneren’ op zijn plaats was. [naam 4] heeft die vraag bevestigend beantwoord.

3.21.

Op 5 februari 2020 heeft [naam 3] per e-mail aan de vakgroep chirurgie en [naam 4] kenbaar gemaakt dat het vertrouwen tussen het bestuur van de vakgroep en [eiser] door het gesprek van 3 februari 2020 teniet is gedaan.

3.22.

[eiser] heeft zich op 7 februari 2020 ziek gemeld en heeft na deze datum niet meer in Isala gewerkt.

3.23.

Vanaf 9 maart 2020 heeft wederom mediation plaatsgehad tussen [eiser] en het bestuur van MSB-I. Deze mediation heeft tot niets geleid en is op 18 mei 2020 beëindigd.

3.24.

In een e-mail van [naam 3] aan de vakgroep chirurgie van 21 mei 2020 staat onder meer het volgende vermeld:

(…) De mediation is beëindigd en daarmee staan we weer terug op het punt waar we 5 februari geeindigd zijn met het versturen van een brief aan [eiser] dat het vertrouwen over en weer dermate laag was dat wij het MSB bestuur om hulp geroepen hebben.
In de periode van mediation is door [naam 4] al aan ons gevraagd om zoveel mogelijk correspondentie met [eiser] over patienten casus en communicatie over en weer naar hem toe te sturen. (…) Voortkomend hieruit is door [naam 4] aan de advocaat van het MSB de vraag gesteld of deze documentatie voldoende gewicht heeft om de functioneringsvraag te kunnen stellen. Volgens de advocaat geeft dit voldoende basis om dit inderdaad te doen.
De volgende stap zal zijn dat wij als vakgroep tijdens de komende ALV dit onderwerp bespreken en als vakgroep een besluit nemen of wij voldoende aanwijzingen hebben om te twijfelen aan het functioneren van [eiser].

3.25.

Op 8 juli 2020 heeft het bestuur van de vakgroep chirurgie bij het bestuur van MSB-I een melding als bedoeld in het reglement gedaan over het functioneren van [eiser].

3.26.

Die melding heeft geleid tot een vooronderzoek en een onderzoek als bedoeld in het reglement. In het kader van dit laatste onderzoek is onder meer de volgende vraag aan de commissie van onderzoek ad hoc voorgelegd:


Is er sprake van structurele problemen op het gebied van het medisch inhoudelijk handelen, waaronder maar niet uitsluitend het beschikken over adequate kennis en vaardigheden naar de stand van het vakgebied, bij de heer [eiser] en zo ja, waar bestaan deze uit? Het reeds onderzochte vaatchirurgisch handelen 2016-2018 is uitdrukkelijk uitgesloten van deze onderzoeksvraag.

3.27.

De commissie van onderzoek ad hoc heeft op 30 maart 2021 een rapport uitgebracht waarin onder meer het volgende vermeld staat:

Vraag 1

72. Aan de hand van de CanMeds oordeelt de Commissie met betrekking tot het functioneren van

de Medisch Specialist:

a. a) Met betrekking tot de algemene chirurgie ontbreekt het de Medisch Specialist aan essentiële kennis en kunde. Dit blijkt onder meer uit het feit dat hij zijn indicaties niet altijd juist stelt en zijn dossiervoering onvoldoende is. Bovendien bleek uit diverse dossiers dat de Medisch Specialist geen adequaat en noodzakelijk lichamelijk onderzoek had uitgevoerd. Ook heeft de Commissie geconstateerd dat de chirurgisch-technische vaardigheden van de Medisch Specialist op het specifieke, reeds sterk beperkte palet, onvoldoende zijn. Chirurgie is een inhoudelijk, praktisch vak dat om kwalitatief goede operatieve vaardigheden vraagt. Van de Medisch Specialist die dit

vak reeds jaren beoefent mag verwacht worden dat hij beschikt over vaardigheden en een attitude die passen bij die jarenlange ervaring. De Medisch Specialist dient zich te blijven ontwikkelen en te blijven oefenen. Bovendien dient de kennis conform de “state of the art” te zijn. Het is dit aspect waar het de Medisch Specialist aan ontbreekt. Zo is het de Commissie gebleken dat de Medisch Specialist niet op de hoogte was van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de endoscopische liesbreukchirurgie, hetgeen in 2019/2020 basale kennis was voor het indiceren en behandelen van liesbreuk patiënten. Een patiënt moet er van op aan kunnen dat een chirurg aan wie hij of zij zich toevertrouwt, bekwaam is in alle facetten van het chirurgisch handelen voor de

betreffende ingreep. In het geval van de Medisch Specialist is hiervan geen sprake. De

Commissie concludeert dan ook dat de Medisch Specialist bij het beroepsmatig handelen niet is gebleven binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

b) De Commissie beoordeelt het professioneel communiceren en samenwerken van de Medisch Specialist als onvoldoende. De Medisch Specialist is niet in staat adequaat leiding geven aan een operatie team. Veel Operatieassistenten voelen zich niet op hun gemak als zijn hem moeten assisteren omdat zij onzeker zijn over zijn bekwaamheden. Daar komt bij dat de Medisch Specialist niet goed in staat is gebleken hulp te vragen indien dit noodzakelijk is. De samenwerking van de Medisch Specialist met de assistenten op de POK werd in de jaren voorafgaand aan de professionalisering van de POK gewaardeerd. Na zijn re-integratie in 2019 en met deze professionalisering van de POK ontstond een minder gunstig beeld.

