4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen.
De voorstelling van zaken & de werkelijkheid
Verdachte heeft voornamelijk zelf, namens de betrokken rechtspersonen, een voorstelling van zaken gegeven die niet in overeenstemming was met de werkelijkheid. Die rooskleurige voorstelling van zaken heeft een niet te ontkennen aantrekkingskracht gehad op aangevers. Zij zijn, op basis van die voorstelling, bewogen om in zee te gaan met [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en dachten eigen miners te hebben aangeschaft met het geld dat zij hadden overgemaakt. De steller van de tenlastelegging heeft in 21 gedachtestreepjes een opsomming gegeven van feiten en omstandigheden die als oplichtingsmiddelen worden aangemerkt. Die laten zich onder verdelen in een aantal categorieën die hierna achtereenvolgens zullen worden besproken:
-
verdachte heeft zich, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , ten onrechte, voorgedaan als ervaren Bitcoinminer, miningexpert, en/of bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers;
-
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] mondelinge en schriftelijke bedrieglijke mededelingen een valse voorstelling van zaken gegeven;
-
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten opgemaakt, dan wel laten opmaken, en afgesloten voor de levering van miningcomputers TC 16 en daarbij/daarin bewust valse informatie verstrekt;
-
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan bestaande investeerders betalingen gedaan alsof het rendementsuitkeringen waren.
Naar het oordeel van de rechtbank is een deel van de 21 gedachtestreepjes niet aan te merken als middel waarmee een aangever werd bewogen tot het doen van een investering in miners, maar als een middel om te voorkomen dat reeds bestaande klanten (verder) onraad zouden ruiken en aan de bel zouden trekken. Het betreft over het algemeen leugens, bedrog en vervalsingen in incidentele gevallen, die naar het oordeel van de rechtbank onderstrepen met welk gemak verdachte in staat is de werkelijkheid te verdraaien en de gerechtvaardigde zorgen en belangen van anderen ondergeschikt te maken aan het eigen verdienmodel. Dergelijke handelingen zullen hierna waar nodig besproken worden, maar geschrapt worden in de bewezenverklaring.
Ad. 1 – Een ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers
Op 12 januari 2017 wordt [bedrijf 1] door verdachte opgericht, met als bedrijfsdoel het handelen en verhandelen van cryptogeld (cryptocurrency). De oprichting door verdachte van [bedrijf 2] , met als bedrijfsdoel het handelen in onder meer digitale producten en software, heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017. Verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van beide bedrijven.5 [naam 1] heeft in de periode tussen de oprichting van deze bedrijven, op 26 januari 2017, een geldbedrag van € 13.735,-- op de privérekening van verdachte gestort voor de aanschaf van miningcomputers.6 Verdachte heeft dit geldbedrag echter aangewend voor de aanschaf van kantoormeubelen, zo heeft hij op 21 mei 2019 bij de FIOD verklaard.7 De familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4]8 was volgens verdachte de eerste klant van ‘buiten’.9 Dit betreft de familie die op 12 januari 2018 als eerste aangifte heeft gedaan van fraude/oplichting.10 Verdachte heeft op 21 mei 2019 bevestigd dat hij zich tegenover de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] heeft voorgedaan als miningexpert die privé al minede, maar dat dit niet zo was.11 Verdachte heeft daar op 20 mei 2019 over verklaard: ‘Ik wilde vertrouwen wekken door te zeggen dat ik zelf ook minede’.12 Uit een geluidsopname van het verkoopgesprek dat verdachte met de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] voerde, volgt dat verdachte onder meer tegen hen heeft gezegd: ‘Ik ben de enigste eigenaar’. ‘Ik heb wel een familielid die ook geïnvesteerd heeft’. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar ik doe al heel lang zwart, het minen, zeg maar, (…) niet op papier. Ik had zelf (…) samen met een familielid (…) al 64 stuks (…) en daar minen we eigenlijk altijd al mee. Ik deed zelf al veel met Bitcoins.’13 Maar ‘dat was eigenlijk (…) een lulverhaal’, zo heeft verdachte op 21 mei 2019 verklaard.14 Hij heeft uiteindelijk ‘nog niet eens één’ Bitcoin gemined.15
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de rechtspersonen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. door verdachte zijn opgericht en dat verdachte zich, als enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschappen, ten onrechte voordeed als een ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers, om het vertrouwen van potentiële investeerders te wekken.
