2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aan [slachtoffer] ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: professioneel vuurwerk (Cobra 6) heeft verkocht aan de minderjarige [slachtoffer] , die een Cobra 6 heeft afgestoken welke is ontploft in zijn hand, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten het verlies van zijn rechterhand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
althans in Nederland, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten, 15, althans één of meer stuk(s) cobra 6,
bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander, te weten ene [slachtoffer] ,
ter beschikking heeft gesteld;
2
hij op of omstreeks 30 oktober 2021, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
althans in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
professioneel vuurwerk dat (altijd veel) gevaar oplevert en/of dat uitsluitend
bestemd is voor het gebruik door personen met gespecialiseerde kennis en/of dat
niet ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, te weten een of
meer stuk(s) cobra 6 heeft verkocht/afgeleverd aan (de minderjarige) [slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die [slachtoffer] op 31 december 2021 die cobra 6
heeft afgestoken en is ontploft in zijn hand,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel, te weten het verlies van zijn rechterhand, heeft bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in
de uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
3.1
Inleiding
Op 30 oktober 2021 heeft [slachtoffer] ( [bijnaam slachtoffer] ) vijftien Cobra’s 6 (hierna: cobra) gekocht. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij die cobra’s aan [bijnaam slachtoffer] heeft verkocht.
Op 31 december 2021 heeft [bijnaam slachtoffer] een cobra afgestoken. De cobra is ontploft in zijn rechterhand, waardoor hij die hand is verloren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie acht ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen, omdat verdachte door het verkopen van het professionele vuurwerk aan de toen minderjarige [bijnaam slachtoffer] verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, en daarmee schuld heeft aan het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [bijnaam slachtoffer] .
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw is het de vraag of kan worden vastgesteld dat de cobra die het letsel heeft veroorzaakt afkomstig is van verdachte. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat er, gelet op de gedragingen van verdachte (het verstrekken van instructies aan [bijnaam slachtoffer] en het geven van waarschuwingen) en de omstandigheden waaronder het vuurwerk werd afgestoken ( [bijnaam slachtoffer] verkeerde tijdens het afsteken van het vuurwerk onder invloed van alcohol), onvoldoende bewijs is dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat [bijnaam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- -
het procesverbaal van de terechtzitting van 27 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- -
het procesverbaal van bevindingen van 7 maart 2022 (pagina 41);
- -
het procesverbaal van bevindingen van 9 februari 2022 (pagina’s 57-58);
- -
het verkort rapport explosievenonderzoek aan betwist vuurwerk van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) van 22 juli 2019 (pagina’s 68-72);
- -
het procesverbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer] van 15 maart 2022 (pagina’s 8-9 van het aanvullend procesverbaal).
Feit 2
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de cobra die is ontploft in de hand van [bijnaam slachtoffer] , door verdachte is verkocht aan [bijnaam slachtoffer] . Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft op 30 oktober 2021 vijftien cobra’s verkocht aan [bijnaam slachtoffer] . Uit onderzoek naar de telefoon van [bijnaam slachtoffer] blijkt dat hij op 4 december 2021 aan verdachte heeft gevraagd of verdachte nogmaals vuurwerk kon leveren, waarop verdachte heeft geantwoord dat hij geen vuurwerk meer had. Het onderzoek bevat geen aanwijzingen dat [bijnaam slachtoffer] van een andere persoon dan van verdachte vuurwerk heeft gekocht. Wel blijkt uit het dossier dat op 6 december 2021 de politie de woning van verdachte heeft betreden vanwege onderzoek naar de aanwezigheid van professioneel vuurwerk en dat dit voor [bijnaam slachtoffer] aanleiding was om zijn moeder te vragen om zijn vuurwerk te verstoppen. De moeder van [bijnaam slachtoffer] heeft verklaard dat zij wist dat [bijnaam slachtoffer] vuurwerk had gekocht van verdachte, dat het vuurwerk op de slaapkamer van [bijnaam slachtoffer] lag, en dat zij het vuurwerk heeft verstopt op verzoek van [bijnaam slachtoffer] . Uit het onderzoek naar de telefoon van [bijnaam slachtoffer] blijkt ook niet dat hij na 6 december 2021 heeft geprobeerd om bij een ander vuurwerk te kopen. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat [bijnaam slachtoffer] vuurwerk heeft verkregen van een ander dan van verdachte, en dat uit de hiervoor genoemde omstandigheden kan worden afgeleid dat redelijkerwijs kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de cobra die op 31 december 2021 is ontploft in de hand van [bijnaam slachtoffer] , afkomstig is uit de partij cobra’s die verdachte op 30 oktober 2021 aan [bijnaam slachtoffer] heeft verkocht.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat de cobra is ontploft in de hand van [bijnaam slachtoffer] waardoor [bijnaam slachtoffer] zijn hand is verloren.