c) De Commissie heeft geconstateerd dat nagenoeg iedere gesprekspartner hetzij spontaan hetzij desgevraagd vermeldde dat bij herhaling was gebleken dat de Medisch Specialist geen zelfreflectie vertoont. (…)

d) Gelet op bovenstaande bevindingen, met het in gebreke blijven op verschillende onderdelen van de Canmeds competenties, acht de Commissie de kans op een onveilige situatie reëel aanwezig indien de Medisch Specialist zijn werkzaamheden weer zou gaan uitvoeren. Er bestaat in de ogen van de Commissie een risico dat patiënten worden geschaad. Het feit dat er zich volgens de Medisch Specialist tot op heden bij hem geen calamiteiten hebben voorgedaan (en naar zeggen van de Medisch Specialist bij andere chirurgen wel), maakt dit risico niet kleiner. Het feit dat de gesprekspartners hebben aangegeven dat de Medisch Specialist een aimabele arts is,

maakt dit risico evenmin kleiner. Los van deze conclusie constateert de Commissie dat er inmiddels een onwerkbare situatie is ontstaan binnen de vakgroep en op de operatiekamer.

Vraag 2

(…)

78. De Commissie heeft op basis van de gesprekken en het Visitatierapport geconstateerd dat er

binnen de Vakgroep in het verleden de nodige onrust is geweest hetgeen naar zeggen van de

Medisch Specialist heeft geresulteerd in mediations binnen de sectie vaatchirurgie. Bovendien

heeft de fusie tussen de ziekenhuizen in Meppel en Zwolle voor onrust gezorgd binnen de

Vakgroep chirurgie. De Commissie heeft echter onvoldoende bewijzen dat het systeem en/of

de cultuur van de Vakgroep een belemmering is (geweest) voor een goede onderlinge

samenwerking op basis van collegialiteit en vertrouwen.

Vraag 3

79. Met betrekking tot de consequenties van de bevindingen en de conclusies van de Commissie

adviseert de Commissie het MSB-l om de Medisch Specialist in elk geval resterende kern- en

specifieke privileges aangaande verrichtingen op de klinische operatiekamer te ontnemen. De

Medisch Specialist is onvoldoende in staat het hem in de tijd steeds meer ingeperkte palet van

resterende operatieve ingrepen te beheersen. Los van het uitvoeren van bijvoorbeeld

liesbreukchirurgie blijkt de theoretische kennis en indicatiestelling niet adequaat. Daarnaast is

de Medisch Specialist niet in staat tot de adequate dossiervoering die van een Medisch

Specialist verwacht mag worden. Met name de breed gedragen kritiek van het vrijwel voltallige

OK personeel te Meppel, dat niet meer wenst samen te werken met de Medisch Specialist is

een belangrijke factor bij het advies de Medisch Specialist de resterende privileges te

ontnemen. Opgemerkt wordt dat indien de Operatieassistenten niet meer met een Medisch

Specialist wensen samen te werken alleen al om die reden het functioneren in teamverband op

de OK feitelijk onmogelijk is geworden.

80. Daarnaast blijkt de Medisch Specialist onvoldoende in staat tot zelfreflectie, waardoor hij niet in staat is om te zien op welke punten hij tekortschiet. De Medisch Specialist voldoet onvoldoende aan een deel van de CanMeds criteria en heeft getoond dat hij na zijn

re-integratie geen of onvoldoende actie heeft ondernomen om dit te verbeteren. De Commissie

meent dat de Medisch Specialist niet meer bereid of in staat is om zelf de problemen op te

lossen.

(…)

Conclusie
82. Er is sprake van een structurele situatie van tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening, waardoor in de ogen van de Commissie een risico bestaat dat patiënten worden geschaad. De Commissie concludeert op basis van alle verkregen informatie en na de Medisch Specialist uitvoerig over haar bevindingen te hebben gehoord, dat sprake is van medisch disfunctioneren van de Medisch Specialist.

3.28.

Per brief van 26 mei 2021 heeft het bestuur van MSB-I het lidmaatschap van [eiser] van de maatschap opgezegd tegen 1 september 2021 (hierna te noemen: het besluit). In die brief staat de volgende conclusie vermeld:


Het gebrek aan zelfreflectie, inzicht in en erkenning van in het eigen aandeel in de problematiek acht het bestuur MSB-I ernstig. Dit gebrek, in combinatie met de geconstateerde medisch-technische tekortkomingen, brengen het bestuur MSB-I tot de conclusie dat er door de Commissie terecht en op goede gronden is geconcludeerd tot disfunctioneren, zonder dat sprake is van enige structurele verbetering. Dit vormt een zelfstandige grond voor opzegging van de maatschapsovereenkomst (artikel 20, lid 4 onder k Maatschapsovereenkomst).

Daarnaast stelt het bestuur MSB-I zich op het standpunt dat voortzetting van het maatschapsverband met u van het MSB-I in redelijkheid niet gevergd kan worden (artikel 20, lid 4 onder c Maatschapscontract).
Ook indien de conclusie disfunctioneren niet getrokken zou kunnen worden, is de conclusie dat het vertrouwen in een verdere samenwerking met u ontbreekt. (…) Er is de afgelopen jaren veel tijd, geld en energie gespendeerd, zonder dat dit iets heeft opgeleverd. Uw inzet en winstdeling binnen het MSB-I staan inmiddels al jaren niet meer tot elkaar in redelijke verhouding. Redelijkerwijs kan van het MSB-I niet gevraagd worden deze situatie nog langer te continueren. (…)

3.29.

Op verzoek van [eiser] heeft in juni en september 2022 bij deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor plaatsgehad.

4 Het geschil

4.1.

[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht te verklaren dat MSB-I jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd, onder meer maar niet alleen door het besluit, en dat MSB-I gehouden is om de dientengevolge door [eiser] geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat. Ook vordert [eiser] MSB-I te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, en te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2.

