Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2024:4332

Rechtbank Overijssel
13-08-2024
21-08-2024
11125258 \ EJ VERZ 24-187
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Verzoeker is zoon van de overleden melkveehouder (de vader). Verzoeker wil na het overlijden van zijn vader de melkveehouderij voortzetten. Hij heeft de kantonrechter op grond van artikel 4:38 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht om zijn broers en zussen – de overige erfgenamen – te verplichten de gronden en andere tot de nalatenschap behorende goederen die nodig zijn voor de uitoefening van het bedrijf aan hem over te dragen tegen een prijs van € 405.076,00. Broer en zus hebben een verweerschrift ingediend, waarin zij zich vooral verzetten tegen de overdracht van de gronden tegen die prijs. Zij voeren aan dat verzoeker niet-ontvankelijk is omdat de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en er mede door de schuldenlast sprake is van een complexe situatie. Mocht de zaak toch inhoudelijk beoordeeld worden, dan betwisten zij dat verzoeker als voortzetter kan worden aangemerkt én dat aan de criteria van artikel 4:38 BW is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat verzoeker weliswaar ontvankelijk is, maar dat de belangen van de overige rechthebbenden door de overdracht ernstig worden geschaad, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

Rechtspraak.nl
JERF Actueel 2024/384
ERF-Updates.nl 2024-0470
VEAN-ERF-Updates.nl 2024-0470
JERF 2024/150
TvAR 2024/8190 met annotatie van T.J. Mellema-Kranenburg

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer / rekestnummer: 11125258 \ EJ VERZ 24-187

Beschikking van 13 augustus 2024

inzake het verzoek van

[verzoeker] ,

wonende in [woonplaats 1],

verzoeker,

hierna te noemen: [verzoeker],

gemachtigde: mr. J. Bisschop,

tegen

1 [verweerder 1],

wonende in [woonplaats 2],

verweerder,

hierna te noemen: [verweerder 1],

gemachtigde: mr. K.N. Holtrop,

2 [verweerder 2],

wonende in [woonplaats 3],

verweerder,

hierna te noemen: [verweerder 2],

gemachtigde: mr. W.L.J. van Winden,

belanghebbenden zijn:

1
1. [belanghebbende 1],

wonende in [woonplaats 4],
2. [belanghebbende 2],

wonende in [woonplaats 5],
3. [belanghebbende 3],

wonende in [woonplaats 6],
4. [belanghebbende 4],

wonende in [woonplaats 7],
5. [belanghebbende 5],

wonende in [woonplaats 8],
6. [belanghebbende 6],

wonende in [woonplaats 9],
7. [belanghebbende 7],

wonende in [woonplaats 10].

1. De kern van de zaak

1.1.

[verzoeker] is zoon van de op [overlijdensdatum 1] 2023 overleden melkveehouder, [erflater] (hierna: vader). [verzoeker] wil na het overlijden van zijn vader de melkveehouderij voortzetten. Hij heeft de kantonrechter op grond van artikel 4:38 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht om zijn broers en zussen – de overige erfgenamen – te verplichten de gronden en andere tot de nalatenschap behorende goederen die nodig zijn voor de uitoefening van het bedrijf aan hem over te dragen tegen een prijs van € 405.076,00. Broer [verweerder 1], en zus [verweerder 2], hebben een verweerschrift ingediend, waarin zij zich vooral verzetten tegen de overdracht van de gronden tegen die prijs. Zij voeren aan dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is omdat de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en er mede door de schuldenlast sprake is van een complexe situatie. Mocht de zaak toch inhoudelijk beoordeeld worden, dan betwisten zij dat [verzoeker] als voortzetter kan worden aangemerkt én dat aan de criteria van artikel 4:38 BW is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] weliswaar ontvankelijk is, maar dat de belangen van de overige rechthebbenden door de overdracht ernstig worden geschaad, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

2 De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met negentien producties,

- de e-mail van 6 juni 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

- het verweerschrift van [verweerder 1] met een productie,

- het verweerschrift van [verweerder 2] met een productie,

- twee aktes met nadere producties van de zijde van [verzoeker].

2.2.

