Verzoek toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is toegewezen.
Voorafgaand aan het verzoek heeft verzoeker geen minnelijk traject uitgevoerd. De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker op goede gronden heeft afgezien van het pogen om met de (wel bekende) schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen.
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats 1]
,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster].
Ten aanzien van de goederen van [verzoekster] is op 23 oktober 2012 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van [bewindvoerder 1], handelende onder de naam Solva Bewindvoering te Coevorden tot (beschermings)bewindvoerder. Bij beschikking van 14 februari 2017 is [bewindvoerder 1], handelende onder de naam Solva Bewindvoering ontslagen als bewindvoerder en is Solva Bewindvoering B.V. te Coevorden benoemd tot (beschermings)bewindvoerder.
Het procesverloop
[verzoekster] heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 maart 2024. [verzoekster], de heer [bewindvoerder 2] (beschermingsbewindvoerder), de heer [naam 1] (schuldhulpverlener, hierna: [naam 1]) en mevrouw [naam 2] (dochter) zijn ter zitting verschenen.
De beoordeling
[verzoekster] heeft geen aanbod in het minnelijk traject gedaan, maar een rechtstreeks verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. [verzoekster] heeft verklaard dat zij in gemeenschap van goederen gehuwd is geweest in de periode 2016 – 2018. [verzoekster] heeft toegelicht dat haar ex-partner voor het huwelijk al te maken had met problematische schulden. Door de gemeenschap van goederen is [verzoekster] met deze schuldenlast is geconfronteerd. [naam 1] heeft toegelicht dat het onduidelijk is of alle schulden in beeld zijn of dat er schulden van de ex-partner buiten beeld zijn gebleven. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat het onduidelijk is of er door de rechtbank dan wel het hof in een civiele procedure vonnissen zijn gewezen jegens de ex-partner. [naam 1] heeft toegelicht dat de kans bestaat dat de komende periode nog een schuldeiser van de ex-partner zich bij [verzoekster] meldt met een gewezen vonnis en executiemaatregelen zal treffen. [naam 1] heeft verklaard dat deze onduidelijkheid ertoe heeft geleid dat geen minnelijk traject is beproefd.
De rechtbank overweegt dat [verzoekster] op goede gronden heeft afgezien van het pogen om met de wel bekende schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen. Het is immers door de onoverzichtelijke situatie aan de zijde van de ex volstrekt onduidelijk of er nog schuldeisers opduiken die tot nu toe bij [verzoekster] onbekend zijn, maar die wel wegens de bestaand hebbende gemeenschap van goederen, verhaal op [verzoekster] kunnen nemen.
Ten aanzien van het verzoekschrift oordeelt de rechtbank dat het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [verzoekster] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Voorts heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schuldenlast in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Tevens heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Door de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn de ten laste van [verzoekster] gelegde beslagen van rechtswege komen te vervallen.
De beslissing
De rechtbank:
- spreekt de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum]-1961 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1],
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.M. Verhoeven,
en tot bewindvoerder [bewindvoerder 3],
[adres]
;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen;
- stelt de vergoeding voor de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voorlopig vast op de bedragen zoals bepaald in het op 1 januari 2024 in werking getreden Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, en brengt deze bedragen ten laste van de boedel;
- bepaalt dat de bewindvoerder - bij wijze van voorschot - van deze vergoeding gemiddeld per maand een bedrag mag opnemen van maximaal het maandbedrag van het looptijdafhankelijke deel, te vermeerderen met 1/18 van het looptijdonafhankelijke deel, een en ander vanaf de maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) en uitsluitend wanneer het saldo op de ten behoeve van de schuldsaneringsregeling geopende bankrekening dit toelaat.
Gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: