Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2025:1153

Rechtbank Overijssel
26-02-2025
03-03-2025
11509919 \ CV EXPL 25-269
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Domijn heeft in augustus 2022 met gedaagde een huurovereenkomst gesloten. In deze zaak vordert Domijn ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De dagvaarding is openbaar betekend. Gedaagde is niet ter zitting verschenen. Ter zitting is besproken welk onderzoek Domijn heeft verricht en welke maatregelen zij heeft genomen om de daadwerkelijke verblijfplaats van gedaagde te achterhalen. Met openbare betekening kan pas worden volstaan nadat de kantonrechter zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de gedaagde partij te vinden met spoed en te goeder trouw zijn genomen. Openbare betekening is immers, vanwege de minimale kans dat een openbaar betekend exploot de gedaagde daadwerkelijk bereikt, een laatste redmiddel. De kantonrechter kan zich er op grond van het verklaarde ter zitting en de stukken niet van vergewissen of door Domijn met spoed en te goeder trouw alle stappen zijn ondernomen om de daadwerkelijke verblijfplaats van gedaagde te achterhalen. De kantonrechter stelt Domijn in de gelegenheid deze stappen alsnog te nemen en dit vervolgens bij akte te onderbouwen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer: 11509919 \ CV EXPL 25-269

Vonnis in kort geding van 26 februari 2025

in de zaak van

WONINGSTICHTING DOMIJN,

te Enschede,

eisende partij,

hierna te noemen: Domijn,

gemachtigde: mr. W.B. te Woerd,

tegen

[gedaagde] ,

zonder bekende woon- en verblijfplaats,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

niet verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 30 januari 2025 met producties,
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2025, waarbij Domijn is verschenen en is bijgestaan door haar gemachtigde. Domijn heeft haar standpunt toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De zaak in het kort

2.1.

Domijn heeft in augustus 2022 met [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten. In deze zaak vordert Domijn ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand.

De dagvaarding is openbaar betekend. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Ter zitting is besproken welk onderzoek Domijn heeft verricht en welke maatregelen zij heeft genomen om de daadwerkelijke verblijfplaats van [gedaagde] te achterhalen. Met openbare betekening kan pas worden volstaan nadat de kantonrechter zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de gedaagde partij te vinden met spoed en te goeder trouw zijn genomen. Openbare betekening is immers, vanwege de minimale kans dat een openbaar betekend exploot de gedaagde daadwerkelijk bereikt, een laatste redmiddel. De kantonrechter kan zich er op grond van het verklaarde ter zitting en de stukken niet van vergewissen of door Domijn met spoed en te goeder trouw alle stappen zijn ondernomen om de daadwerkelijke verblijfplaats van [gedaagde] te achterhalen. De kantonrechter stelt Domijn in de gelegenheid deze stappen alsnog te nemen en dit vervolgens bij akte te onderbouwen.

3 De feiten

3.1.

Domijn heeft met ingang van 1 augustus 2022 met [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd voor het appartement aan de [adres] . Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van Domijn van 1 september 2018 van toepassing.

3.2.

De sociaal werkster van de broer van [gedaagde] , van Stichting voor elkaar Zwolle (hierna: de Stichting) heeft namens het broertje van [gedaagde] op 6 november 2022 naar Domijn gebeld. De sociaal werkster heeft aangegeven dat [gedaagde] in detentie in Duitsland zit en dat dit ook nog wel ‘een jaar of 2’ zo gaat zijn. Ook heeft de sociaal werkster aangegeven dat het broertje graag wil weten of het verstandig is dat de huur wordt opgezegd. Uit het leefbaarheidsdossier volgt dat Domijn op 7 november 2023 op deze email per mailbericht heeft gereageerd. In dit bericht schrijft zij het volgende:

‘[…]

Het is afhankelijk van de omstandigheden of de huur opgezegd moet worden. Op het moment dat de huur niet meer betaald kan worden, of wordt, is het inderdaad het handigst om op te zeggen. Hiervoor stuur ik direct het opzeggingsformulier mee.

[…]’

3.3.

Tijdens de detentie is er geen huurachterstand ontstaan. [gedaagde] heeft gedurende de detente de huur steeds voldaan.

3.4.

De Stichting heeft op 27 november 2023 bij Domijn aangegeven dat het broertje van [gedaagde] bij [gedaagde] op bezoek zou gaan in de gevangenis in [verblijfplaats] . De Stichting heeft op 25 januari 2024 aan Domijn een bericht gestuurd dat een sociaal werker de begeleiding van het broertje van [gedaagde] over zou nemen. De sociaal werker heeft op 29 januari 2024 met Domijn gebeld. Dit volgt uit het leefbaarheidsdossier (productie 5).

3.5.

