Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de tegemoetkoming in faunaschade. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Adequaat gebruik van de ontheffing
4. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte aan hen tegenwerpt dat geen adequaat gebruik is gemaakt van een ontheffing. Volgens eisers konden zij geen gebruik maken van de ontheffing. In de ontheffing is opgenomen dat van 1 maart tot 1 oktober geen gebruik mag worden gemaakt van afschot, omdat de percelen liggen in een Natura 2000gebied, een leefgebied van kwalificerende soorten. In dit kader verwijzen eisers naar een e-mail van 30 maart 2022 van een aantal faunabeheerders, die aangeven dat zij als jachthouders niet adequaat gebruik konden maken van de ontheffing. Hier mochten zij op vertrouwen, omdat de jachthouders door hen als deskundigen worden gezien. Ook verwijzen eisers naar de toelichting op de beleidsregels.
5. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, sub a, van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleent verweerder in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, voor zover die in hun provincie is aangericht door natuurlijk in het wild levende vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. De grauwe gans valt onder de in artikel 6.1, eerste lid, sub a, van de Wnb bedoelde vogels. Bij de uitoefening van artikel 6.1 van de Wnb maakt verweerder gebruik van de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017 (beleidsregel). In artikel 6.3, eerste lid, in samenhang met artikel 6.4, derde lid, van de beleidsregel is bepaald dat op de aanvrager van de tegemoetkoming een inspanningsverplichting rust om de schade zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken door het treffen van maatregelen en inspanningen waartoe zij naar eisen van redelijkheid en billijkheid gehouden is. In de toelichting is opgenomen dat van een verleende ontheffing adequaat gebruik moet worden gemaakt. Dit houdt in dat minimaal twee keer per week aan verjaging ondersteunend afschot, of pogingen tot afschot, dient plaats te vinden.
6. Verweerder heeft op 31 maart 2020 een ontheffing (onderdeel soorten) verleend aan de Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) voor – onder meer – het doden van grauwe ganzen, ter voorkoming van belangrijke schade aan agrarische gewassen op agrarische percelen voor alle wildbeheereenheid-gebieden in Overijssel. In de ontheffing is opgenomen dat afschot van de grauwe gans mag plaatsvinden in de periode april tot en met september.
7. Verweerder heeft op 25 mei 2020 een vergunning (Natura 2000-gebieden) verleend aan de FBE voor – onder meer – het doden van grauwe ganzen in de periode 1 maart tot 1 oktober, in het kader van schadebeheer en -bestrijding, op agrarische percelen in een aantal Natura 2000-gebieden in Overijssel, waaronder het gebied ‘Rijntakken’. De rechtbank stelt vast dat de percelen van eisers in een Natura 2000-gebied liggen, namelijk in het gebied ‘Rijntakken’, meer specifiek in het deelgebied IJsseluiterwaarden.
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat in de ontheffing van 31 maart 2020 is opgenomen dat van 1 maart tot 1 oktober geen gebruik mag worden gemaakt van afschot, omdat de percelen van eisers in en leefgebied van kwalificerende soorten liggen. Ter zitting hebben eisers ook niet kunnen aangeven waar dit concreet in de ontheffing is opgenomen. Door de op 25 mei 2020 verleende vergunning is het de FBE juist mogelijk gemaakt om, onder strikte voorwaarden, grauwe ganzen te doden in Natura 2000-gebieden, zoals in het gebied waar de percelen van eisers liggen. De stelling van eisers dat geen adequaat gebruik kon worden gemaakt van de ontheffing, is daarom onjuist. Dat de faunabeheerders waar eisers contact mee hebben niet (volledig) op de hoogte waren van de geldende regels, komt voor rekening en risico van eisers. Uit de e-mail die eisers hebben overgelegd blijkt immers dat de FBE bij de jachtbeheerders heeft aangegeven dat de beperkingen die binnen Natura 2000-gebieden gelden, het adequaat gebruik van de ontheffing niet in de weg staan. Eisers mochten niet vertrouwen op de uitlatingen van de faunabeheerders en het had op de weg van eisers gelegen om elders navraag te (laten) doen, bijvoorbeeld bij de FBE. De verwijzing van eisers naar de toelichting op de beleidsregels treft verder geen doel. De door eisers geciteerde toelichting is niet terug te vinden in de beleidsregels van verweerder. Dat deze mogelijk terug te vinden zijn in de beleidsregels van een andere provincie, mogelijk Gelderland, maakt niet dat verweerder hieraan gebonden is, omdat elke provincie eigen beleidsregels hanteert. Verweerder heeft daarom terecht gesteld dat geen adequaat gebruik is gemaakt van de ontheffing en heeft de aanvraag van eisers daarom mogen afwijzen.
9. Eisers voeren verder aan dat verweerder hun aanvraag willekeurig heeft behandeld. De schade die zij in 2020 en de jaren daarvoor hebben geleden, is wel vergoed. Ook de aanvragen om faunaschade in de zomer van 2021 en in 2022 hebben zij vergoed gekregen, terwijl toen ook geen afschot heeft plaatsgevonden en er dus niet anders is gehandeld. Hiermee is sprake van willekeur.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Dat eisers hun schade in de jaren vóór 2020 vergoed hebben gekregen, is een gevolg van de vergunning voor afschot in (o.a.) het gebied de Rijntakken die (pas) op 25 mei 2020 in werking is getreden. Hierdoor was in de jaren voor 2020 sprake van andere regels en is dus sprake van een ongelijke situatie. Verweerder heeft ter zitting betwist dat eisers in de zomer van 2021 een aanvraag hebben ingediend en eiser heeft deze stelling ook niet onderbouwd. Verweerder heeft verder toegelicht dat de schade in 2022 uit coulance is uitgekeerd. Dat vanaf een bepaald moment is besloten coulance te verlenen, heeft niet tot gevolg dat verweerder ertoe gehouden is om deze coulance ook met terugwerkende kracht toe te passen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag niet willekeurig heeft behandeld door de aanvraag van eisers, die ziet op de schade in het voorjaar van 2021, af te wijzen.