Ad. 2 – De mondelinge en schriftelijke bedrieglijke mededelingen
Op de website van [bedrijf 1] , [website] , stond informatie gepubliceerd over de voordelen van investeren in Bitcoinmining-machines. ‘Het is voordeliger om in een Bitcoinmining-machine te investeren dan in zonnepanelen’. ‘Na het tekenen van het contract wordt uw computer in onze Bitcoinminingfarm aangesloten en geactiveerd’, zo luidden de teksten onder meer op de website.16 Daarnaast zijn er flyers gemaakt, waarmee verdachte volgens zijn verklaring zijn doelgroep probeerde te bereiken.17 De voorkant van de flyer van [bedrijf 1] luidde als volgt: ‘ . BITCOINS: DE VALUTA VAN DE TOEKOMST. NU VOOR U BEREIKBAAR! Bitcoin mining bij [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft er voor gekozen om voor particulieren het bitcoin mining aantrekkelijk te maken. Wij zijn het eerste bedrijf in Europa dat een bitcoin mining farm heeft voor particulieren. We kunnen deze mining machines voor zeer scherpe prijzen aanbieden, omdat we deze zelf hebben ontwikkeld en geproduceerd’. Vervolgens stond op de andere zijde van de flyer de koptekst: ‘Bitcoin Mining Machine: voordeliger investeren dan in zonnepanelen’.18
De potentiële klanten van [bedrijf 1] werden ‘vanuit de informatie op de flyer, de informatie die op de website stond en [verdachte] (toevoeging rechtbank: verdachte) zijn verhaal (…) dat aansloot (…) op het verhaal wat op de website en de flyer stond’, geïnformeerd over de tegenprestatie die zij konden verwachten, zo heeft [aangever 1] (namens de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] ) op 21 februari 2019 bij de FIOD verklaard.19 De internetaansluiting was via een centrale kast geregeld en het stroom betrof krachtstroom met verdeelstations, zo had verdachte aan [aangever 1] verteld. Door het gebruik van krachtstroom waren de dienstverleningskosten laag.20 [aangever 1] was via Google bij [bedrijf 1] terechtgekomen. Er werd volgens haar reclame gemaakt met de boodschap dat minen meer zou renderen dan het hebben van zonnepanelen. De aansluitingen en de stroom zouden worden geregeld.21
Verdachte hield klanten voor dat hij miners op voorraad had, maar dit was bij zijn eerste klant al niet het geval. Er kwamen daarna nog veel meer klanten die miners bestelden, maar het antwoord op de vraag hoe verdachte de vraag aan miners dan wilde gaan opvangen luidde bij de FIOD: ‘daar was eigenlijk geen plan voor’.22 Aan potentiële klanten vertelde verdachte dat de daadwerkelijke maandelijkse netto opbrengsten nog veel hoger zijn en dat de opbrengsten op de webpagina en flyer de minimale opbrengsten zijn die [bedrijf 1] zonder meer aan haar klanten kan garanderen. De opbrengst van een miner zou 0,3 tot 0,4 Bitcoin zijn, zo heeft verdachte aan [aangever 1] medegedeeld.23 Als de miners aan elkaar werden gekoppeld, dan zou de opbrengst per maand hoger worden.24 De miners werden evenwel slechts op papier aan de klanten verkocht.25 ‘Hoe het in werkelijkheid zit, is iets anders dan dat ik vertelde’, aldus de verklaring van verdachte tegenover de FIOD.26
Hoewel verdachte aan personen, onder wie de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] en zijn administratief medewerkster, vertelde dat er een miningfarm was, was dit geenszins het geval.27 ‘Hij wilde de precieze locatie gewoon niet vertellen. Hij toonde een verzekeringsdocument van de verzekeraar Aegon. Dit zou de verzekeraar zijn die de miningfarm verzekerde. Hij liet ons dit document zien om ons te overtuigen van het feit dat de farm verzekerd was en dat wij daar dus niet mochten kijken’, zo heeft [aangever 1] op 21 februari 2019 verklaard.28 Ook in een artikel van de Volkskrant dat op 28 november 2017 verscheen, met de titel: ‘Een Bitcoin is nu 10.000 dollar waard. [verdachte] ontdekte hoe je Bitcoins zelf kunt maken’, staat beschreven dat de verzekeringsmaatschappij geheimhouding als voorwaarde stelt.29
Omdat veel personen vroegen of ze bij de miningfarm mochten kijken, terwijl er geen miningfarm was, heeft verdachte het verhaal verzonnen dat een bezoek aan de miningfarm vanwege verzekeringstechnische redenen niet mogelijk was.30 Om dit verhaal geloofwaardig te laten zijn, heeft hij daartoe een vals document opgemaakt en aan de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] getoond.31
Verdachte heeft op deze wijze aan kopers van miners de stand van zaken zodanig voorgesteld dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een grote serverruimte hadden ingericht op een geheime locatie, alwaar specialisten die in dienst waren van de bedrijven zich bezig zouden houden met het beheren van de machines, zo heeft [aangever 8] op 20 januari 2018 in zijn aangifte verklaard.32 Om de leugenachtige mededelingen te bekrachtigen werden onder de namen van [naam 2] en [naam 3] WhatsApp-berichten en e-mails aan de klanten verzonden, maar dit waren pseudoniemen. In werkelijkheid was het verdachte die de berichten en e-mails verstuurde.33 De overtuigingskracht van verdachte was kennelijk groot, want ook zijn administratief medewerkster [naam 4] geloofde nog bij haar verhoor door de FIOD op 3 april 2019 dat [naam 3] echt bestond.34 Bovendien leende [naam 4] aan verdachte op 6 april 2018 € 35.000,-- voor ‘(het) op zo kort mogelijke termijn kunnen realiseren en operabel maken van een datacenter waarin miningcomputers opgesteld staan welke Bitcoins generen’.35
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande en de eerder gedane vaststellingen vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] mondeling en schriftelijk bedrieglijke mededelingen zijn gedaan over het investeren in miners, de hoeveelheid miners die op voorraad waren, de opbrengsten van het minen, de dienstverleningskosten, het bestaan van een miningfarm die om verzekeringstechnische redenen geheim moest blijven en het beheer van de miners door specialisten.
