RECHTBANK
OVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10530505 \ CV EXPL 23-2085
Vonnis van 14 november 2023
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: D.J.H. Dijkstra (nl.legal LLP)
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
3 De feiten
3.1.
[eiseres] is een bedrijf dat zich bezighoudt met marketing en het ontwikkelen van websites en webshops.
3.2.
[gedaagde] exploiteert met de website ‘[website 1].’ een webshop waarop hij onder andere speelgoed en kleding verkoopt.
3.3.
Een fotograaf in dienst van [eiseres] (hierna: de fotograaf) heeft foto’s gemaakt van speelgoed voor de website ‘[website 2].’ Eén van de foto’s is een foto waarop een kind is te zien dat met het speelgoed speelt (hierna: de foto).
3.4.
Op 22 januari 2022 heeft de fotograaf de auteursrechten van de foto bij akte overgedragen en geleverd aan [eiseres].
3.5.
[gedaagde] heeft de foto enige tijd op zijn website geplaatst.
3.6.
[eiseres] heeft op 6 april 2023 een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin zij stelt dat [gedaagde] door het gebruik van de foto een inbreuk op haar auteursrecht heeft gemaakt en dat [eiseres] daardoor schade heeft geleden. [eiseres] heeft in deze brief een schikkingsvoorstel gedaan aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft de foto van zijn website vervolgens meteen van zijn website verwijderd.
3.7.
Naar aanleiding van de brief van 6 april 2013 van [eiseres] heeft er een e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden.
3.8.
Bij brief van 17 april 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] opnieuw aangeschreven met betrekking tot de auteursrechtinbreuk en heeft zij het schikkingsvoorstel herhaald. Bij brief van 1 mei 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd een bedrag van € 1.102,34 aan schadevergoeding te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.
4 Het geschil
4.1.
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.103,17, bestaande uit een schadevergoeding voor een inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] (€ 360,00), een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht (€ 180,00) en een inbreuk op het persoonlijkheidsrecht (€ 180,00). Verder bestaat het gevorderde bedrag uit gemaakte onderzoekskosten (€ 212,75), buitengerechtelijke incassokosten (€ 143,10) en verschuldigde rente (€ 6,04). [eiseres] vordert daarnaast de wettelijke rente over het bedrag van € 1.103,17 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
4.3.
Als dit voor de beoordeling van belang is, wordt hierna ingegaan op de standpunten waarmee [eiseres] haar vordering, en [gedaagde] zijn verweer, heeft onderbouwd.
5 De beoordeling
Geldt de foto als werk in de zin van de Auteurswet?
5.1.
Foto’s zijn auteursrechtelijk beschermde werken indien zij oorspronkelijk zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat bij het maken van de foto vrije, creatieve keuzes zijn gemaakt, waardoor de foto een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit maakt dat [eiseres] ten aanzien van de foto bescherming toekomt op basis van de Auteurswet.
Geldt [eiseres] als maker van de foto?
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat als onbetwist vast staat dat de foto is gemaakt in opdracht van [eiseres] door een van haar werknemers. Niet in geschil is daarom dat [eiseres] op grond van artikel 7 of 8 van de Auteurswet als maker van de foto’s moet worden aangemerkt. Verder staat vast dat [gedaagde] de foto (zonder toestemming en naamsvermelding) op zijn website heeft geplaatst.
Heeft [gedaagde] door het plaatsen van de foto een inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [eiseres]?
5.3.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of [gedaagde] door het plaatsen van de foto op zijn website inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiseres].
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Doordat vaststaat dat [gedaagde] de foto zonder toestemming en naamsvermelding op zijn website heeft geplaatst, staat ook vast dat [gedaagde] een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiseres]. Daardoor heeft [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. Of [gedaagde] opzettelijk het auteursrecht van [eiseres] heeft geschonden, is niet relevant. Ook het per ongeluk schenden van andermans auteursrecht levert wettelijk gezien een inbreuk op het auteursrecht op. Van een exploitant van een webshop mag bovendien verwacht worden dat hij zich ervan vergewist of de foto(’s) die hij op zijn website wil plaatsen en aldus openbaar wil maken, auteursrechtelijk is/zijn beschermd en wie de maker is van de betreffende foto(’s). Daarnaast is het zo dat de wet geen vereisten stelt voor het ontstaan van een auteursrecht. Het vermelden van een naam bij de foto, of een copyrightlogo, hoeft dan ook niet om bescherming te kunnen krijgen op grond van de Auteurswet. Dat het niet duidelijk was dat [eiseres] de rechthebbende van de foto is, zoals door [gedaagde] is aangevoerd, maakt het oordeel van de kantonrechter daarom niet anders.
5.5.
[gedaagde] is gelet op het voorgaande verplicht de schade die [eiseres] als gevolg van de auteursrechtinbreuk heeft geleden, te vergoeden.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat door [eiseres] voldoende is onderbouwd dat zij door de auteursrechtinbreuk schade heeft geleden. Zo heeft zij gesteld dat zij meerdere fotografen in dienst heeft die voor haar foto’s maken. Overigens is door [gedaagde] niet betwist dat [eiseres] door de inbreuk schade heeft geleden, [gedaagde] heeft in dit kader alleen aangevoerd dat hij de gevorderde schadevergoeding te hoog vindt.
5.7.