Domijn heeft op 13 februari 2024 van het broertje van [gedaagde] een schriftelijke verklaring in het Arabisch van [gedaagde] ontvangen. Uit de door Domijn overgelegde vertaling volgt dat er staat: “Ik ben [gedaagde] ben geboren op [geboortedatum 1] 1999 Ik ben nu bij de politie in [plaats 1] in Duitsland om mijn broer te machtigen als het nodig is. Zijn gegevens zijn [naam] geboren op [geboortedatum 2] 2004”

3.6.

Tot en met november 2024 heeft Domijn gecorrespondeerd met de sociaal werker van het broertje van [gedaagde] over [gedaagde] . Die correspondentie heeft Domijn niet overgelegd.

3.7.

Domijn heeft in de periode van maart tot en met augustus 2024 meerdere huisbezoeken gebracht aan de woning van [gedaagde] . Zij stelt dat zij [gedaagde] niet heeft aangetroffen. Zij heeft [gedaagde] bij brief van 1 juli 2024 uitgenodigd voor een gesprek op 17 juli 2024. In die brief heeft ze ook aangekondigd een woonfraudeonderzoek te starten als [gedaagde] niet naar dit gesprek komt. [gedaagde] is niet bij dit gesprek geweest.

3.8.

Vervolgens is eind augustus door de gemeente Enschede een adressenonderzoek gestart. Dit onderzoek heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat [gedaagde] op 21 oktober 2024 is uitgeschreven uit het Basisregister Personen per 29 augustus 2024.

3.9.

Domijn heeft op 19 november 2024 wederom een huisbezoek gebracht aan de woning van [gedaagde] .

4 Het geschil

4.1.

Domijn vordert dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt de woning te ontruimen en een bedrag van € 647,40 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Tot slot vordert Domijn dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.

4.2.

Domijn legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.

Zij stelt dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. Die tekortkoming bestaat er volgens Domijn uit dat [gedaagde] de woning niet als hoofdverblijf gebruikt, omdat hij vermoedelijk (langdurig) in het buitenland in detentie zit. Hier is [gedaagde] op grond van artikel 5 van de huurovereenkomst en artikel 8 lid 2 van de Algemene Huurvoorwaarden wel toe verplicht. Ook gedraagt [gedaagde] zich niet als een goed huur (artikel 7:213 BW) door de woning niet als hoofdverblijf te gebruiken. Tot slot heeft [gedaagde] een huurachterstand van één maand laten ontstaan. De tekortkoming door [gedaagde] rechtvaardigen de ontruiming. Domijn stelt ook een spoedeisend belang te hebben bij de ontruiming. De woning die [gedaagde] huurt, is een sociale huurwoning. Naast dat zij eventuele schade aan de woning door het niet gebruiken daarvan wil voorkomen, wil zij weer kunnen beschikken over de woning zodat deze weer kan verhuren aan iemand anders.

4.3.

[gedaagde] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van Domijn en wat daaraan ten grondslag is gelegd.

5 De beoordeling

Openbare betekening van de dagvaarding

5.1.

Aan de orde is of Domijn hier met openbare betekening van de dagvaarding heeft kunnen volstaan. Op grond van art. 28 lid 2 Brussel I bis-Verordening is de rechter verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de niet verschenen verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op de verdediging nodig was, te ontvangen of dat daartoe al het nodige is gedaan.

Volgens de, op deze bepaling gebaseerde, rechtspraak van het HvJ EU verzet de verordening zich niet tegen het voeren van een procedure tegen en in afwezigheid van een persoon met een onbekende verblijfplaats, mits de rechter bij wie de zaak aanhangig is, alvorens uitspraak te doen, zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden, met spoed en te goeder trouw zijn ondernomen.

Het Unierecht staat er evenmin aan in de weg dat een verstekvonnis wordt gewezen tegen een verweerder aan wie, omdat zijn verblijfplaats niet kan worden bepaald, het geding inleidend stuk openbaar is betekend naar nationaal recht, mits het aangezochte gerecht zich tevoren ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden, met spoed en te goeder trouw zijn ondernomen (zie ook Hof Den Haag, 20 december 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2708).

5.2.

Aan het vereiste voor openbare betekening ex art. 54 lid 2 Rv, omdat de woon- en verblijfplaats van de gedaagde partij onbekend is, is pas voldaan indien degene op wiens verzoek de openbare betekening plaatsvindt, ondanks redelijke onderzoeksinspanningen de woon- of verblijfplaats niet heeft kunnen achterhalen.

Openbare betekening is immers, vanwege de minimale kans dat een openbaar betekend exploot de gedaagde partij daadwerkelijk bereikt, een laatste redmiddel.

Aan de orde is dan ook of Domijn in deze zaak redelijke onderzoeksinspanningen heeft verricht.

5.3.