[eiser] legt aan deze vorderingen kort samengevat het navolgende ten grondslag. MSB-I heeft ten onrechte de maatschapsovereenkomst opgezegd. Er is nog nooit een tuchtklacht tegen [eiser] ingediend of een calamiteitenmelding gedaan waarbij [eiser] betrokken was. Ook is [eiser] nog nooit aansprakelijk gesteld voor een beroepsfout. Na de fusie van de ziekenhuizen in Meppel en Zwolle zijn er problemen ontstaan en wilde het bestuur van MSB-I [eiser] weg hebben. Zij heeft vervolgens naar een stok gezocht om mee te slaan en vond deze in de operatie van 27 januari 2020. Die operatie had beter gekund, maar is een eigen leven gaan leiden. Nadat het niet gelukt was om te komen tot een vertrekregeling, is er een melding over [eiser] gedaan en is actief gezocht om zijn functioneren in een kwaad daglicht te stellen. De daaropvolgende onderzoeken zijn zowel inhoudelijk als procedureel onzorgvuldig geweest en voor wat betreft het tweede onderzoek ook bevooroordeeld. Het besluit is zodoende onzorgvuldig tot stand gekomen en levert dan ook een toerekenbare tekortkoming althans een onrechtmatige daad op van MSB-I. [eiser] berust in de opzegging van de maatschapsovereenkomst, maar heeft door het besluit grote schade geleden, nu hij niet langer zijn praktijk als medisch specialist in Isala kan uitvoeren en het gelet op zijn leeftijd van 55 jaar te verwachten is dat hij ook elders niet meer aan de slag zal komen. Isala dient die schade te vergoeden.

4.3.

MSB-I concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Zij voert kort samengevat het volgende verweer. De professionele performance van [eiser] was zowel op het terrein van de vaatchirurgie als op het terrein van de algemene chirurgie onder de maat en de kritiek van [eiser] op de onderzoeken naar zijn functioneren is onvoldoende gefundeerd. [eiser] voldoet niet aan de eisen die naar maatstaven van de medische professie aan een redelijk bekwaam (vaat)chirurg worden gesteld. Hij ontkent dit grotendeels en heeft geen redenen gezien om zijn functioneren op het vereiste niveau te brengen. Een gebrek aan zelfinzicht en zelfreflectie lijkt daaraan debet te zijn. De vele discussies die met [eiser] zijn gevoerd gingen meestal over zaken die in zijn ogen niet goed gaan of over wat anderen fout doen, maar niet over zijn tekortkomingen. Het incident op de OK van 27 januari 2020 was de spreekwoordelijke druppel die de emmer heeft doen overlopen en het overgrote deel van de OK-assistenten heeft verklaard niet meer met [eiser] op de operatiekamer te willen staan en dat “hem het mes uit handen genomen moet worden”. Het vertrouwen in het professioneel functioneren van [eiser] is ook bij MSB-I komen te ontvallen en de bevindingen over dat functioneren zijn zodanig dat MSB-I het niet verantwoord acht patiënten aan zijn zorg toe te vertrouwen.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1.

In deze zaak ligt de vraag voor of MSB-I met het besluit – en de daaraan voorafgaande onderzoeken – toerekenbaar tekort is geschoten althans onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en dus schadeplichtig is.

Onrechtmatige daad

5.2.

De rechtbank ziet aanleiding eerst te beoordelen of sprake is geweest van onrechtmatig handelen van MSB-I. [eiser] meent dat het besluit onrechtmatig is, omdat het onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens [eiser] is het besluit namelijk grotendeels gebaseerd op het rapport van de commissie van onderzoek ad hoc (hierna te noemen: de commissie) van 30 maart 2021 en is het door die commissie verrichte onderzoek onzorgvuldig geweest. [eiser] voert ter onderbouwing van dit standpunt verschillende argumenten aan, die MSB-gemotiveerd heeft betwist en hierna zullen worden besproken.

Inleidende opmerking over grondslag besluit

5.3.

De rechtbank stelt echter op voorhand vast dat de stelling van [eiser] dat het besluit grotendeels is gebaseerd op het rapport van de commissie van 30 maart 2021 (hierna te noemen: het rapport) onjuist is. Uit het besluit, dat uitvoerig is gemotiveerd en 22 pagina’s beslaat, volgt dat het bestuur van MSB-I niet vooral het rapport in kwestie maar ook andere factoren ten grondslag heeft gelegd aan haar beslissing om het lidmaatschap van [eiser] van de maatschap op te zeggen. Het bestuur heeft in het besluit namelijk de gehele voorgeschiedenis vanaf de toetreding van [eiser] tot de maatschap in 2015 geschetst, waarbij zij ook heeft gewezen op het in 2010 door [eiser] in Meppel doorlopen verbetertraject, en heeft die voorgeschiedenis, waaronder het rapport van de AB-commissie, het in 2018 uitgevoerde onderzoek naar het functioneren van [eiser] en de beperkte inzetbaarheid van [eiser] in de loop der jaren meegewogen bij haar beslissing. In het besluit is hierover onder meer het volgende te lezen:

Feiten en omstandigheden

(…)
Het bestuur moet concluderen dat u niet voldoet aan de eisen die aan een maat/lid van het MSB-I gesteld worden. Tot die eisen behoren volledige inzetbaarheid op het desbetreffende (sub)specialisme waarbij sprake is van voldoende functioneren op de algemene voor de medisch specialist toepasselijke competentiegebieden. Daarvan is geen sprake. Dat blijkt uit het onderzoek van de Commissie van onderzoek ad hoc van 30 maart 2021 (…)

Het is evenwel niet uitsluitend de uitkomst van dit onderzoek dat het bestuur MSB tot zijn besluit heeft gebracht. Er is over de jaren heen sprake van een consistent patroon: functioneringsproblemen worden door u niet erkend en verbeterd, maar (procedureel) betwist, waarbij externe factoren een grote betekenis wordt toegekend en zelfreflectie en zelfinzicht grotendeels ontbreken.

