3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van [datum] 2023 is verdachte omstreeks 04:00 uur op haar zolderkamer bij haar ouders thuis in [plaats] bevallen van een baby. Verdachte was alleen op haar kamer en heeft verklaard dat zij kort na de bevalling het bewustzijn is verloren, toen de baby op een hoofdkussen op de grond lag. Nadat zij bijkwam, constateerde zij – met de zaklamp van haar telefoon en door te voelen – dat de baby niet ademde en geen hartslag had. Vervolgens heeft zij de baby samen met de placenta en bebloede doeken in een vuilniszak gedaan en met bebloed beddengoed in een koffer op haar kamer gestopt. Op 18 augustus 2023 heeft verdachte de koffer geleegd en de inhoud in een vuilniszak gedaan en bij haar bureau gezet, omdat haar moeder de koffer op 19 augustus 2023 nodig had.
Op 19 augustus 2023 heeft de moeder van verdachte deze vuilniszak onder het bureau op de zolderkamer van verdachte aangetroffen. De moeder van verdachte opende de vuilniszak en zag bebloede doeken. Daarna zijn de ouders van verdachte naar het ouderlijk huis van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de toenmalige vriend van verdachte, gegaan waar verdachte op dat moment verbleef. Geconfronteerd door haar ouders met de bebloede doeken heeft verdachte aan haar ouders en aan [naam 1] en zijn ouders verteld dat zij een miskraam had gehad. Verdachte en [naam 1] hebben de baby samen de naam [baby] gegeven. Eenmaal terug in het ouderlijk huis van verdachte heeft verdachte [baby] uit de vuilniszak gehaald en samen met [naam 1] in een doosje gelegd, zodat ze haar konden begraven. Eerst hebben ze [baby] in het doosje meegenomen hebben naar het ouderlijk huis van [naam 1] . ’s Avonds kwam daar een verloskundige en zij heeft verdachte lichamelijk onderzocht. De verloskundige zag dat verdachte lichamelijke verschijnselen had die niet pasten bij een miskraam. Toen [naam 1] een foto liet zien van [baby] wilde de verloskundige haar zien. Nadat de verloskundige [baby] in het doosje zag liggen, constateerde zij dat het om een voldragen baby ging en heeft zij de politie ingelicht.
Om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 tenlastegelegde dient de rechtbank eerst de vraag te beantwoorden of [baby] levend geboren is en zo ja, wat de oorzaak van haar latere overlijden (accidenteel of niet-accidenteel) is. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of en zo ja, in welke mate, sprake is van betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van [baby] .
[baby] is levend geboren
Op 21 augustus 2023 is er sectie verricht op het lichaam van [baby] door arts en patholoog drs. I.H.R. Hundscheid (hierna: de deskundige). De deskundige heeft ook een forensisch pathologisch rapport en een aanvullend bericht opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat [baby] een pasgeboren, voldragen (een zwangerschapsduur van 37-39 weken) en normaal ontwikkelde baby van het vrouwelijke geslacht zonder zichtbare aangeboren afwijkingen betrof.
De longen waren met het blote oog, bij postmortaal radiologisch onderzoek en lichtmicroscopisch onderzoek ontplooid en luchthoudend, zonder aanwijzingen voor relevante gasstapeling als gevolg van ontbinding. Deze bevindingen wijzen erop dat [baby] ten minste één keer moet hebben ingeademd (met bijbehorende ademhalingsbeweging) en dus levend geboren is. Dit betekent niet dat zij ook geluid of anderszins bewegingen moet hebben gemaakt.
