6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete ter hoogte van € 18.500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door te vervangen door 118 dagen hechtenis.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
De verdachte heeft zich in 2020 schuldig gemaakt aan het opzettelijk produceren van meer fosfaat dan het op zijn bedrijf rustende fosfaatrecht. Dit feit rechtvaardigt zonder meer oplegging van een straf.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte steeds dient te handelen naar de geldende regelgeving, zal de rechtbank in deze zaak niettemin, met toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel opleggen wegens de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank kent in dat verband overwegende betekenis toe aan het feit dat de exploitatie van het bedrijf plaatsvond onder uitzonderlijk lastige omstandigheden waarop verdachte niet altijd invloed had, of kon hebben.
Verdachte exploiteerde sinds 1 augustus 2011 een melkveehouderij aan de [adres 1] . De Rijksdienst voor ondernemend Nederland (hierna: RVO) heeft op 13 januari 2018 aan het bedrijf van verdachte 8.412 kg aan fosfaatrechten toegekend. Tegen deze beschikking heeft verdachte bezwaar gemaakt. De bezwaren van verdachte zijn in eerste instantie op 25 april 2018 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft verdachte beroep aangetekend. Op 22 oktober 2018 heeft de RVO de beslissing op het bezwaar van 25 april 2018 ingetrokken, naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep voor bedrijfsleven, waarin werd geoordeeld dat de individuele disproportionele last en de bijzondere omstandigheden inhoudelijk moeten worden meegewogen bij de beslissing op bezwaar. Op 22 oktober 2018 werd het aantal fosfaatrechten van het bedrijf van verdachte vastgesteld op 10.124 kg. Verdachte heeft daarop het beroep tegen de beslissing van 25 april 2018 ingetrokken. Op 29 mei 2019 heeft de RVO evenwel, voor verdachte onverwacht, de beslissing van 22 oktober 2018 herzien en de fosfaatrechten alsnog vastgesteld op 8.883 kg. Op 21 juli 2020 volgde een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin het door verdachte ingestelde beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Daarmee stonden de aan het bedrijf van verdachte toegekende 8.883 kg fosfaatrechten vast. Omdat verdachte vanaf juni 2019 ook fosfaatrechten heeft verhandeld, resteerden hem in 2020 uiteindelijk 6.284,6 kg aan benutbare fosfaatrechten.
Verdachte heeft met zijn melkveebedrijf in 2020 10.290,09 kg fosfaat geproduceerd. Dit is een overschrijding van 4.005,49 kg ten opzichte van de voor het bedrijf benutbare fosfaatrechten.
Verdachte heeft ter zitting toegelicht dat zijn bedrijf financieel in zwaar weer verkeerde, en nog steeds verkeert. In 2014 heeft hij geïnvesteerd in de nieuwbouw van een stal en in melkrobots. Deze investeringen zijn door de bank gefinancierd. Naar aanleiding van de beslissing van 22 oktober 2018 heeft verdachte investeringsbeslissingen genomen en is hij financiële verplichtingen aangegaan. Medio 2019 besloot de bank de financiering echter af te bouwen, nadat de RVO op 29 mei 2019 de fosfaatrechten van verdachte naar beneden had bijgesteld. Verdachte was daardoor genoodzaakt om nieuwe (private) investeerders te zoeken. Om in de tussentijd aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen, kon hij, zo verklaarde verdachte, niet anders dan fosfaatrechten verhandelen. Het afschalen van melkvee of verkoop van materieel zou zijn bedrijfsvoering in gevaar hebben gebracht, aldus verdachte. Vanaf medio 2019 heeft verdachte daarom mondjesmaat fosfaatrechten verkocht.
Vanaf 21 juli 2020 toen bekend werd dat (alsnog) slechts 8.883 kg fosfaatrecht aan verdachte werd toegekend is hij op zoek gegaan naar mogelijkheden om extra fosfaatrechten te verkrijgen. Verdachte heeft eind 2020 nieuwe investeerders gevonden en heeft toen extra fosfaatrechten verworven. Op dat moment kon hij echter onvoldoende in 2020 benutbare fosfaatrechten verkrijgen, waardoor hij in dat jaar meer fosfaat heeft geproduceerd dan waarvoor hij op dat moment rechten had.
De rechtbank constateert dat verdachte, blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2024, eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit betreffen geen recente veroordelingen.
Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank het passend en geboden dat geen straf zal worden opgelegd.