Ad. 3 – Het opmaken en afsluiten van koopovereenkomsten voor de levering van miningcomputers TC 16 en de daarbij/daarin verstrekte informatie
Verdachte heeft namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten opgemaakt (en laten opmaken) voor de levering van miningcomputers TC 16.36 Deze koopovereenkomsten werden naar de klanten verzonden.37 In de koopovereenkomsten stond vermeld dat de miners in een miningfarm zouden worden ondergebracht. Daarnaast stond in de koopovereenkomst vermeld dat elke eerste van de maand een uitbetaling zou plaatsvinden, met uitzondering van feestdagen want dan zou dit worden vervroegd. Ook werd bij de koopovereenkomst medegedeeld dat, mocht er iets met [bedrijf 1] gebeuren, de miners altijd eigendom van de koper zouden blijven. Dit stond in het servicecontract van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] over het onderhoud van de Bitcoinminingcomputers vermeld, waarin ook het serienummer van de gekochte miner werd genoemd.38 De door de kopers te betalen geldbedragen voor de aanschaf van miners zijn vervolgens overgemaakt op de bankrekening van [bedrijf 2] , met het Nederlandse rekeningnummer [rekeningnummer 1] . In totaal betrof dit een bedrag van € 2.333.015,--. Verdachte ontving daarnaast ook op zijn privérekeningen ( [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ) een bedrag, namelijk € 28.921,15. Ook is een bedrag van € 137.000,-- contant voldaan en zijn aanschafkosten voldaan met de opbrengst van de verkoop van een BMW (€ 18.500,--. Uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 2] en verdachte met de verkoop van miningcomputers in totaal een geldbedrag van € 2.533.231,68 hebben ontvangen.39
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande en de eerder gedane vaststellingen vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten zijn opgemaakt en afgesloten voor de levering van miningcomputers TC 16, dat deze koopovereenkomsten aan de klanten zijn verzonden, dat in deze overeenkomsten bedrieglijke mededelingen zijn gedaan over het eigendom van de miner(s) en het serienummer van de miner(s), het onderbrengen daarvan in een miningfarm en de opbrengst van het minen. De enige reden die verdachte gezien zijn verklaringen bezien in onderling verband en samenhang hiervoor gehad kan hebben is om bij (potentiële) klanten het vertrouwen te wekken en hen ervan te overtuigen dat zij met een professionele partij in een betrouwbaar product stapten.
Ad. 4 – ‘Rendementsuitkeringen’
Aan meerdere klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zijn ‘rendementen’ uitgekeerd.40 De familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] ging vanwege de uitgekeerde rendementen over tot de aankoop van meer miners.41 In totaal is via de bankrekening van [bedrijf 2] en de privérekening van verdachte aan de klanten een geldbedrag van € 225.266,50 aan zogenaamde rendementen uitgekeerd.42 Daarnaast zijn er ook ‘rendementen’ uitgekeerd in de vorm van Bitcoins. Uit het opsporingsonderzoek volgt dat die uitkeringen naar schatting een waarde van € 614.632,-- vertegenwoordigen.43 ‘Ik kocht gewoon die Bitcoins via de zwarte markt, bij Chinezen. Dat is heel makkelijk’, zo heeft verdachte op 8 oktober 2019 verklaard.44 Het ging echter niet om rendementen die afkomstig waren uit het minen, zo heeft verdachte op 21 mei 2019 verklaard. ‘Ik betaalde met de nieuwe klanten de bestaande klanten. Ik kocht dan met het geld van de nieuwe investeerders weer Bitcoins, waarmee ik de bestaande klanten weer kon betalen.’45Verdachte vertelde dat hij aangepaste Antminers S9 verkocht, maar hij heeft daarover verklaard: ‘Ik heb er zo’n verhaal over gehouden. Ik weet het niet eens meer. Het was één groot lulverhaal met chips en zo. Het was een lulverhaal hoe ik het deed’.46 Verdachte heeft verder op 20 mei 2019 verklaard: ‘Nadat ik die hal (…) (de loods aan [adres 2] in Lelystad) (…) had gehuurd, ging het met de verkoop super goed. De Bitcoin steeg toen ook hard. Ik had toen ook al veel miners verkocht zonder dat ik ze ingekocht had. Het geld stond destijds op de rekening. (…) Ik kreeg destijds veel geld op mijn rekening door de verkoop van de miningcomputers. (…) Ik heb toen de keuze gemaakt om zelf Bitcoins te kopen en die uit te keren aan klanten. De Bitcoin stond toen nog niet zo hoog. Ik heb toen die klanten uitbetaald met de door mijzelf aangeschafte Bitcoins. (…) Ik wilde een goed bedrijf opzetten, maar dat is fout gelopen. Ik wilde gewoon trots zijn, maar het liep mis. En toen het mis liep, verviel ik weer in mijn oude gedrag. (…) Mensen aan het lijntje houden. Ik begon