Nu de schade niet exact is vast te stellen, zal deze begroot moeten worden op een manier die zo goed mogelijk aansluit bij de aard van de geleden schade. Uitgangspunt bij deze begroting is dat de auteursrechthebbende ten minste aanspraak kan maken op een schadevergoeding gelijk aan de licentievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest, als er wel toestemming voor de verveelvoudiging zou zijn gevraagd. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij tarieven hanteert die overeenstemmen met de tarievenlijst van Stichting BeeldAnoniem (voorheen genaamd Stichting FotoAnoniem). Daarbij heeft zij gesteld dat zij die tarieven normaliter ook hanteert, waarbij een gedeelte van een jaar als een heel jaar geldt. [gedaagde] heeft die stelling niet (gemotiveerd) bestreden.
5.8.
Vervolgens is de vraag welk tarief moet worden gehanteerd. [eiseres] heeft aangevoerd dat het tarief voor bedrijven en instellingen moet worden gehanteerd, namelijk een tarief van € 360,00. [gedaagde] heeft in dit kader aangevoerd dat de website waarop hij de foto heeft geplaatst op dat moment nog niet operationeel was. Het ging om een testwebsite, om te kijken of de website geschikt was, waarop iemand met wie hij samenwerkt feedback zou geven. Er kon op dat moment via de website geen bestellingen worden geplaatst, aldus [gedaagde].
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] de foto voor bedrijfsmatige doeleinden heeft gebruikt. Voor dit oordeel is van belang dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat zijn website pas in mei 2023 operationeel was en dat er daarvoor, toen de foto er nog op stond, geen bestellingen via de website gedaan konden worden. Daarmee staat vast dat de foto niet voor commerciële doeleinden is gebruikt. Dat [gedaagde] zijn website later wel bedrijfsmatig is gaan gebruiken doet aan het voorgaande niet af. Dit maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter het tarief voor particulieren moet worden gehanteerd, zijnde een bedrag van € 90,00.
5.10.
Verder wordt geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de persoonlijkheidsrechten van [eiseres] als bedoeld in artikel 25 Aw. Naar geldend recht staat vast dat bij toepasselijkheid van artikel 7 en/of 8 Aw de auteursrechtelijke exploitatierechten van de fysieke maker op de fictieve maker zijn overgegaan. De wetgever heeft in art. 25 lid 1 aanhef bepaald dat de – fysieke – maker van een werk zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen zich kan beroepen op zijn persoonlijkheidsrechten (‘droit moral’). De wetgever heeft echter niet met zoveel woorden bepaald dat, indien artikel 7 en/of 8 Aw van toepassing zijn, het persoonlijkheidsrecht ook aan de fictieve maker toekomt. Dat leidt ertoe dat persoonlijkheidsrechten zich naar het oordeel van de kantonrechter zich niet lenen voor een overdracht. Als fictieve maker is [eiseres] dan ook niet door overdracht gerechtigde geworden. Ook is niet gesteld of bleken dat de werkelijke maker [eiseres] gemachtigd heeft om deze vordering voor haar in te stellen. De kantonrechter ziet daarom geen grond voor de gevorderde opslag en wijst deze af.
5.11.
De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om schadevergoeding toe te kennen wegens de gestelde afbreuk aan het zelfbeschikkingsrecht oftewel het recht om zelf te bepalen waar, hoe en hoe lang de foto wordt gebruikt. Dit omdat aangenomen kan worden dat de waarde van de exclusiviteit van de foto is verdisconteerd in de licentievergoeding.
5.12.
[eiseres] vordert kosten die zij stelt te hebben gemaakt voor onderzoek naar de omvang van de inbreuk en de schade. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen ook gemaakte kosten voor onderzoek naar, dan wel opsporing van, een auteursrechtinbreuk voor vergoeding in aanmerking, voor zover zij in redelijkheid zijn gemaakt. Het moet dan wel gaan om kosten die specifiek op deze betreffende inbreuk zien, en niet om algemene onderzoeks-/opsporingskosten.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de onderzoekskosten die zij stelt te hebben gemaakt specifiek op de auteursrechtinbreuk van [gedaagde] zien. [eiseres] heeft namelijk enkel met algemene technische termen een dergelijk onderzoek beschreven, maar heeft daarbij nagelaten duidelijk te stellen in hoeverre de gemaakte kosten daadwerkelijk zien op onderzoek naar de inbreuk van [gedaagde]. Gelet daarop wijst de kantonrechter dit deel van de vordering af.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
5.14.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Een dergelijke vergoeding is slechts toewijsbaar, als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt tot verkrijging van betaling buiten een gerechtelijke procedure en de omvang daarvan ook redelijk is. [eiseres] heeft weliswaar voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, maar voor afzonderlijke vergoeding van die buitengerechtelijke werkzaamheden is slechts ten aanzien van enkele door [eiseres] naar [gedaagde] gestuurde e-mails aanleiding. De kosten die met de instructie van de zaak gepaard gaan, worden geacht in een proceskostenveroordeling te zijn begrepen.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat drie door [eiseres] verzonden e-mails voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet op de door [eiseres] overgelegde urenspecificatie rekent zij 0,10 uren voor het opstellen van een e-mail en hanteert zij een uurtarief van € 185,00. Dit betekent dat een bedrag van € 61,05 zal worden toegewezen. (0,33 x € 185,00 = € 61,05).
5.16.
De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar nu [gedaagde] in verzuim in met de betaling van een geldsom en [gedaagde] tegen de wettelijke rente verder geen verweer heeft gevoerd. De wettelijke rente over de schadevergoeding zal worden toegewezen vanaf 6 april 2023. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, nu [eiseres] niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.17.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal en bedrag van € 90,00 aan schadevergoeding, als ook een bedrag van € 61,05 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.18.
Hoewel de vordering van [eiseres] grotendeels wordt afgewezen, heeft [eiseres] zich voor dat deel van haar vordering wel tot de kantonrechter moeten wenden. In die omstandigheid ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 90,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 april 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 61,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023. (wv)