(…)

Overwegingen bestuur MSB-I

(…)

Het bestuur MSB-I stelt vast dat er in de afgelopen twaalf jaar driemaal onderzoek is gedaan naar uw functioneren. Dat is op zichzelf al zeer opmerkelijk. (…)

Aan het onderzoek van de AB Commissie in 2016 kunnen geen harde conclusies verbonden worden, maar wel staat vast dat de commissie u adviseerde niet het volledige vaatchirurgische palet toe te delen (…). Uit dat advies kan niet anders worden begrepen dat de AB Commissie van oordeel was dat u medisch-inhoudelijk niet op gelijk niveau functioneerde als de andere vaatchirurgen. Het advies van de AB Commissie zich te richten op andere activiteiten dan het (vaat)chirurgisch werk heeft u, voor zover het bestuur MSB-I bekend is, niet opgevolgd.

Het derde onderzoek in 2018 leidt tot ernstige conclusies over uw vaatchirurgisch functioneren en het intrekken van uw vaatchirurgische privileges.

(…)

Ook de medisch-inhoudelijke tekortkomingen zijn ernstig. Zoals de Commissie terecht constateert, is uw werkterrein vanaf 2008 steeds beperkter geworden, totdat u vanaf oktober 2019 alleen nog maar de eenvoudige chirurgische ingrepen zou doen. De aard van de werkzaamheden die u vanaf de re-integratie zou uitvoeren, lagen aanmerkelijk onder het niveau van de deskundigheid die van een chirurg met uw ervaringsjaren in een topklinisch ziekenhuis zoals Isala verondersteld mag worden. (…)

[eiser] meent kennelijk dat MSB-I vanwege de in juni 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst het in 2018 uitgevoerde onderzoek naar zijn vaatchirurgisch functioneren niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen, maar de rechtbank ziet daartoe in die vaststellingsovereenkomst geen enkel aanknopingspunt. Zij gaat dus aan deze stelling van [eiser] voorbij.

Het OK-personeel

5.4.

Het meest prangende verweer van [eiser] tegen het rapport van de commissie is dat het rapport grotendeels is gebaseerd op de visie van het OK-personeel, terwijl dat personeel gezamenlijk en in aanwezigheid van hun leidinggevende is gehoord. [eiser] meent dat de commissie dit gezamenlijk horen in aanwezigheid van de leidinggevende niet had moeten toestaan, omdat evident is dat de aanwezigheid van leidinggevenden en directe collega’s de ruimte om vrijelijk te spreken verkleint en meent dan ook dat de commissie met deze werkwijze zeer onzorgvuldig heeft gehandeld.

Voor wat betreft de leidinggevende [naam 5] acht [eiser] het bovendien onzorgvuldig dat de commissie haar gevraagd heeft om een deel van het onderzoek uit te voeren door bij de OK-medewerkers na te gaan of zij nog bereid waren met [eiser] samen te werken en wijst hij erop dat het volstrekt onduidelijk is hoe dit onderzoek is uitgevoerd en hoe de commissie de resultaten daarvan heeft getoetst.

5.5.

De rechtbank stelt voorop dat de stelling van [eiser] dat het rapport grotendeels is gebaseerd op de visie van OK-personeel niet juist is. Uit dat rapport volgt namelijk dat de commissie acht heeft geslagen op de gehele voorgeschiedenis van [eiser] vanaf 2007 en dat zij haar oordeel tevens heeft gebaseerd op de door de vakgroep aangedragen casuïstiek en op gesprekken met [eiser] zelf. In het rapport staat ook letterlijk vermeld dat de commissie niet alleen veel waarde heeft gehecht aan de gesprekken met de operatieassistenten maar ook “aan de bevindingen uit de medische dossiers betreffende de periode 2019-2020”.

Horen van het OK-personeel

5.6.

Voor wat betreft het horen van het OK-personeel in groepen stelt de rechtbank vast dat het reglement niet voorschrijft dat de te voeren gesprekken op individuele basis dienen plaats te vinden. Dit neemt niet weg dat het voeren van die gesprekken in groepsverband en in aanwezigheid van een leidinggevende niet de zuiverste werkwijze is, omdat het risico bestaat dat de betrokkenen elkaar naar de mond praten of onvoldoende vrijheid voelen om te zeggen wat ze willen. Een dergelijke werkwijze zou onder omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de afgelegde verklaringen niet bruikbaar zijn. De rechtbank ziet in het onderhavige geval echter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de operatieassistenten in het gesprek van 3 februari 2021 met de commissie niet vrijuit hebben kunnen spreken en/of dat sprake is geweest van dwang of instructies vanuit hun leidinggevende. Integendeel, uit de processen-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor van 9 en 14 juni 2022 volgt juist dat de betreffende medewerkers de vrijheid hadden om al dan niet te antwoorden op vragen van de commissie en dat er geen instructies vanuit de leidinggevende zijn gegeven. Zo hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat op vragen van de commissie iedereen die dat wilde een antwoord kon geven. Getuige [getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat van een inhoudelijke voorbespreking met de leidinggevende van het gesprek van 3 februari 2021 geen sprake is geweest. In het rapport staat over de gesprekken met het OK-personeel bovendien vermeld:


Het was de wens van de Operatieassistenten zelf om met de Commissie te spreken in aanwezigheid van de Operationeel Leidinggevende van de OK en Anesthesie/Pijncentrum (hierna:OL-er) en elkaar. De commissie heeft geconstateerd dat de Operatieassistenten het erg moeilijk vonden om zich negatief uit te laten over de Medisch Specialist. Dit werd door de Operatieassistenten gevoeld als verraad aan de Medisch Specialist die zij als mens waarderen. Desalniettemin hebben de Operatieassistenten naar het oordeel van de Commissie integer, vrijuit en oprecht met de Commissie gesproken. De Operatieassistenten voelden het als een opluchting dat zij “eindelijk gehoord ” werden.