met een klein verhaal en het (…) werd (…) een groot verhaal. Zo ook het verhaal met China. (…) Daar is helemaal niets van waar. China was toen actueel en daar paste ik mijn verhaal op aan. (…) Dat de Bitcoins vaststonden op een server in China en dat wij daar niet bij konden. Dit was dan de reden dat de rendementsuitkering uitbleef. Deze leugen bood mij ruimte om een oplossing te zoeken.’47Om zijn leugen te staven, maakte verdachte een e-mailadres aan op naam van [naam 5] en verzond hij e-mails naar klanten om aan te tonen dat het probleem in China lag en dat hij hard werkte aan een oplossing.48 Verdachte was echter in Barcelona.49 Op 13 november 2017 wordt het China-verhaal tijdens een informatieavond voor de klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan ongeruste klanten medegedeeld, maar het verhaal berust op onwaarheden.50
Op 14 november 2017, een dag na de informatieavond, wordt [verdachte] persoonlijk failliet verklaard.51 Hoewel op 28 november 2017 in de Volkskrant het eerder genoemde artikel verschijnt met de titel ‘Een Bitcoin is nu 10.000 dollar waard. [verdachte] ontdekte hoe je Bitcoins zelf kunt maken’,52wordt [bedrijf 2] op 7 december 2017 in kort geding veroordeeld. Dit vonnis is op 8 december 2017 aan [medeverdachte] , de echtgenote van verdachte, betekend.53Dit heeft verdachte er evenwel niet van weerhouden om samen met [medeverdachte] in het weekend van 10 en 11 december 2017 nieuwe contracten voor klanten op te stellen. ‘Zij hadden diverse contracten opgesteld en serienummers gebruikt die al waren uitgegeven aan andere klanten. Zij verkochten toen miningcomputers, maar er waren toen helemaal geen miningcomputers meer op voorraad. Maar deze klanten hebben wel voor deze miningcomputers geld overgemaakt. Ik zag op de rekening dat deze binnengekomen geldbedragen contant werden opgenomen’, aldus de verklaring van [naam 4] .54
Op 22 december 2017 worden [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. (nogmaals) in kort geding veroordeeld.55 ‘Vooral ook de laatste mensen die instapten. Ik wist toen al dat het niet meer goed kwam’, zo heeft verdachte op 22 mei 2019 verklaard.56
Een van die nieuwe kopers is [getuige] . Hij heeft op 16 januari 2019 bij de FIOD verklaard: ‘Het initiatief kwam vanuit [verdachte] . Hij belde of appte mij dat hij in Hongkong was. Hij vertelde dat hij net een afspraak had gehad met [bedrijf 3] en daar Antminers had besteld. Ik dacht wow, fijn dat je aan mij denkt.’57 Verdachte zou in Hongkong Antminers voor [getuige] bestellen. Aldaar zou verdachte ook contact hebben gehad met [naam 7] , van [bedrijf 3] .58 ‘[verdachte] deed zich bij mij voor als een succesvolle zakenman. (…) Als ik vroeg hoe het met de zaken ging, dan gooide hij de sleutel van een dure Mercedes op tafel. Daarnaast liep hij in dure kleding, zoals Louis Vuitton, Gucci en dergelijke.’59 Verdachte wist echter bij voorbaat al dat hij van de € 100.000,-- die [getuige] had betaald, geen enkele Antminer zou aanschaffen. ‘Ik deed hem alleen een aanbod die te mooi was om waar te zijn. Met als enige doel het geld van hem te krijgen. Om met dit geld het bedrijf te redden en uitbetalingen aan klanten te kunnen doen.’60
Het persoonlijk faillissement van verdachte brengt met zich dat de curator de miningfarm wilde zien, ‘waarop ik in paniek raakte en bedacht dat ik er computers neer moest gaan zetten’, aldus verdachte. Verdachte kocht daartoe 185 computers met het opschrift HP T5530 Thin-Client en plakte de serienummers van de kopers van miners op de apparaten.61
De zogenaamde inkoop van computers moest aan zijn medewerkers worden verantwoord. Daartoe werden door verdachte valse inkoopfacturen opgemaakt, waarbij hij gebruik maakte van de persoonsgegevens van een persoon met de naam [naam 8] . Verdachte kocht daartoe op ‘het dark web’ een paspoort van ene [naam 8] : ‘Ik heb er gewoon één gepakt. (…) Gewoon omdat dat gewoon goed aansloot bij het feit dat ik veel in Barcelona was’.62 Het was echter onmogelijk om met de ingekochte computers te minen, omdat deze niet over de daartoe vereiste rekenkracht beschikken.63 Overigens is uit onderzoek ook gebleken dat de computers na levering helemaal niet zijn gebruikt.64
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. aan meerdere personen betalingen zijn gedaan onder vermelding van ‘rendement’, terwijl het in werkelijkheid niet om rendementen ging die afkomstig waren uit het minen van Bitcoins maar om opbrengsten uit de latere inleg door participanten die geloofden dat zij miners hadden gekocht die hen op een later moment ook rendement zouden opleveren.