Op 12 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan aantekeningen zijn behouden door de griffier. Daarbij waren aanwezig: [verzoeker], bijgestaan door mr. Bisschop, [verweerder 2], bijgestaan door mr. Van Winden en [verweerder 1], bijgestaan door mr. Holtrop. Door mr. Bisschop zijn spreekaantekeningen overgelegd. Verder is namens [verzoeker] ter zitting verschenen financieel adviseur, de heer [naam]. Tot slot zijn als belanghebbenden verschenen: [belanghebbende 1] (hierna: [belanghebbende 1]), [belanghebbende 2] (hierna: [belanghebbende 2]), [belanghebbende 3] (hierna: [belanghebbende 3]), [belanghebbende 4] (hierna: [belanghebbende 4]), [belanghebbende 6] (hierna: [belanghebbende 6]) en [belanghebbende 7] (hierna: [belanghebbende 7]).

2.3.

Ten slotte is beschikking bepaald.

3 De feiten

3.1.

[erflater] (hierna: vader) en [erflaatster] (hierna: moeder) zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn tien kinderen geboren: [verzoeker], [verweerder 1], [verweerder 2], [belanghebbende 2], [belanghebbende 1], [belanghebbende 3], [belanghebbende 5], [belanghebbende 4], [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7] (hierna: de kinderen).

3.2.

Vader was (gedeeltelijk) eigenaar van de in Bijlage 1 bij deze beschikking (zie aangehecht blad) genoemde onroerende zaken, waaronder 32 hectare grond, en andere goederen. Hij exploiteerde een agrarische bedrijf: een melkveehouderij.

3.3.

Op 28 november [overlijdensdatum 2] is moeder overleden. Moeder heeft niet bij uiterste wilsbeschikking over haar nalatenschap beschikt. Vader heeft alle goederen uit de nalatenschap van moeder verkregen.

3.4.

In maart 2005 is vader met [belanghebbende 5] een maatschap aangegaan. Vader heeft het gebruik en genot van de in Bijlage 1 registergoederen en het eigendom van een aantal in Bijlage 1 genoemde roerende zaken in de maatschap ingebracht. In 2007 zijn ook [belanghebbende 6] en [verzoeker] tot de maatschap toegetreden.

3.5.

In 2008 heeft vader een ongeluk gehad waardoor hij arbeidsongeschikt is geraakt.

3.6.

In 2021, respectievelijk 2022 zijn [belanghebbende 6] en [belanghebbende 5] uit de maatschap getreden.

3.7.

Op [overlijdensdatum 1] mei 2023 is vader overleden. Toen vader overleed, is de maatschap geëindigd.

3.8.

Na het overlijden van vader heeft [verzoeker] de melkveehouderij zelfstandig voortgezet.

3.9.

Vader heeft niet bij uiterste wilsbeschikking over zijn nalatenschap beschikt. De kinderen zijn op grond van de wet allen erfgenaam van vader.

3.10.

Tot de nalatenschap behoren schulden, waaronder in ieder geval een hypotheekschuld van ongeveer € 537.400,00 en een vordering van de kinderen op de onverdeelde nalatenschap van moeder van ter hoogte van € 482.909,00. De kinderen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Ten tijde van de mondelinge behandeling was de nalatenschap van vader nog niet vereffend.

4 Het verzoek en het verweer

4.1.

[verzoeker] heeft de kantonrechter – kort samengevat – verzocht om de kinderen te verplichten de in Bijlage 1 genoemde goederen aan hem over te dragen tegen een redelijke prijs van € 405.076,00.

4.2.

Aan het verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. [verzoeker] is in 2007 toegetreden tot de maatschap en heeft sinds het overlijden van vader de melkveehouderij zelfstandig voortgezet. Om het bedrijf ook in de toekomst te kunnen voortzetten heeft [verzoeker] de in Bijlage 1 genoemde goederen nodig. Het gaat daarbij om agrarische gronden die noodzakelijk zijn voor het houden van de koeien van het melkveebedrijf. [verzoeker] kan deze gronden overnemen tegen een prijs van € 405.076,00, omdat alleen dan de onderneming nog lonend voortgezet kan worden. Dit heeft daarom te gelden als een redelijke prijs als bedoeld in artikel 4:38 BW.

4.3.

[verweerder 1] en [verweerder 2] hebben een verweerschrift ingediend en hebben de kantonrechter verzocht om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen. Ter zitting heeft de gemachtigde van [verweerder 1] verklaard zich aan te sluiten bij de standpunten van de gemachtigde van [verweerder 2], zodat de kantonrechter de standpunten van verweerders in het vervolg gezamenlijk zal behandelen, behalve waar [verweerder 1] een verweer voert dat niet door [verweerder 2] is gevoerd.

4.4.