Domijn stelt hiertoe dat zij de gemeente Enschede heeft ingeschakeld om een adresonderzoek te doen. Dit heeft ter toe geleid dat de gemeente heeft geconstateerd dat [gedaagde] op het adres waarop hij staat ingeschreven niet woonachtig is en dat hij per 29 augustus 2024 is uitgeschreven uit het BRP. Domijn heeft meerdere huisbezoeken gedaan, ook in augustus 2024 nog, maar heeft [gedaagde] niet aangetroffen. Domijn heeft ter zitting nog verklaard dat zij de dagvaarding ook per e-mail aan [gedaagde] heeft gestuurd. Niet gesteld of gebleken is dat Domijn dan wel de door haar ingeschakelde deurwaarder verdere stappen heeft ondernomen.

5.4.

Domijn heeft ter zitting verklaard geen contact te hebben opgenomen met de gevangenis in [verblijfplaats] . Ook heeft Domijn verklaard het broertje of diens sociaal werker niet in haar onderzoek naar het adres van [gedaagde] te hebben betrokken en de sociaal werker en het broertje niet op de hoogte te hebben gesteld van deze procedure en de inhoud van de dagvaarding. Feiten en/ of omstandigheden waaruit volgt dat Domijn, zoals zij stelt, mocht aannemen dat [gedaagde] niet of niet langer in Duitsland in detentie zit, heeft zij niet gesteld en zijn de kantonrechter niet gebleken. Domijn heeft ook niet onderbouwd dat de dagvaarding per e-mail aan [gedaagde] is gestuurd (nog daargelaten of [gedaagde] in detentie toegang heeft tot zijn mail).

5.5.

De kantonrechter is van oordeel dat zij zich er op grond hiervan onvoldoende van kan vergewissen of door Domijn met spoed en te goeder trouw alle stappen zijn ondernomen om de werkelijke verblijfplaats van [gedaagde] te achterhalen.

Hieronder wordt dat verder uitgelegd.

5.6.

Uit het door Domijn overgelegde leefbaarheidsdossier en het verklaarde ter zitting blijkt dat Domijn vanaf november 2023 tot in ieder geval november 2024 regelmatig contact heeft gehad met de sociaal werker van het broertje van [gedaagde] . Daarin is meerdere keren besproken dat [gedaagde] voor een jaar of twee in detentie zit in de gevangenis in [verblijfplaats] in de buurt van [plaats 2] . Ook volgt uit het dossier dat het broertje van [gedaagde] naar Duitsland is geweest voor een gesprek met de advocaat van zijn broer en voor een gesprek met zijn broer in de gevangenis in [verblijfplaats] . Verder blijkt uit het bericht van 29 januari 2024 dat de sociaal werker van het broertje gaat proberen een detentieverklaring te krijgen en heeft Domijn in februari 2024 een door [gedaagde] ondertekende verklaring ontvangen, waaruit blijkt dat hij bij de politie in [plaats 1] in Duitsland is en zijn broertje indien nodig machtigt. Hieruit volgt dat het verblijfadres van [gedaagde] bij het broertje en de sociaal werkster waar Domijn steeds contact mee had, zeer waarschijnlijk bekend zijn. Onbegrijpelijk is dan ook waarom Domijn deze personen niet in haar onderzoek heeft betrokken en aan het broertje en diens sociaal werker het adres niet heeft gevraagd. Nu er voldoende aanwijzingen waren van het verblijf van [gedaagde] in Duitsland had Domijn daar onderzoek naar moeten doen.

5.7.

Nu geen onderzoek in het buitenland heeft plaatsgevonden en Domijn ook het broertje en diens sociaal werker niet in het onderzoek heeft betrokken dient geconcludeerd te worden dat Domijn onvoldoende stappen heeft gezet om [gedaagde] te vinden. Zij heeft onvoldoende en niet te goeder trouw onderzoeksinspanningen verricht om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [gedaagde] te achterhalen. Gelet hierop heeft Domijn niet kunnen volstaan met openbare betekening van de dagvaarding.

5.8.

De kantonrechter zal Domijn daarom in de gelegenheid stellen om met spoed en te goeder trouw alle nodige stappen te ondernemen om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [gedaagde] te achterhalen en vervolgens uiterlijk 7 maart 2025 bij akte, met stukken onderbouwd, toe te lichten dat zulke stappen zijn ondernomen en welk resultaat deze hebben opgeleverd. Het gaat dan onder andere om het opvragen van het adres bij het broertje van [gedaagde] en diens sociaal werker, het doen van onderzoek naar het verblijf van [gedaagde] in Duitsland door onder andere, maar niet uitsluitend, contact op te nemen met de gevangenis in [verblijfplaats] en het overleggen van de aan [gedaagde] verstuurde email met de dagvaarding.

5.9.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6 De beslissing

De kantonrechter

6.1.

draagt Domijn op om uiterlijk 7 maart 2025 zich bij akte uit te laten als overwogen onder 5.8.

6.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.