- Oplichtingsmiddelen
De rechtbank overweegt, op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] mededelingen zijn gedaan aan kopers van miners en dat deze mededelingen grotendeels betrekking hebben op in de toekomst liggende verwachtingen en te leveren prestaties. Zulke mededelingen zijn niet zonder meer als oplichtingsmiddelen aan te merken, omdat het gaat over verwachtingen van partijen bij het aangaan van een overeenkomst.
In de regel zal bij niet-nakoming van daaruit voortvloeiende (inspannings)verplichtingen sprake kunnen zijn van wanprestatie, maar dat levert nog geen oplichting op. Dat kan echter anders zijn als komt vast te staan dat verdachte bewust van meet af aan niet de bedoeling had om [bedrijf 1] en [bedrijf 2] haar contractuele verplichtingen te laten nakomen en aldus een vertekend beeld van de werkelijkheid heeft gegeven door een samenweefsel van onwaarheden.
De rechtbank is van oordeel dat daar sprake van is, omdat uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] reeds voor en bij het aangaan van de eerste contractuele verplichtingen met de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] bewust een vertekend beeld van de werkelijkheid is gegeven door – in strijd met de waarheid – tegenover de kopers van miners voor te wenden dat zij een miner met een specifiek serienummer in eigendom kregen, dat deze miner in een miningfarm zou worden geplaatst om aldaar Bitcoins te minen en dat iedere eerste dag van de maand, met uitzondering van feestdagen, een rendementsuitkering zou plaatsvinden. Immers, [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] had(den) geen miningfarm met miners die geschikt waren voor het minen van Bitcoins en kon(den) aldus ook niet op bonafide wijze rendementen uit dit minen uitbetalen, terwijl in alle koopovereenkomsten/servicecontracten het tegenovergestelde stond vermeld, zo volgt uit de reeds weergegeven bewijsmiddelen en de nog te bespreken bewijsmiddelen. Dat brengt met zich dat verdachte van meet af aan niet de bedoeling had om genoemde vennootschappen de door hen aangegane contractuele verplichtingen te laten nakomen en dat de door de klanten van de bedrijven ingelegde gelden aantoonbaar niet zijn aangewend om die verplichtingen na te komen teneinde het doel te verwezenlijken waartoe die overeenkomsten strekten, niet alleen volgens hun bewoordingen maar ook gezien de betekenis die de kopers onder de hiervoor gereleveerde omstandigheden in redelijkheid mochten toekennen aan hetgeen verdachte daarover met het oog op het tot stand brengen van die overeenkomsten aan de kopers heeft meegedeeld. Het betoog van de verdediging dat verdachte steeds in de veronderstelling is geweest dat het aanschaffen van miners geen probleem zou zijn en hij klaarblijkelijk dus aan de contractuele verplichtingen wilde voldoen, maakt dat niet anders. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de kopers hierover op enig moment heeft ingelicht. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het handelen door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] naar haar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op een bedrieglijk handelen, dat het niet anders kan zijn dan dat het door verdachte zo bedoeld is. Door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is dan ook van meet af aan bewust een onjuiste voorstelling in het leven geroepen om daarvan misbruik te maken. Hierbij is gebruik gemaakt van de oplichtingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 326 Sr, zodat sprake is van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen.
Listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels
Er is sprake geweest van meer dan één misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen. Door verdachte zijn mondeling en schriftelijk bedrieglijke mededelingen gedaan over het investeren in miners, de hoeveelheid miners die op voorraad waren, de opbrengsten van het minen, de dienstverleningskosten, het bestaan van een miningfarm die om verzekeringstechnische redenen geheim moest blijven en het beheer van de miners door specialisten. Ook zijn er koopovereenkomsten voor de levering van miningcomputers TC 16 opgemaakt, afgesloten en aan de kopers verstrekt en zijn in die overeenkomsten bedrieglijke mededelingen gedaan over het eigendom van de miner(s), het serienummer van de miner(s), het onderbrengen van deze computers in een miningfarm en de opbrengst van het minen. Om die mededelingen te staven, zijn door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan meerdere personen ‘rendementsuitkeringen’ gedaan. Door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn aldus meerdere woorden geuit en meerdere gegevens op schrift weergegeven die bij de klanten een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen, waarbij het gaat om meer dan één enkele mededeling. De rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat sprake is van ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’.