Volgens de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie wordt onder schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan.2 De verdachte heeft een bepaald gevolg niet willen veroorzaken, maar hem kan dat gevolg toch verweten worden, omdat hij anders had moeten handelen (vermijdbaarheid) en ook anders had kunnen handelen (verwijtbaarheid). Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 308 Sr wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is voor schuld vereist dat tussen de gemaakte fout en het zwaar lichamelijk letsel voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat en dat het gevolg voldoende voorzienbaar was.
Gelet op het juridisch kader, volgt de rechtbank niet het standpunt van de officier van justitie dat onder alle omstandigheden sprake is van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig handelen indien een verdachte professioneel vuurwerk aan een minderjarige verkoopt en de minderjarige zwaar lichamelijk letsel oploopt bij het afsteken van het vuurwerk. Dat zou immers betekenen dat sprake is van risicoaansprakelijkheid in het strafrecht. Daarbij overweegt de rechtbank dat het eveneens niet zo is dat een verdachte per definitie niet aansprakelijk kan zijn voor lichamelijk letsel dat een koper van professioneel vuurwerk, of een ander, oploopt door dat vuurwerk, maar dat steeds ook moet worden gekeken naar de overige omstandigheden van het geval, de causaliteit en de voorzienbaarheid van het gevolg.
De omstandigheden die de rechtbank in dit geval in overweging neemt zijn de volgende. [bijnaam slachtoffer] hield op oudejaarsdag de cobra in de hand van zijn gestrekte arm en liet deze door een ander, [naam 2] , aansteken. [naam 2] heeft verklaard dat hij het vlammetje van zijn aansteker bij de cobra hield en niet kon zien of er een lontje aan zat want het was donker. [bijnaam slachtoffer] en [naam 2] hadden, ondanks het leeftijdsverbod, bier gedronken. De rechtbank gaat er van uit dat [bijnaam slachtoffer] in elk geval vier flesjes bier had gedronken. De omstandigheden waaronder de cobra werd afgestoken, waren dus zeer risicovol. Daarbij komt dat er tussen het moment van de verkoop van het vuurwerk door verdachte en het afsteken op oudejaarsdag nog andere omstandigheden waren buiten de invloedssfeer van verdachte. Hoewel zij niet wilde dat haar zoon illegaal vuurwerk voorhanden had, wist de moeder van [bijnaam slachtoffer] dat hij cobra’s had gekocht van verdachte en dat het gevaarlijk vuurwerk betrof; zij heeft het vuurwerk op zijn verzoek verstopt nadat de politie bij verdachte aan de deur was geweest en het later aan hem teruggegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op voorgaande omstandigheden, het ontstaan van het letsel bij [bijnaam slachtoffer] redelijkerwijs niet in voldoende, strafrechtelijk relevante, mate worden toegerekend aan verdachte. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het zware letsel dat [bijnaam slachtoffer] aan de explosie van de cobra heeft overgehouden, en zal hem vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2021 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten 15 stuks cobra 6, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en aan een ander, te weten ene [slachtoffer] , ter beschikking heeft gesteld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
9 De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
- bepaalt dat deze taakstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB in Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr. B.S. Kats, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.
Buiten staat
Mr. B.S. Kats is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.