44. Deze zes Operatieassistenten waren zonder uitzondering van mening dat de capaciteiten van de Medisch Specialist als chirurg in vergelijking tot de andere chirurgen tekortschieten. (…) Ook ten overstaan van deze Commissie werd – bij herhaling – de wens uitgesproken dat de Medisch Specialist “het mes uit handen wordt genomen”.

De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan te nemen dat de leidinggevende [naam 5] zichzelf heeft opgedrongen, zoals [eiser] ten aanzien van het onderzoek door de commissie van vooronderzoek ad hoc lijkt te suggereren. Hoewel meerdere medewerkers bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor hebben verklaard niet zelf om de aanwezigheid van [naam 5] te hebben gevraagd, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de processen-verbaal van dat getuigenverhoor genoegzaam dat de aanwezigheid van [naam 5] wel degelijk was ingegeven door de wens van de

OK-assistenten. [naam 5] heeft dit immers onder ede verklaard en getuige [getuige 1] heeft daarover onder meer verklaard:


Het zal zo geweest zijn, dat we onder mekaar besproken hebben dat het prettig zou zijn dat de leidinggevende er bij zou zitten en dat we ook tegelijkertijd gehoord zouden worden, maar ik weet niet wie het verzoek gedaan heeft. Iemand zal namens die groep dat verzoek gedaan hebben, is mijn conclusie.

5.7.

De rechtbank ziet dus in het feit dat de OK-assistenten in een groep en in aanwezigheid van hun leidinggevende zijn gehoord geen aanleiding om te oordelen dat het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Het door [eiser] aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 22 juli 2014 kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. In die zaak was namelijk niet slechts sprake van het horen van personen in groepen, maar was het de medisch specialist in kwestie – anders dan in het onderhavige geval – ook niet bekend met welke personen en in welke samenstelling de onderzoekscommissie had gesproken en hoe de keuze voor de te horen personen tot stand was gekomen.

Onderzoek door [naam 5]?

5.8.

Wat betreft het door [eiser] gestelde ‘onderzoek’ dat door [naam 5] heeft plaatsgehad, geldt dat in het rapport daarover onder meer vermeld staat:

Van de overige 17 senior-Operatieassistenten uit Meppel hebben 12 assistenten telefonisch aan de OL-er bevestigd niet meer met de Medisch Specialist aan de operatietafel te willen staan. De overige vijf Operatieassistenten hadden daarmee geen moeite. De OL-er heeft een Excellijst opgesteld waarin de visie van deze 17 Operatieassistenten is vastgelegd. De Commissie merkt op dat de OL-er hun visie rechtstreeks van de betrokken Operatieassistenten heeft gehoord en in een Excelbestand heeft gezet. De Medisch Specialist heeft kritische vragen gesteld over de totstandkoming van deze Excellijst. Ter meerdere zekerheid heeft de Commissie op 9 maart 2021 nog eens met acht van deze 17 Operatieassistenten gesproken om de juistheid van de inhoud van het Excelbestand te toetsen. Zeven van deze acht Operatieassistenten hebben ook ten overstaan van de Commissie bevestigd niet meer met de Medisch Specialist aan de operatietafel te willen staan.

Voor zover al kan worden volgehouden dat de commissie het betreffende ‘onderzoek’ heeft uitbesteed en daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat die onzorgvuldigheid met de later door de commissie uitgevoerde toets is weggenomen.

Verschil vooronderzoek en onderzoek

5.9.

[eiser] heeft er nog op gewezen dat uit de processen-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor volgt dat voor het ondervraagde OK-personeel het verschil tussen het vooronderzoek en het daadwerkelijke onderzoek niet duidelijk is geweest en dat in de gesprekken met de betreffende medewerkers geen duidelijke afbakening heeft plaatsgehad voor wat betreft de periode en de operaties die aan de orde waren, maar de rechtbank gaat aan deze stellingen voorbij. Voor zover al kan worden aangenomen dat de commissie op dit punt een verwijt kan worden gemaakt, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, namelijk niet in te zien dat [eiser] hierdoor is benadeeld. [eiser] gaat er ook ten onrechte van uit dat het onderzoek slechts betrekking had op de periode van 1 oktober 2019 tot 7 februari 2020, althans op de laatste vijf jaar vóór de datum van de onderzoeksopdracht. In de onderzoeksopdracht staat immers duidelijk vermeld dat (alleen) het vaatchirurgisch handelen in de periode 2016-2018 buiten het onderzoek valt en dus niet het algemene chirurgische handelen in die periode en evenmin het handelen van [eiser] buiten die periode.

Samenstelling commissie van onderzoek

5.10.

[eiser] voert ter onderbouwing van zijn standpunt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest tevens aan dat de commissie onmogelijk neutraal aan het onderzoek kan zijn begonnen, nu de samenstelling van die commissie grotendeels gelijk was aan de samenstelling van de commissie van vooronderzoek en die laatste commissie al een oordeel had geveld over zijn functioneren.

5.11.