Het aannemen van een valse hoedanigheid
Het handelen van (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft er ook toe geleid dat bij klanten een onjuiste voorstelling van zaken in het leven werd geroepen met betrekking tot de hoedanigheid van verdachte die namens de bedrijven handelde.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn door verdachte opgericht als reguliere bedrijven die zich bezighielden met de handel in cryptocurrency of digitale producten en software. Verdachte, enig aandeelhouder en bestuurder van deze bedrijven, presenteerde zich in het rechtsverkeer vervolgens als een ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers. Die presentatie was erop gericht om bij de klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen om daarvan misbruik te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voorts sprake is van ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’.
- Causaal verband
Gelet op het betoog van de raadsman dat van ieder persoon moet worden vastgesteld of deze door een oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in totaal 724 fictieve miners zijn verkocht.65 Meerdere personen hebben daarna aangifte gedaan van oplichting.66
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van deze aangiften vergelijkbaar is en dat deze personen volgens de bankgegevens en facturen in de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017 miners van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] hebben aangeschaft. De rechtbank stelt daarbij vast dat zij in de tenlastegelegde periode geld aan verdachte en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] hebben afgegeven.
Uit de aan deze vaststelling ten grondslag liggende bewijsmiddelen volgt dat zij allen koopovereenkomsten/servicecontracten zijn aangegaan met [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , maar dat in die overeenkomsten/contracten, zoals de rechtbank reeds eerder in dit vonnis heeft vastgesteld, aan hen een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven om daarvan misbruik te maken. De ontvangen geldbedragen werden door verdachte deels voor privédoeleinden gebruikt. Hij creëerde geen waarde in de betreffende bedrijven en schafte geen echte miners aan, waardoor de aan de klanten in het vooruitzicht gestelde rendementsuitkeringen feitelijk illusoir werden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kopers van miners onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), nu het aannemelijk is dat zij de miners niet zouden hebben aangeschaft als het bedrog niet had plaatsvonden. Of een koper van een miner voorafgaand aan de aanschaf al dan niet contact met verdachte zelf heeft gehad, doet niets af aan het verband tussen de handelwijze van (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en de door de kopers van miners geleden schade. De inhoud van de koopovereenkomsten/servicecontracten op basis waarvan de kopers zijn overgaan tot de afgifte van een of meer geldbedragen, is immers evident bedrieglijk, terwijl gezien de informatie die verdachte in het algemeen en aan individuele geïnteresseerden (via flyers, website en mondeling) mede in antwoord op hun vragen verstrekte en de wijze waarop hij dit deed (onder meer met valse documenten en gefingeerde e-mailcorrespondentie), niet aannemelijk is geworden dat de kopers de door verdachte gegeven onjuiste voorstelling van zaken hadden moeten doorzien of onderkennen. Daarmee is het causale verband gegeven tussen de door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ingezette oplichtingsmiddelen en de afgifte van de geldbedragen ten aanzien van alle kopers die een of meer geldbedragen hebben afgegeven.
Hoewel uit de genoemde bankgegevens en facturen volgt dat [naam 9] de geldbedragen voor de aanschaf van miners op 29 november 2017, 14 december 2017, 15 december 2017 en 27 december 2017 heeft voldaan en die betalingen de facto deels buiten de ten laste gelegde periode vallen, laat dit onverlet dat hij in de ten laste gelegde periode is bewogen tot de afgifte van die geldbedragen nu de eerste betaling door hem in de ten laste gelegde periode is gedaan en hij aldus toen reeds door de oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van een of meer andere geldbedragen.67
- Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
Op grond van wat de rechtbank al eerder heeft vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] sprake is geweest van een vooropgezet plan om kopers van miners op te lichten. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] sinds hun oprichting erop gericht geweest om zichzelf (en daarmee indirect verdachte) – onrechtmatig – financieel te bevoordelen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte had vóór de oprichting van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] nauwelijks of geen vermogen en geen inkomen. Evenmin was het vermogen of inkomen van zijn echtgenote zodanig dat zij zich een luxueuze levensstijl zouden kunnen veroorloven.68
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] moesten daar klaarblijkelijk verandering in brengen. De FIOD komt op basis van het door haar verrichte onderzoek tot de conclusie dat verdachte via de bankrekening van [bedrijf 2] naar schatting in totaal een bedrag van € 1.296.377 privé heeft aangewend. Dit geld werd onder meer uitgegeven aan casinobezoeken, een trouwerij op Mallorca, auto’s en motoren, sponsoring van de motorsport en luxegoederen.69 Bovendien is tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op
21 november 2018 beslag gelegd op een aanzienlijke hoeveelheid kostbare handtassen en schoenen.70 De voorwerpen die van [medeverdachte] waren, vertegenwoordigen een getaxeerde waarde van € 23.236,--.71 [medeverdachte] heeft bij de FIOD verklaard dat deze goederen zijn aangeschaft met geld van verdachte.72
In aanmerking nemend wat de rechtbank reeds eerder heeft vastgesteld, dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] in de ten laste gelegde periode op verschillende manieren, zowel mondeling als schriftelijk, meerdere leugenachtige mededelingen aan ieder van de kopers van miners zijn gedaan en waarbij overigens ook door verdachte is ingespeeld op hun gevoelens, is de rechtbank dan ook van oordeel dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] jegens alle klanten het oogmerk hadden om zichzelf en anderen (in ieder geval verdachte) wederrechtelijk te bevoordelen. Het gaat immers niet om verwaarloosbare bedragen die op de rekening van [bedrijf 2] zijn ontvangen en vervolgens door verdachte privé zijn aangewend, maar om zeer forse bedragen waarover verdachte slechts door frauduleuze handelingen de beschikking kon krijgen. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de wetenschap had dat het met de miningfarm niet zou goedkomen, overweegt de rechtbank dat de door de kopers ingelegde gelden niet in de vennootschappen zijn geïnvesteerd maar voor een groot deel door verdachte aan privédoeleinden zijn uitgegeven. Er is nimmer een miner aangeschaft, er was geen miningfarm, er zijn nimmer Bitcoins gemined en slechts door inleggelden van nieuwe beleggers konden ‘rendementsuitkeringen’ worden gedaan, al dan niet na eerst elders Bitcoins te hebben gekocht en/of verhandeld. Hierdoor heeft verdachte willens en wetens de situatie in het leven geroepen dat op enig moment de toegezegde rendementen niet meer konden worden uitbetaald en de bedrijven zouden instorten, zoals dat uiteindelijk het lot is van elke Ponzifraude.