Geen doodsoorzaak vastgesteld
Bij sectie en bij forensisch pathologisch onderzoek is geen doodsoorzaak gebleken. Ten aanzien van mogelijke doodsoorzaken is het volgende door de deskundige overwogen: er waren geen traumatische afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of die hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest. Ook waren er met name geen concrete tekenen van betekenisvolle krachtinwerking op het hoofd, de mond of de hals. Overlijden als gevolg van verstikking (zoals bijvoorbeeld door plaatsing in een plastic zak of smoren) of onderkoeling hoeft over het algemeen geen zichtbare verschijnselen achter te laten. Deze mogelijke doodsoorzaken kunnen daarom niet worden aangetoond, maar ook niet worden uitgesloten. Er is dan ook geen uitspraak mogelijk over de waarschijnlijkheid van het aantreffen van de forensisch pathologische bevindingen onder de hypothese van overlijden als gevolg van verstikking versus het aantreffen van de forensisch pathologische bevindingen onder de hypothese van overlijden als gevolg van onderkoeling. Er waren geen concrete aanwijzingen voor uitdroging, wat evenmin kan worden uitgesloten. De deskundige heeft bij deze verschillende doodsoorzaken opgemerkt dat het niet zinvol (en niet mogelijk) is een exhaustieve lijst van doodsoorzaken aan te leveren die geen zichtbare verschijnselen aan het lichaam hoeven achter te laten.
Gezien het ontbreken van een duidelijke doodsoorzaak kan op basis van de forensisch pathologische bevindingen door de deskundige geen uitspraak gedaan worden over hoe vaak [baby] geademd heeft en hoe lang zij na haar geboorte geleefd heeft.
Eventuele functionele stoornissen (bijvoorbeeld ademhalingsstoornissen of hartritmestoornissen) kunnen bij forensisch pathologisch onderzoek niet gevisualiseerd worden. Er kan daarom geen uitspraak gedaan worden over welke levensreddende handelingen uitgevoerd hadden moeten worden. Ook heeft de deskundige in haar rapport opgenomen dat er gevallen zijn waarbij er sprake is van het plotseling overlijden van een zuigeling onder de leeftijd van een jaar, zonder dat er een aanwijsbare doodsoorzaak wordt gevonden na uitgebreid forensisch pathologisch onderzoek en bestudering van de (eventuele) medische voorgeschiedenis van de moeder en de zuigeling.
Wetenschap bij verdachte dat [baby] levend geboren is en ten minste éénmaal geademd heeft?
Verdachte heeft op 6 september 2023 bij de politie verklaard dat zij op een gegeven moment tijdens de bevalling met haar hand het hoofdje van [baby] voelde en dat op het moment dat [baby] geboren werd verdachte haar op het (hoofd)kussen legde. Verdachte verklaarde in paniek te zijn geweest, veel bloed te verloren hebben en veel pijn te hebben gehad en vervolgens het bewustzijn te hebben verloren. Hoe lang dit heeft geduurd, weet verdachte niet. Toen zij bijkwam, heeft zij met de zaklamp van haar telefoon naar [baby] gekeken. Verdachte heeft gekeken of zij ademhaalde en daarbij gekeken of de longetjes bewogen. Ook heeft verdachte gevoeld bij het hartje of [baby] een hartslag had. Verdachte heeft een paar minuten gekeken of [baby] leefde. Zij zag geen ademhaling en beweging bij haar. Verdachte heeft haar gezichtje schoongemaakt en [baby] in een handdoek gedaan.
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank stelt op basis van het forensisch pathologisch rapport van de deskundige vast dat [baby] levend is geboren en ten minste een keer adem heeft gehaald. Onduidelijk is gebleven hoe vaak [baby] adem heeft gehaald en hoe lang zij na de geboorte heeft geleefd.
Met betrekking tot de doodsoorzaak van [baby] overweegt de rechtbank het volgende. Door de deskundige is een aantal mogelijke doodsoorzaken (die geen zichtbare verschijnselen achterlaten) genoemd, waaronder verstikking, onderkoeling en uitdroging. Daarbij is door de deskundige opgemerkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor verstikking, onderkoeling en uitdroging en dat de opsomming van mogelijke doodsoorzaken die geen zichtbare verschijnselen achterlaten niet volledig is. De rechtbank kan gelet daarop, maar ook gelet op de mogelijke stoornissen die niet tijdens het forensisch pathologisch onderzoek gevisualiseerd konden worden, niet vaststellen wat de doodsoorzaak is geweest.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir gewezen op het aanvullend bericht van de deskundige waarin melding gemaakt wordt van gegevens van het CBS waaruit zou volgen dat jaarlijks gemiddeld 272 kinderen op de dag van de geboorte (na levend te zijn geboren) sterven. De officier van justitie heeft dit getal afgezet tegen het gemiddeld aantal geboren kinderen in de periode 1996-2014 en heeft geconcludeerd dat er een zeer kleine kans is van 0,14% dat een levend geboren kind binnen 24 uur na de geboorte overlijdt. Daarmee heeft de officier van justitie gesteld dat het hoogst onaannemelijk is dat er bij [baby] sprake is van natuurlijk overlijden.