Verweerders voeren, samengevat, het volgende aan. Verweerders stellen zich op het standpunt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat er – mede gelet op de schuldenlast die op de nalatenschap drukt – sprake is van een complexe situatie. Verder betwisten zij dat [verzoeker] als voortzetter kan worden aangemerkt, dat er sprake is van voortzetting van vaders bedrijf en dat het belang van [verzoeker] bij het verkrijgen van de goederen opweegt tegen de belangen van de overige erfgenamen, die bij een overdracht ernstig worden geschaad. Ook achtten zij de aangeboden overnamesom van € 405.076,00 geen redelijke prijs. Tot slot betwist [verweerder 1] dat de in Bijlage 1 genoemde gronden dienstbaar zijn aan het bedrijf.

4.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

[verzoeker] is ontvankelijk in zijn verzoek

5.1.

Verweerders stellen zich op het standpunt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek onder verwijzing naar een beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:2269, r.o. 4.3). Volgens hen is er mede door de schulden die op de nalatenschap drukken ter hoogte van meer dan een miljoen euro, sprake van een complexe situatie. De kinderen zijn namelijk zowel erfgenaam als vereffenaar. Als de gronden en overige in Bijlage 1 opgenomen goederen tegen een prijs van € 405.076,00 aan [verzoeker] overgedragen zouden worden, is de nalatenschap negatief, terwijl als de gronden tegen marktwaarde verkocht zouden worden de nalatenschap naar verwachting positief is. Toewijzing van het verzoek zou dus niet alleen betekenen dat de kinderen in hun rol als vereffenaar er niet in slagen een zo hoog mogelijke opbrengst voor de schuldeisers te realiseren, maar ook dat zij als erfgenaam aansprakelijk blijven voor de resterende schulden omdat de kantonrechter hen niet uit deze aansprakelijkheid kan ontslaan. Volgens verweerders moet er dus eerst vereffend worden, voordat artikel 4:38 BW in beeld komt.

5.2.

De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 4:38 lid 1 BW beoogt, kort gezegd, de mogelijkheid te bieden aan kinderen van een erflater om een bestaande onderneming voort te zetten. Die voortzetting zou in het gedrang kunnen komen als de rechthebbenden de goederen die dienstbaar zijn aan de onderneming aan een ander dan het voortzettende kind zouden overdragen. Continuïteit van het familiebedrijf ligt aan het artikel ten grondslag. Dit doel zou worden doorkruist indien, zoals verweerders betogen, verzoeker pas na vereffening ontvankelijk is. Dit zou er immers toe leiden dat het voor de voortzetting noodzakelijke bezit al verkocht is, voordat een kind de kans heeft om deze tegen een redelijke prijs over te nemen. Een dergelijke toepassing maakt artikel 4:38 BW tot een dode letter. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het verzoek behandeld kan worden voordat vereffening heeft plaatsgevonden. Overigens kwam ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de door verweerders aangehaalde beschikking niet tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk was.

Is [verzoeker] de voortzetter van het bedrijf?

5.3.

De regeling van artikel 4:38 BW komt pas aan de orde als vaststaat wie de bedrijfsopvolger is. [verzoeker] stelt dat hij dat is. Verweerders hebben dit niet weersproken. Vasstaat dat [verzoeker] feitelijk de werkzaamheden heeft voortgezet en op vragen van de kantonrechter heeft geen van de erfgenamen gezegd dat zij het bedrijf in zijn plaats willen voortzetten.

De toepassing van artikel 4:38 BW

5.4.

De kantonrechter kan een verzoek als bedoeld in artikel 4:38 BW toewijzen als: de over te nemen goederen dienstbaar zijn aan het bedrijf, het bedrijf van erflater wordt voortgezet en door de overdracht een zwaarwegende belang van het voortzettende kind wordt gediend, terwijl de belangen van de overige rechthebbenden niet ernstig worden geschaad. Als aan deze vereisten voldaan is, moet vervolgens een redelijke prijs worden bepaald. De kantonrechter is van oordeel dat aan de meeste voorwaarden is voldaan, maar dat de belangen van de broers en zussen van [verzoeker] te zeer worden geschaad zodat het verzoek zal worden afgewezen.

1. De goederen zijn dienstbaar aan het bedrijf

5.5.