De rechtbank gaat niet in dit betoog mee. [eiser] gaat er namelijk ten onrechte van uit dat de commissie van vooronderzoek een oordeel heeft gegeven over zijn functioneren. Dit was echter niet de taak van de commissie van vooronderzoek, zoals die commissie in haar rapport van 9 november 2020 ook uitdrukkelijk heeft opgemerkt. De commissie van vooronderzoek diende uitsluitend te onderzoeken of de melding van 8 juli 2020 over het disfunctioneren van [eiser] ontvankelijk was en in dat kader diende zij te beoordelen of sprake was van serieuze aanwijzingen voor disfunctioneren. Uit het rapport van de commissie van vooronderzoek van 9 november 2020 volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de commissie van vooronderzoek zich aan die taak heeft gehouden. Na het afronden van het vooronderzoek is de commissie van vooronderzoek op verzoek van [eiser] aangevuld met twee externe chirurgen en de rechtbank ziet zonder nadere toelichting van de zijde [eiser] op dit punt, die ontbreekt, geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de aldus gevormde commissie van onderzoek haar onderzoek niet op onbevooroordeelde, onpartijdige en onafhankelijk wijze heeft uitgevoerd.

Concrete casus

5.12.

[eiser] valt er ook over dat in het rapport van de commissie geen enkele concrete casus wordt genoemd waarin hij onzorgvuldig zou hebben gehandeld, afgezien van de operatie van 27 januari 2020. Volgens [eiser] heeft de commissie nagelaten feitelijk onderzoek te doen naar bijvoorbeeld de stelling van het OK-personeel dat hij bij zijn operaties meer dan gemiddeld bloedverlies zou veroorzaken. Weliswaar heeft de commissie, zo stelt [eiser], op basis van medische casuïstiek geoordeeld dat er fouten zijn gemaakt, maar deze fouten zijn oncontroleerbaar, nu de commissie niet duidelijk heeft gemaakt wat dan de specifieke tekortkomingen zijn geweest, welke patiënten dit betrof en welke gevolgen dit voor die patiënten heeft gehad, en de commissie heeft die fouten evenmin in perspectief geplaatst. [eiser] acht dit onbegrijpelijk en stelt zich op het standpunt dat hij zich tegen vage constateringen niet kan verweren.

5.13.

De rechtbank volgt [eiser] niet in dit betoog. MSB-I heeft onweersproken gesteld dat [eiser] al ruim voordat het functioneringsonderzoek startte, namelijk in februari 2020, exact aangereikt heeft gekregen in welke dossiers tekortkomingen zijn geconstateerd – welke dossiers naar de rechtbank begrijpt vervolgens ook aan de commissie zijn verstrekt – zodat zijn stelling dat hij niet weet waartegen hij zich moet verweren onhoudbaar is. [eiser] erkent overigens ook dat hij op iedere casus een reactie heeft gegeven. Weliswaar staan de tekortkomingen niet per dossier in het rapport vermeld, maar uit het rapport volgt wel dat en waarom de commissie van oordeel is dat in tien van de betreffende dossiers inderdaad sprake is van fouten en welke dossiers dit dan betreffen. In het rapport is immers onder meer het volgende te lezen:

Uit het onderzoek van de door de Vakgroep aangedragen casuïstiek betreffende statussen van patiënten die de Medisch Specialist gedurende de periode september 2019-februari 2020 heeft behandeld blijkt dat in tien van de dertig gevallen (3-7-9-11-12-17-18-19-23-27) duidelijke fouten zijn gemaakt. In de dossiers ontbrak basale diagnostiek, bleek van onjuiste indicatiestellingen en het al te lichtvaardig op de eigen operatie agenda zetten van een moeilijke operatie waarvoor de kennis en kunde van de Medisch Specialist aantoonbaar ontbreekt. Uit diverse dossiers bleek dat de Medisch Specialist geen adequaat en noodzakelijk lichamelijk onderzoek had uitgevoerd.

(…)

Uit het statusonderzoek blijkt dat de Medische Specialist door onvoldoende verslaglegging en de verkeerde indicatiestelling de patiëntenzorg heeft gehinderd of belemmerd. De inadequate verslaglegging of indicatiestelling door de Medisch Specialist brachten met zich dat zijn collegae genoodzaakt waren hetzij de patiënt nogmaals op te roepen hetzij telefonisch contact met de patiënt op te nemen om deze de juiste zorg te kunnen leveren. (…)

De rechtbank is van oordeel dat de commissie aldus op voldoende zorgvuldige wijze kenbaar heeft gemaakt waaruit de tekortkomingen van [eiser] hebben bestaan.

Ten aanzien van het bloedverlies geldt dat uit het rapport kan worden afgeleid dat de commissie dit voor haar oordeel niet relevant achtte, nu daarin te lezen valt dat het bloedverlies tijdens een operatie niet zoveel zegt over de vaardigheden van de operateur. De stelling dat de commissie op dit punt feitelijk onderzoek had moeten doen gaat dus niet op.

Hoor en wederhoor

5.14.

[eiser] noemt als bezwaar tegen het rapport verder dat dat rapport volledig is gebaseerd op gesprekken die buiten zijn aanwezigheid hebben plaatsgehad en waarvan de inhoud voor hem oncontroleerbaar is, nu daarvan geen verslagen of geluidsopnames zijn gemaakt. [eiser] meent dan ook dat evident sprake is geweest van een ernstig gebrek een hoor en wederhoor.

5.15.

De rechtbank stelt vast dat het reglement de aanwezigheid van de medisch specialist bij de met derden te voeren gesprekken niet voorschrijft en acht het begrijpelijk dat die gesprekken buiten aanwezigheid van [eiser] hebben plaatsgehad. Die aanwezigheid zou immers een (hoge) drempel hebben opgeworpen voor de uitingsvrijheid van de betrokkenen en dus tot terughoudende verklaringen hebben geleid.

