Verzoek toepassing wettelijke schuldsaneringsregeling en verzoek eerdere ingangsdatum. Verzoek toepassing wettelijke schuldsaneringsregeling is toegewezen.
Verzoek toepassing eerdere ingangsdatum is afgewezen. Verzoekster heeft niet voldaan aan de inspanningsplicht door de afgelopen maanden niet te hebben gewerkt en ook niet t te hebben gesolliciteerd naar werk. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij van de gemeente een ontheffing heeft voor de sollicitatieplicht.
De rechtbank heeft overwogen dat de ontheffing voor de sollicitatieplicht, afgegeven door de gemeente, een andere strekking heeft dan de inspanningsplicht in de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster] , wonende te [woonplaats]
,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster] .
Ten aanzien van de goederen van de schuldenares is op 25 september 2020 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van [naam 1] , h.o.d.n. Profez [naam 1] te Oldenzaal tot (beschermings)bewindvoerder.
Het procesverloop
[verzoekster] heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 januari 2024. [verzoekster] , mevrouw [naam 1] (beschermingsbewindvoerder) en mevrouw [naam 2] (ambulant begeleider) zijn ter zitting verschenen.
De beoordeling
[verzoekster] heeft verzocht de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren en heeft tevens verzocht te bepalen dat de looptijd van de schuldsanering zal ingaan op 29 juli 2023, zijnde zes maanden eerder.
De rechtbank zal eerst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en vervolgens het verzoek betreffende de eerdere ingangsdatum behandelen.
Ten aanzien van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt. Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [verzoekster] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden.
[verzoekster] heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en/of onbetaald laten van de schuldenlast, onder controle heeft gekregen. Ook heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Ten aanzien van het verzoek om te bepalen dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling vóór de datum van toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ligt, overweegt de rechtbank als volgt.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat zij in totaal zes maanden – van juli 2023 tot en met januari 2024 – maximaal heeft afgedragen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.
Op 1 juli 2023 is de Wet verbetering doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in werking getreden. Als gevolg van inwerkingtreding van vorengenoemde wet is onder andere artikel 349a lid 1 Faillissementswet aangepast, in die zin dat nu is bepaald dat de termijn van de schuldsaneringsregeling anderhalf jaar bedraagt te rekenen van de dag van de uitspraak tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285 eerde lid onder f Faillissementswet, indien die dag eerder is gelegen.
Ondanks dat [verzoekster] niet beschikt over afdrachtcapaciteit, heeft zij gedurende zes maanden – in overleg met de schuldhulpverlener - € 53,00 per maand uit haar vrij te laten bedrag afgedragen. In totaal heeft [verzoekster] € 333,96 gespaard voor de gezamenlijke schuldeisers.
Gelet op het feit dat [verzoekster] een Participatiewet-uitkering ontvangt, rust er op haar een inspanningsplicht in de zin van het verwerven en behouden van betaalde arbeid. [verzoekster] heeft verklaard dat zij de afgelopen zes maanden niet heeft gewerkt en ook niet heeft gesolliciteerd naar werk. De reden daartoe is dat [verzoekster] bezig is geweest met diverse behandelingen bij Mediant. Mevrouw [naam 2] (ambulant begeleider) heeft toegelicht dat [verzoekster] in augustus 2023 een 16-weekse behandeling bij Mediant heeft afgerond. Mevrouw [naam 1] heeft verklaard dat [verzoekster] een ontheffing heeft van de gemeente Oldenzaal met betrekking tot de sollicitatieplicht.
De rechtbank overweegt dat een ontheffing van de gemeente – om het recht op een uitkering te behouden en re-integratie in de maatschappij te bevorderen – niet hetzelfde doel heeft als de inspanningsplicht in de wettelijke schuldsaneringsregeling. De inspanningsplicht in de wettelijke schuldsanering heeft het doel om zoveel mogelijk baten te verwerven voor de gezamenlijke schuldeisers. [verzoekster] heeft – zoals zij zelf reeds heeft verklaard – de afgelopen zes maanden niet gewerkt en ook niet gesolliciteerd naar werk. De rechtbank concludeert dat [verzoekster] niet heeft voldaan aan de inspanningsplicht en zal het verzoek om een eerdere ingangsdatum afwijzen.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat door de toepassing van de schuldsaneringsregeling de ten laste van [verzoekster] gelegde beslagen van rechtswege komen te vervallen.
De beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] -1980 te [geboorteplaats] (Rusland),
wonende te [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R.P. van Eerde,
en tot bewindvoerder [naam 3] ,
[adres]
;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen;
- stelt de vergoeding voor de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voorlopig vast op de bedragen zoals bepaald in het op 1 oktober 2013 in werking getreden Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, en brengt deze bedragen ten laste van de boedel;
- bepaalt dat de bewindvoerder - bij wijze van voorschot - van deze vergoeding gemiddeld per maand een bedrag mag opnemen van maximaal het maandbedrag van het looptijdafhankelijke deel, te vermeerderen met 1/18 van het looptijdonafhankelijke deel, een en ander vanaf de maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) en uitsluitend wanneer het saldo op de ten behoeve van de schuldsaneringsregeling geopende bankrekening dit toelaat.
Gewezen te Almelo door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: