Inleiding
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van het besluit van verweerder van 12 januari 2023 om aan
de derde-partij een omgevingsvergunning te verlenen voor de (ver)bouw van een werkplaats tot een woning aan de [adres] Zwolle waarbij een verdieping op het bestaande bouwdeel wordt geplaatst.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 22 januari 2023 hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de derde-partij. Namens verweerder is haar gemachtigde verschenen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorlopige voorzieningenprocedure
1. Uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het maken van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt of beroep ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt of beroep ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar of beroep niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen.
2. Ter zitting heeft [naam] als vergunninghoudster meegedeeld dat er aanvragen
zijn ingediend voor het realiseren van nutsvoorzieningen en het de bedoeling is dat deze
in april 2023 worden aangebracht. Er staan nog geen verdere bouwwerkzaamheden gepland.
De gemachtigde van verweerder heeft verder aangegeven dat er binnen enkele weken een hoorzitting zal worden gepland.
3. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is
van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de voorgestelde activiteiten zonder onomkeerbare gevolgen worden beƫindigd. De stelling dat het huisnummerbesluit het vergunde een eigen adres verschaft, zoals verzoekers ter zitting hebben gesteld, levert evenmin een spoedeisend belang op nu dit immers ook zonder onomkeerbare gevolgen gewijzigd kan worden.
4. Bij het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of recht zeer ernstig dient te worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en het besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder erkend dat het besluit van 12 januari 2023 op bepaalde punten motiveringsgebreken bevat. Zo is onvoldoende specifiek per afwijking aangeduid welke regels verweerder heeft toegepast bij de diverse afwijkingen
van de regels van de geldende bestemmingsplannen, onder meer waar het gaat om het toestaan van een nieuwe zelfstandige woning geheel buiten het bouwvlak in het achtererf
en wat betreft de door verzoekers beweerde strijd met de parkeerregels. Verweerder kan dit in de bezwaarfase van een nadere onderbouwing voorzien.
6. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.