Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2025:776

Rechtbank Overijssel
11-02-2025
11-02-2025
08.952202.18 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 240 uren.

De verdachte is schuldig bevonden aan witwassen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08.952202.18 (P)

Datum vonnis: 11 februari 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,

wonende aan [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024 en is bij tussenvonnis van 4 juni 2024 heropend waarna het onderzoek op 28 januari 2025 is voortgezet.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 4 juni 2024 bepaald dat er een schriftelijke voorbereiding zal plaatsvinden en naar aanleiding daarvan zijn de volgende processtukken aan het dossier toegevoegd:

- een proces-verbaal van bevindingen aanvullend onderzoek naar aanleiding van het tussenvonnis, opgesteld op 18 juli 2024, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

- een conclusie van antwoord van mr. J.B.A. Kalk van 14 oktober 2024;

- een conclusie van repliek van de officier van justitie van 20 januari 2025.

Ter terechtzitting van 28 januari 2025 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering. Verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, zijn niet verschenen.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van januari 2011 tot met 17 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal € 237.356,00 en verschillende (luxe) goederen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand januari 2011 tot en met 17 september 2019 te Raalte, Overdinkel, Enschede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (onder meer):

- een of meer geldbedragen, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 237.56 euro en/of

- een Audi SQ5 met kenteken [kenteken 1] en/of

- een BMW M 550D met kenteken [kenteken 2] en /of

- een of meer sieraden en/of

- een scooter (groene Vespa met verzekeringsplaatje [kenteken 3] ) en/of

- een of meer Scootmohielen (van het merk Sterling Elite 2XS, van het merk Excel Galaxy2, blauw en gebruikt, en/of van het merk Excel Galaxy2, nieuw) en/of

- electronica (teleloon, koelkast, wasmachine, Nintendo) en/of

- kleding, waaronder een of meer jassen/jacks, en/of schoenen/sneakers en/of

- een of meer (tv-)meubels, kasten, (salon-)tafels, banken, stoelen, schuifdeuren en/of boxsprings/bedden en/of

- een carport en/of

- een of meer (kunststof-)kozijnen en/of

- schuttinghout

heeft, verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3 De bewijsmotivering

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir en de conclusie van repliek op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen en de in de tenlastelegging vermelde goederen.

Op de zitting van 28 januari 2025 heeft de officier van justitie het tekort in de kasopstelling gewijzigd in een bedrag van € 140.487,00.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, en conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Juridisch kader witwassen

In deze zaak wordt verdachte verweten een geldbedrag en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf dit geldbedrag en deze goederen afkomstig zijn. Het geldbedrag dient ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.

Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het Openbaar Ministerie (OM) draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.

Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.

Toepassen van het zes stappenplan

Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict

Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 4 juni 2014 al heeft vastgesteld, heeft het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs opgeleverd dat de contante geldbedragen en de goederen van enig concreet misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt daarom toe aan

stap 2.

Stap 2 - Vermoeden van witwassen

In het dossier1 bevindt zich een eenvoudige kasopstelling.2 In deze kasopstelling zijn alleen de contante ontvangsten en contante uitgaven van verdachte over de periode van

1 januari 2011 tot en met 17 september 2019 in kaart gebracht. Omdat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 en van 1 juli 2017 tot en met

31 december 2017 met zijn toenmalige partner [naam 1] samenwoonde en zij in die periode een economische eenheid vormden, is in de kasopstelling ook rekening gehouden met de contante ontvangsten en uitgaven van [naam 1] in de betreffende periodes.3

Voor de kasopstelling is uitgegaan van een beginsaldo van € 750,00. Dit bedrag is gebaseerd op het volgende. Op 4 januari 2011 heeft een contante storting van € 750,00 op de bankrekening [rekeningnummer 1] in gebruik bij [naam 1] plaatsgevonden. In het voordeel van verdachte is er vanuit gegaan dat dit contante geldbedrag op 1 januari 2011 legaal in het bezit was van verdachte en of zijn partner.4

Het eindsaldo in de kasopstelling is gesteld op € 375,00. Dit bedrag aan contanten is aangetroffen bij de doorzoeking op 19 september 2019 in de woning van verdachte aan de [adres 1] , waar hij op dat moment verbleef. 5

Uit de oorspronkelijke kasopstelling in het dossier volgt dat verdachte en zijn partner in de onderzoeksperiode een bedrag van in totaal € 336.485,00 aan legale inkomsten hebben genoten6 en een bedrag van in totaal € 574.216,00 hebben uitgegeven.7

Rekening houdend met het hiervoor vermelde begin- en eindsaldo, zou dit betekenen dat verdachte en zijn partner [naam 1] in de onderzoeksperiode van 1 januari 2011 tot en met

17 september 2019 in totaal een bedrag van € 237.356,00 meer zouden hebben uitgegeven dan dat zij aan ontvangsten kunnen verantwoorden.