Met MSB-I is de rechtbank ook van oordeel dat inzage in gespreksverslagen of het ter beschikking stellen van geluidsopnames van de gevoerde gesprekken de gewenste openheid niet dient. Het reglement schrijft dit ook geenszins voor, nu daarin juist is opgenomen dat tijdens gesprekken gemaakte aantekeningen uitsluitend ter inzage zijn van de commissie. [eiser] meent dat die bepaling in strijd is met de in punt 4 onder het kopje ‘Algemeen’ van het reglement bedoelde verificatiemogelijkheid en dat MSB-I dus een reglement hanteert dat niet voorziet in een zorgvuldige procedure, maar de rechtbank volgt hem niet in dit standpunt. Met het bepaalde in punt 4 onder het kopje ‘Algemeen’ van het reglement wordt naar het oordeel van de rechtbank niet bedoeld dat de medisch specialist de gelegenheid moet krijgen te controleren wat de gesprekspartners van de commissie precies hebben verklaard, maar wel dat voldoende inzichtelijk en verifieerbaar moet zijn op welke onderzoeksbevindingen de commissie haar conclusies baseert. In het onderhavige geval is hieraan naar het oordeel van de rechtbank voldaan, nu de commissie in het rapport duidelijk heeft omschreven wat er uit de gevoerde gesprekken en het onderzoek naar de medische dossiers naar voren is gekomen. Daarbij zijn overigens ook wel degelijk verklaringen van het OK-personeel letterlijk geciteerd. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank ook ruim voldoende de kans gekregen op die uitkomsten te reageren. De commissie heeft namelijk, zo blijkt uit het rapport, naar aanleiding van die uitkomsten drie gesprekken gevoerd met [eiser] en een aanbod gedaan voor een vierde gesprek, welk aanbod [eiser] heeft afgeslagen. [eiser] is vervolgens ook in de gelegenheid gesteld om te reageren op het concept-rapport van de commissie en heeft dit zowel mondeling als schriftelijk gedaan. De conclusie is dan ook dat de stelling van [eiser] dat sprake is geweest van een ernstig gebrek aan hoor en wederhoor niet houdbaar is.

Overige bezwaren

5.16.

[eiser] wijst er ook nog op dat het onzorgvuldig is dat de commissie niet heeft benoemd dat geen sprake is geweest van calamiteiten, schadeclaims of tuchtrechtelijke procedures waarbij/waarin hij betrokken was. Ook betoogt hij dat de commissie zijn collega-chirurg [naam 2] niet (voldoende) in de gelegenheid heeft gesteld zijn visie op het functioneren van [eiser] te geven en dat die visie niet in het rapport van de commissie is terug te vinden. Volgens [eiser] moet er dan ook van worden uitgegaan dat de visie van [naam 2] de commissie niet uitkwam en zij deze niet heeft meegewogen. [eiser] betwist bovendien dat de leden van de commissie voldoende deskundige waren om te beoordelen of hij aan de CanMeds-competenties voldoet en betoogt dat niet te controleren valt op grond waarvan die beoordeling heeft plaatsgehad.

5.17.

De rechtbank ziet in deze argumenten echter geen aanleiding om het onderzoek van de commissie als onzorgvuldig te bestempelen. Dat [eiser] niet betrokken is geweest bij calamiteiten, schadeclaims of in tuchtrechtelijke procedures betekent geenszins dat geen sprake kan zijn van disfunctioneren. MSB-I wijst er in dit kader terecht op dat sprake is van een ‘systeem’ om een arts heen dat ervoor kan zorgen dat tekortkomingen van die arts worden gecompenseerd. Overigens heeft de commissie in randnummer 72 van het rapport wel degelijk de stelling van [eiser] meegewogen dat zich nooit calamiteiten hebben voorgedaan.

Het feit dat de visie van [naam 2] niet in het rapport is terug te vinden, acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat de commissie die visie niet heeft meegewogen. De commissie heeft in totaal 34 personen gehoord en lang niet van al deze personen is een visie opgenomen in het rapport. In het rapport worden ook wel degelijk bevindingen en uitspraken vermeld die in het voordeel van [eiser] spreken, zodat de suggestie van [eiser] dat de commissie alleen de haar welgevallige visies wilde horen en in het rapport heeft opgenomen, niet opgaat.

De stelling dat niet te controleren valt op grond waarvan de beoordeling van de CanMeds-competenties heeft plaatsgehad is gelet op de inhoud van het rapport onjuist, terwijl de expertise om die beoordeling uit te voeren naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam voortvloeit uit het feit dat vier medisch specialisten deel uitmaakten van de commissie.

5.18.

De conclusie uit het voorgaande is dat de rechtbank niet meegaat in de stelling van [eiser] dat het door de commissie verrichte onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat het besluit dus onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Inhoud van het opzeggingsbesluit

5.19.

[eiser] heeft in randnummer 79 tot en met 83 van de dagvaarding ook nog kritiek geleverd op de inhoud van het besluit. Voor zover hij bedoeld heeft deze kritiek ook ten grondslag te leggen aan zijn stelling dat sprake is van onrechtmatig handelen, gaat de rechtbank daar niet in mee. Anders dan [eiser] meent, worden in het besluit namelijk wel degelijk voorbeelden van signalen over het medisch handelen van vóór 27 januari 2020 en van medisch-inhoudelijke tekortkomingen genoemd en wordt in het besluit (op pagina 21) aandacht besteed aan het feit dat [eiser] aan het re-integreren was. Het bestuur van MSB-I heeft gelet op hetgeen onderaan pagina 20 en bovenaan pagina 21 van het besluit is overwogen naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende aandacht besteed aan de stelling van [eiser] dat het incident met [naam 3] tijdens de operatie van 13 januari 2020 een rol heeft gespeeld om geen assistentie te vragen bij de operatie van 27 januari 2020.