- Toerekening aan rechtspersonen & medeplegen
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplichting telkens de rechtspersonen dienstig geweest en paste deze in de normale bedrijfsvoering van zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] nu het hun core business was om miners en bijbehorende onderhoudscontracten te verkopen (die in werkelijkheid niet geleverd werden). Andere bedrijfsactiviteiten hadden zij niet.
- Feitelijk leidinggeven door verdachte
Op grond van artikel 51 lid 2 onder 3° Sr kan, indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, tegen hen die feitelijk leiding hebben gegeven aan die verboden gedraging een straf of maatregel worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan oplichting van kopers van miners. De vraag die vervolgens aan de orde komt is of kan worden bewezen dat verdachte aan die gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor de beoordeling van deze vraag neemt de rechtbank de in dit verband door de Hoge Raad geformuleerde criteria als uitgangspunt.73 Omdat verdachte [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft opgericht, als enig bestuurder en aandeelhouder namens de vennootschappen handelde, het initiatief heeft genomen tot de gedragingen waarmee een gefingeerde werkelijkheid werd gepresenteerd en deze gedragingen ook (namens de bedrijven) heeft verricht, merkt de rechtbank hem als feitelijk leidinggevende aan. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde dus wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen.
Een geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68
De rechtbank stelt onder verwijzing naar de hiervoor ten aanzien van de onder feit 1 genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] gepleegde oplichting. Omdat enkel verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over de door deze bedrijven ontvangen geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland een geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl dit onmiddellijk uit enig eigen misdrijf afkomstig was. Het geldbedrag betreft immers de totale opbrengst van de onder feit 1 bewezen verklaarde ponzifraude.74 Omdat de rechtbank niet ten aanzien van het gehele geldbedrag kan vaststellen dat sprake is geweest van verhullingshandelingen, acht de rechtbank ten aanzien van het totaalgeldbedrag van € 2.533.231,68 in ieder geval eenvoudig witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis.1 Sr wettig en overtuigend bewezen, tenzij hierna anders wordt geoordeeld.
Een geldbedrag van in totaal € 1.296,377,-- en de uitgekeerde ‘rendementen’
Van het geldbedrag van € 2.533.231,68 heeft verdachte, zo volgt uit de aan de bewezenverklaring van feit 1 ten grondslag liggende bewijsmiddelen, een totaalbedrag van
€ 1.296,377,-- privé aangewend. Uit het door de FIOD verrichte onderzoek75 volgt dat verdachte dit op de volgende wijze heeft gedaan:
- -
€ 167.800,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor casinobezoeken in België;
- -
€ 541.704,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor de aanschaf van Bitcoins terwijl dit bedrag niet aan de klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als ‘rendement’ is uitgekeerd,
- -
€ 25.159,66 via de ING Businesscard van [bedrijf 2] voor privédoeleinden als een trouwerij op Mallorca, autohuur en contante opnamen;
- -
€ 104.209,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor contante opnamen;
- -
€ 313.347,18 via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor uitgaven aan auto’s en motoren;
- -
€ 13.521,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor sponsoring van de motorsport,
- -
€ 130.555,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] naar de privérekening van verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte de genoemde bedragen slechts voor privédoeleinden heeft kunnen gebruiken door deze van de zakelijke rekening van [bedrijf 2] aan zichzelf over te dragen, waarna verdachte de geldbedragen heeft omgezet en daar ook gebruik van heeft gemaakt. Volgens de bij de Belastingdienst bekende gegevens had verdachte in 2017 een bruto jaarinkomen van € 52.165,-- en bedroeg dit jaarinkomen in 2018 € 9.784,--.76 Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte op enige wijze aan de Belastingdienst te kennen heeft gegeven dat hij de hiervoor weergegeven geldbedragen in privé heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Verdachte wist dat het verkregen geld uit [bedrijf 2] van misdrijf afkomstig was. Door deze geldbedragen niet bij zijn belastingaangifte op te geven heeft hij deze geldbedragen in ieder geval aan het zicht van de fiscus onttrokken. Hierin ligt besloten dat de gedragingen van verdachte er op gericht zijn geweest om de criminele herkomst van het totaalgeldbedrag van € 1.296.377,-- (met inbegrip van een aanzienlijke hoeveelheid Bitcoins) daadwerkelijk te verbergen en te verhullen. Dit geldt ook voor het totaalbedrag dat door verdachte namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] als ‘rendementen’ is uitgekeerd. Uit de aan de bewezenverklaring van feit 1 genoemde bewijsmiddelen volgt dat dit naar schatting een bedrag betreft van