[verzoeker] stelt dat de in Bijlage 1 vermelde goederen, in het bijzonder de gronden, dienstbaar zijn aan het bedrijf. De goederen worden op dit moment gebruikt voor de uitoefening van de melkveehouderij en zijn nodig om die voort te zetten. [verweerder 2] brengt daar tegen in dat het bedrijf dienstbaar is aan de gronden en niet andersom. Op de grond rust namelijk een bestemming, die het moet behouden. Ook zijn de gronden in de loop der tijd meer waard geworden, zodat de echte waarde van het bedrijf in de grond zit en niet in de onderneming, aldus [verweerder 2]. Daarmee miskent [verweerder 2] naar het oordeel van de kantonrechter dat de toets van artikel 4:38 BW is of de goederen een functie in de bedrijfsuitoefening hebben en niet of de goederen, los van de onderneming, (een hogere) waarde hebben. Dat de goederen een (noodzakelijke) functie in de bedrijfsoefening hebben, is door haar niet weersproken en staat daarmee vast. Er is dus sprake van goederen die dienstbaar zijn aan het bedrijf.

2. Het bedrijf van vader wordt voortgezet

5.6.

[verzoeker] wenst de melkveehouderij van vader voort te zetten. Volgens verweerders is er echter geen sprake van een voortzetting van het bedrijf van vader. Vader zou sinds een ongeluk in 2008 niet meer in de melkveehouderij werkzaam zijn, zodat al geruime tijd voor zijn overlijden geen sprake meer was van een door hem uitgeoefend bedrijf. Vader zou alleen in naam nog vennoot zijn. Ook zou er geen sprake zijn van een volwaardig renderende agrarisch onderneming, omdat de winst minimaal is en [verzoeker] een volwaardige baan naast het bedrijf heeft. Daarbij zou [verzoeker] niet de intentie hebben om het bedrijf voort te zetten en zou [verzoeker] over onvoldoende tijd, vaardigheden en middelen (zoals een Natuurbeschermingswetvergunning) beschikken om het bedrijf voort te zetten, aldus verweerders.

5.7.

Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 4:38 BW volgt dat bij de vraag of sprake is van voortzetting van een door erflater uitgeoefend bedrijf beslissend is dat de identiteit van de door de erflater gevoerde onderneming bewaard blijft. Niet is vereist dat het beroep of bedrijf door de erflater tot zijn dood is voortgezet. Er kunnen gevallen zijn dat de erflater al voor zijn overlijden, bijvoorbeeld in verband met ziekte, de uitoefening van het bedrijf heeft opgeschort (Kamerstukken II 1997/98, 17141, nr. 21, p. 19).

5.8.

Niet in geschil is dat vader tot 2005 een melkveehouderij exploiteerde. Hij hield vee, produceerde melk en genereerde daaruit inkomsten. Hoewel de ondernemingsvorm sinds 2005 is veranderd en er in de tussentijd ook andere personen tot de vennootschap zijn toegetreden en weer zijn vertrokken, is het bedrijf zoals die door vader bedreven werd in de kern hetzelfde gebleven. Al die tijd is er namelijk vee gehouden, melk geproduceerd en zijn er inkomsten gegenereerd. Dat vader niet tot zijn dood in de melkveehouderij heeft gewerkt, doet hier gelet op de overwegingen van de wetgever (zie overweging 5.7) niet aan af. De identiteit van het bedrijf is dus behouden.

5.9.

Verweerders voeren nog aan dat geen sprake is van een ‘volwaardig renderende agrarische onderneming’. Voor zover dit gelet op de door [verzoeker] overgelegde financiële onderbouwing al het geval zou zijn, geldt dat artikel 4:38 BW bij de vraag of sprake is van voortzetting niet vereist dat er sprake is van een ‘volwaardig renderende agrarische onderneming’. Evenmin stelt dit artikel eisen aan de kennis, kunde of voorgenomen wijze van bedrijfsvoering van de beoogd overnemer. Dat [verzoeker] niet de intentie zou hebben om het bedrijf voort te zetten, wordt door verweerders niet verder gemotiveerd aan de hand van concrete feiten en omstandigheden en staat haaks op het feit dat [verzoeker] in ieder geval in 2007 een bedrag van € 197.327,00 in de stal heeft geïnvesteerd. De kantonrechter volgt deze verweren daarom niet.

3. Bij toewijzing van het verzoek worden de belangen van de overige kinderen ernstig geschaad

5.10.