5.20.

Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde verklaring voor recht dat MSB-I een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [eiser] niet kan worden toegewezen.

5.21.

Het feit dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna te noemen: de Inspectie) geen aanleiding heeft gezien maatregelen te treffen tegen [eiser] kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. Uit het rapport van de Inspectie blijkt namelijk dat zij veel waarde heeft gehecht aan het feit dat [eiser] inmiddels werkzaam is in een andere, minder complexe setting in de gezondheidszorg. MSB-I heeft bovendien onweersproken gesteld dat de door [eiser] bij de Inspectie aangeleverde informatie op geen enkel onderdeel is geverifieerd, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van die stelling.

Wanprestatie/onregelmatige opzegging

5.22.

[eiser] stelt zich ook op het standpunt dat MSB-I met het besluit toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de maatschapsovereenkomst. Voor zover [eiser] aan dit standpunt ten grondslag heeft gelegd dat het besluit is gebaseerd op een onzorgvuldig onderzoek, gaat dat betoog gelet op al het voorgaande niet op.

5.23.

De rechtbank leest in het betreffende standpunt van [eiser] echter ook een beroep op de onregelmatige opzegging van de maatschapsovereenkomst. [eiser] voert immers tevens aan dat ook indien de conclusies van de commissie gevolgd worden, niet valt in te zien waarom dat meteen zou hebben moeten leiden tot het opzeggen van de maatschapsovereenkomst. Volgens [eiser] is het uitgangspunt van het reglement en de maatschapsovereenkomst namelijk dat de medisch specialist de kans krijgt zichzelf te verbeteren en moet er sowieso eerst een interne verbetercyclus worden gevolgd voordat de functioneringsvraag überhaupt mag worden gesteld. [eiser] heeft niet de kans gekregen om zijn functioneren te verbeteren en dus is niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 20 lid 4 onder k van de maatschapsovereenkomst, aldus [eiser].

5.24.

De rechtbank volgt ook dit standpunt van [eiser] niet. Het reglement schrijft namelijk niet voor dat altijd eerst een interne verbetercyclus moet zijn doorlopen alvorens de functioneringsvraag kan worden gesteld. In het reglement staat voor wat betreft het vooronderzoek (fase 2) onder punt 2.6 vermeld dat de melding niet-ontvankelijk is indien de interne cyclus ter verbetering van het functioneren van de medisch specialist niet is doorlopen, tenzij sprake is van een situatie zoals beschreven in de inleiding. De commissie van vooronderzoek ad hoc heeft geconcludeerd dat deze uitzondering aan de orde is.

5.25.

[eiser] gaat er ook ten onrechte van uit dat de maatschapsovereenkomst alleen wegens disfunctioneren kan worden opgezegd indien een verbetertraject als bedoeld in fase 4 van het reglement is doorlopen. Op grond van artikel 20 lid 4 onder k van de maatschapsovereenkomst kan MSB-I die overeenkomst opzeggen indien op basis van het reglement is komen vast te staan dat sprake is van disfunctioneren en dat eventuele getroffen maatregelen niet tot verbetering hebben geleid. In het reglement staat ten aanzien van fase 3 (de onderzoeksfase) onder punt 3.9 het volgende vermeld:

Indien uit de bevindingen en conclusie(s) van de commissie van onderzoek ad hoc zoals in sub 3.7 bedoeld volgt dat er sprake is van:

 (enig vorm van) disfunctioneren en;

 De betrokken medisch specialist blijk heeft gegeven van voldoende zelfreflectie en;

 Een verbetertraject mogelijk lijkt en;

 De betrokken medisch specialist daaraan wil meewerken, wordt overgegaan tot het verbetertraject als bedoeld onder 4.

Uit deze bepaling blijkt dat één van de voorwaarden voor het starten van een verbetertraject is dat de betrokken medisch specialist blijk heeft gegeven van voldoende zelfreflectie. Gelet op de inhoud van het rapport staat vast dat deze situatie niet aan de orde is, zodat niet voldaan was aan de voorwaarden voor het starten van een verbetertraject. MSB-I was dus wel degelijk gerechtigd de maatschapsovereenkomst met [eiser] op grond van het bepaalde in artikel 20 lid 4 onder k van die overeenkomst op te zeggen.

5.26.

[eiser] betoogt tot slot nog dat geen sprake is van omstandigheden die meebrengen dat voortzetting van de maatschap ten aanzien van hem in redelijkheid niet van MSB-I kan worden gevergd, zoals bedoeld in artikel 20 lid 4 onder c van de maatschapsovereenkomst. Gelet op de inhoud van het rapport en het besluit is dit standpunt naar het oordeel van de rechtbank echter niet houdbaar.

5.27.

De rechtbank gaat dus evenmin mee in de stelling van [eiser] dat sprake is van wanprestatie, althans van een onregelmatige opzegging van de maatschapsovereenkomst.

5.28.

De conclusie uit het voorgaande is dat de vorderingen van [eiser] geheel zullen worden afgewezen.

Proceskosten

5.29.

[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van MSB-I vastgesteld op een bedrag van € 676,00 aan griffierecht en een bedrag van € 2.990,00 aan salaris advocaat (5,00 punten x € 598,00, waarvan 3,00 punten voor de kosten van het verweerschrift, de behandeling van het verzoekschrift en voor het voorlopig getuigenverhoor). Dat is in totaal € 3.666,00.

6 De beslissing

De rechtbank

6.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af;

6.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van MSB-I tot dit vonnis vastgesteld op € 3.666,00;

6.3.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.