€ 614.632,--. Voor het kunnen uitkeren van die ‘rendementen’ zijn de van de kopers van de miners ontvangen geldbedragen, al dan niet door deze om te zetten naar Bitcoins, overgedragen naar andere kopers. Hierbij is sprake geweest van verhullingshandelingen, nu geen sprake was van daadwerkelijke rendementen uit het minen van Bitcoins maar slechts onder een valse benaming overdrachten zijn gedaan waarmee aan de kopers van miners de criminele herkomst van de uitgekeerde rendementen is verhuld. De rechtbank acht in zoverre witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis Sr ten aanzien van een geldbedrag € 1.296.377,-- en een geldbedrag van € 614.632,-- wettig en overtuigend bewezen.
Een gewoonte maken van het plegen van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Deze conclusie wordt gerechtvaardigd door het feit dat in de ten laste gelegde periode zeer veel transacties zijn verricht, wat maakt dat sprake is geweest van frequente witwashandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op 15 februari 2023 geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen verdachte het witwassen ‘tezamen en in vereniging met een of meer ander(en)’ heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Daarbij heeft de rechtbank er acht op geslagen dat [medeverdachte] bij vonnis van 20 maart 2023 is veroordeeld ter zake van schuldwitwassen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
:
[bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. in de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een groot aantal personen, onder wie [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 13] en
[aangever 14] ,
hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten:
- € 247.797,48 van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en
[aangever 4] ,
- € 52.943,56 van [aangever 5] ,
- € 27.180,61 van [aangever 6] ,
- € 14.728,12 van [aangever 7] ,
- € 66.466,65 van [aangever 8] ,
- € 13.207,50 van [aangever 9] ,
- € 12.310,-- van [aangever 10] en [aangever 11] ,
- € 70.198,-- van [aangever 12] ,
- € 30.774,99 euro van [aangever 13] , en,
- € 6.166,55 euro van [aangever 14] ,
immers hebben [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V zich telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk, listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- voorgedaan als ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers,
- op de website [website] informatie gepubliceerd over de voordelen van investeren in Bitcoinmining-machines, dat ‘het voordeliger is om in een Bitcoinmining-machine te investeren dan in zonnepanelen’ en/of vermeld dat de aansluiting van de Bitcoinminingcomputer en de stroom zou worden geregeld,
- een flyer met informatie verspreid en overhandigd aan personen, met de koptekst ‘Bitcoin Mining Machine: voordeliger investeren dan in zonnepanelen’,
- verteld dat Bitcoinminingcomputers op voorraad waren,
- verteld dat de daadwerkelijke maandelijkse netto opbrengsten nog veel hoger zijn en dat de opbrengsten op de webpagina en flyer de minimale opbrengsten zijn die [bedrijf 1] B.V. aan haar klanten zonder meer kan garanderen,
- verteld dat de opbrengst 0,3 tot 0,4 Bitcoin per miningcomputer was,
- verteld dat als de miningcomputers aan elkaar werden gekoppeld de opbrengst hoger werd,
- verteld dat er door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. een grote serverruimte was ingericht op een geheime locatie,
- koopovereenkomsten opgemaakt en afgesloten voor de levering van miningcomputers
TC 16,
- verteld en/of in koopovereenkomst(en) vermeld dat de computers altijd eigendom blijven van de koper,
- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat de aangeschafte miningcomputer(s) in een Bitcoinminingfarm ondergebracht zou(den) worden,
- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat elke eerste van de maand uitbetaling zal plaatsvinden,
- koopovereenkomst(en) betreffende bitcoinminingcomputer(s) te verzenden/mailen aan klanten,
- een servicecontract over onderhoud van een of meer bitcoinminingcomputer(s) af te sluiten,
- verteld dat krachtstroom werd gebruikt en/of de dienstverleningskosten laag waren door het gebruik van krachtstroom,
- verteld dat de gekochte bitcoinminingcomputer(s) was/waren voorzien van een serienummer, en
- rendementsuitbetalingen aan een of meer personen gedaan,
waardoor bovengenoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
feit 2
:
hij in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland,
voorwerpen, te weten een of meer geldbedrag(en) van het totaalbedrag van € 2.533.231,68, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders telkens wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.