Voor toewijzing van een verzoek op grond van artikel 4:38 BW is nodig dat hierdoor een zwaarwegend belang van een kind wordt gediend en in vergelijking hiermee de belangen van de rechthebbenden niet ernstig worden geschaad. Van een zwaarwegend belang van een kind is sprake als dit belang een zodanig gewicht heeft dat het een wijziging in de rechtstoestand kan rechtvaardigen. In het algemeen zal het voortzettende kind voldoende belang hebben bij verkrijging van de bedrijfsgoederen, als zonder die verkrijging een vlotte bedrijfsvoering gehinderd wordt en deze goederen buiten de bedrijfsvoering ook niet van bijzondere waarde voor de rechthebbenden zijn (Kamerstukken II 1997/98, 17 141, nr. 27, p. 25).

5.11.

[verzoeker] heeft het eigendom van de gronden en andere in Bijlage 1 opgenomen goederen nodig om het bedrijf te blijven uitoefenen. Constructies waarbij [verzoeker] slechts het gebruik van de goederen krijgt en het eigendom bij de kinderen, de rechthebbenden, blijft, zijn niet haalbaar omdat een aantal kinderen hebben aangegeven hier niet aan mee te zullen werken. [verzoeker] wenst het bedrijf voort te zetten omdat hij er geld mee verdient, er plezier aan beleeft, en, zo begrijpt de kantonrechter, om het levenswerk van vader voort te zetten en uit te breiden. Verweerders hebben echter aangevoerd dat [verzoeker] buiten het bedrijf om 32 uur in de week als werkvoorbereider werkt en dat hij daarom financieel niet van de melkveehouderij afhankelijk is. [verzoeker] heeft dit niet weersproken. [verzoeker] heeft de melkveehouderij dus niet nodig om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Tegenover de belangen van [verzoeker] staan de belangen van de andere kinderen bij het behoud van de goederen, althans bij hun aanspraak op een deel van de erfenis. Partijen zijn het er namelijk over eens dat als de goederen tegen de door [verzoeker] voorgestelde prijs aan [verzoeker] zouden worden overgedragen, de nalatenschap van vader negatief is. Er zijn dan meer schulden dan opbrengsten. De overige kinderen zouden dan geen uitkering ontvangen en ook hun erfdeel uit de nalatenschap van moeder niet kunnen ontvangen. Daar staat tegenover dat de kinderen anders een fors bedrag zouden ontvangen, dat de financieel adviseur tijdens de mondelinge behandeling onder voorbehoud heeft geschat op € 100.000,00 per persoon. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de belangen van de andere kinderen bij een overdracht van de goederen aan [verzoeker] niet ernstig worden geschaad. De kantonrechter zal het verzoek dus afwijzen.

De conclusie

5.12.

Het voorgaande brengt met zich mee dat het verzoek zal worden afgewezen.

Proceskosten

5.13.

Gelet op de tussen partijen aanwezige familieband, zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

6 De beslissing

De kantonrechter

6.1.

wijst het verzoek af,

6.2.

compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.

BIJLAGE 1

De goederen waarvan overdracht wordt verzocht zijn de volgende.

A) Onroerende zaken, te weten:

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 1];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 2];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 3], waarvan 1/4de onverdeeld aandeel in eigendom toebehoort aan vader;

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 4];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 5];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 6];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 7], waarvan 1/4de onverdeeld aandeel in eigendom toebehoort aan vader;

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 8];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 9];

  • -

    Een perceel grasland, kadastrale aanduiding: [locatie 10].

B) Opstal, te weten:

  • -

    Een ligboxenstal, zoals beschreven in de jaarrekening van de maatschap over het jaar 2022 en de periode 1 januari 2023 tot en met 29 mei 2023, waarvan vader gerechtigd is tot 1/4de aandeel;

  • -

    Kuilplaten en erfverharding, zoals beschreven in de jaarrekening van de maatschap over het jaar 2022 en de periode 1 januari 2023 tot en met 29 mei 2023.

C) Roerende zaken, te weten:

 Machines en inventaris, zoals beschreven in de jaarrekeningen van de maatschap over het jaar 2022 en over de periode 1 januari 2023 tot en met 29 mei 2023, waarvan vader gerechtigd is tot 1/4de aandeel.

D) Rechten, te weten:

 Fosfaatrechten zoals beschreven in de jaarrekeningen van de maatschap over het jaar 2022 en over de periode 1 januari 2023 tot en met 29 mei 2023, waarvan vader gerechtigd is tot 1/4de aandeel.

E) Levende haven, te weten:

 Het rundvee zoals beschreven in de jaarrekening van de maatschap over de periode 1 januari 2023 tot en met 29 mei 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.