De deskundige heeft bij dit getal van 272 kinderen opgemerkt dat zij niet over statistische gegevens beschikt over hoeveel kinderen overlijden tijdens de geboorte. Bovendien vindt niet altijd uitgebreid postmortaal onderzoek plaats en kan er niet altijd een doodsoorzaak vastgesteld worden. De rechtbank acht de kansberekening van de officier van justitie, mede gelet op bevindingen van de deskundige, onvoldoende basis voor de conclusie dat in het geval van [baby] sprake is van een niet-natuurlijk overlijden.
Omdat de rechtbank geen doodsoorzaak vast kan stellen, kan de rechtbank ook niet vaststellen of er sprake is van een accidentele of niet-accidentele dood van [baby] . Door het ontbreken van een dergelijke vaststelling kan ook niet vastgesteld worden of er sprake is van causaal verband tussen het overlijden van [baby] en mogelijk opzettelijk handelen van een persoon, waarbij in dit geval geen sprake kan zijn van iemand anders dan verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde kindermoord en de subsidiair tenlastegelegde kinderdoodslag.
Conclusie ten aanzien van het meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde
Vaststaat dat [baby] levend is geboren. De rechtbank kan echter niet vaststellen of verdachte hier wetenschap van heeft gehad. De deskundige heeft aangegeven dat [baby] ten minste éénmaal heeft ademgehaald. Maar, zoals door de deskundige is opgemerkt, hoeft [baby] daarbij geen geluid of bewegingen te hebben gemaakt. Doorgaans heeft een baby direct na de geboorte de eerste ademhaling. Verdachte heeft verklaard dat zij geen ademhaling bij [baby] heeft opgemerkt en ook geen hartslag heeft gevoeld. De mogelijkheid dat [baby] al overleden was toen verdachte heeft gekeken of zij ademhaalde en heeft gevoeld of zij een hartslag had, kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet worden uitgesloten, omdat daaruit niet kan worden afgeleid hoe lang [baby] heeft geleefd Daarom staat ook niet vast dat verdachte wist dat [baby] in leven was. De rechtbank betrekt bij haar overwegingen dat verloskundige C.E. de Jong heeft verklaard dat een baby na de bevalling kan overlijden, bijvoorbeeld als de ademhaling niet op gang wordt gebracht door het toebrengen van een fysieke prikkel.
Gelet hierop kan niet bewezen worden dat verdachte opzettelijk dan wel verwijtbaar heeft nagelaten haar pasgeboren baby [baby] (medische) verzorging te verlenen en/of voeding te geven en/of heeft nagelaten tijdig (medische) hulp in te roepen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte met haar handelen het oogmerk heeft gehad om het feit of de oorzaak van het overlijden van [baby] te verbergen.
Zoals hiervoor beschreven is, heeft verdachte het stoffelijk overschot van [baby] in de nacht van [datum] 2023 in een vuilniszak gestopt en deze vuilniszak vervolgens in een koffer gedaan. Deze koffer stond op haar zolderkamer. Verdachte wist dat haar moeder deze koffer op 19 augustus 2023 nodig had. Op 18 augustus 2023 heeft verdachte daarom de vuilniszak uit de koffer gehaald en bij haar bureau gezet. Daar is de vuilniszak op 19 augustus 2023 door de moeder van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat zij op 19 augustus 2023 aan [naam 1] wilde vertellen dat zij was bevallen van een kindje dat het niet overleefd had.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze verklaring van verdachte en het aantreffen van de vuilniszak door haar moeder, verdachte niet de bedoeling had het stoffelijk overschot van [baby] te verbergen. Zij wist dat haar moeder en andere familieleden toegang hadden tot haar zolderkamer en was voornemens haar toenmalige vriend in te lichten over de geboorte en het overlijden van [baby] . Dergelijk handelen duidt niet op het oogmerk om het overlijden van [baby] te verhullen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.