Beginsaldo contant geld

€ 750,00

Legale contante ontvangsten

+/+

€ 336.485,00

Eindsaldo

-/-

€ 375,00

Beschikbaar voor het doen van uitgaven

€ 336,860,00

Feitelijke contante uitgaven

-/-

€ 574.216,00

Verschil (= wederrechtelijk verkregen voordeel)

=

€ -237.356,00

Dat de transacties niet in verhouding staan tot de inkomsten is een zogenaamde witwastypologie. Het grote verschil tussen de vastgestelde legale contante inkomsten en de feitelijke contante uitgaven dat uit de kasopstelling blijkt, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen.8

De rechtbank is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn, dat sprake is van een vermoeden van witwassen.

Stappen 3, 4 en 5: Verklaring van de verdachte, eisen aan de verklaring van de verdachte en onderzoek OM

Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is. De verklaring moet ‘concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn’.

Zoals hiervoor onder stap 2 is beschreven volgt uit de kasopstelling dat verdachte en zijn toenmalige partner in de gehele onderzoeksperiode een bedrag van in totaal € 336.485,00 aan legale ontvangsten hebben genoten en in totaal € 574.216,00 hebben uitgegeven. Deze ontvangsten en uitgaven zijn in de kasopstelling onderbouwd met diverse posten. Alle posten, inclusief de bedragen die het Openbaar Ministerie daar aan heeft verbonden, zijn in onderstaande tabel9weergegeven:

Contante ontvangsten

bedrag

Contante uitgaven

bedrag

Geldopnames

225.146,00

Stortingen uit ondernemingen

98.602,00

Contante onttrekkingen ondernemingen

75.858,00

Bankstortingen bankrekeningen

206.830,00

Huur [adres 2]

2.800,00

Levensonderhoud

47.580,00

Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]

7.500,00

Voertuigen

14.335,00

Verkoop Inboedel [adres 5]

25.000,00

Leningen

66.000,00

Inruil horloge

181,00

Reizen

22.845,00

Lening(en)

0,00

Onroerend goed

34.413,00

Overige

83.611,00

Totaal

336.485,00

Totaal

574.216,00

Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie en tijdens de zitting op 21 mei 2024 verklaringen afgelegd over een groot aantal individuele posten uit deze berekening. Daarnaast heeft de raadsman van verdachte ter zitting van 21 mei 2024 ten aanzien van de omvang van diverse posten uit de kasopstelling verweer gevoerd. Hierbij heeft de raadsman zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode een bedrag van

€ 178.000,00 meer (contant) heeft ontvangen dan dat hij (contant) heeft uitgegeven, en dat er dus juist sprake is van een positief saldo.

De officier van justitie heeft ter zitting van 21 mei 2024 een aantal posten uit de berekening aangepast.

De legale contante ontvangsten moeten volgens de officier van justitie worden verhoogd met het volgende bedrag:

- € 2.000 voor de ‘Verkoop Inboedel [adres 5] 4’,

omdat verdachte middels een e-mailbericht van [naam 2] aannemelijk heeft gemaakt dat een contante betaling van € 27.000,00 is gedaan.

De contante uitgaven moeten volgens de officier van justitie worden verlaagd met de volgende bedragen:

- € 7.050,00 voor de aankoop van de BMW M 550D (post voertuigen),

omdat dit bedrag voor de aankoop van de BMW M 550D ook al is verwerkt in de post ‘stortingen vanuit privé in de kas van het bedrijf’ en er anders sprake zou zijn van een dubbeltelling;

- € 25.272,00 voor uitgaven aan woning (post overige),

omdat deze uitgave al onder de waardevermeerdering van de woning valt.

De officier van justitie heeft als gevolg van het voorgaande het (witwas)bedrag ter zitting van 21 mei 2024 aangepast naar een bedrag van € 202.579,00. Volgens de officier van justitie kan dit bedrag niet door de geregistreerde inkomsten worden verklaard.

Omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank ter zitting van 21 mei 2024 een aantal concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd over een deel van de herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen, en het Openbaar Ministerie hier niet eerder onderzoek naar heeft kunnen doen, heeft de rechtbank bij beslissing van 4 juni 2024 bevolen dat het onderzoek werd hervat, zodat het Openbaar Ministerie dit nader onderzoek alsnog kon doen.

Dit onderzoek is vastgelegd in een op 18 juni 2024 door verbalisant [verbalisant] opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek heeft de officier van justitie de volgende aanvullende aanpassingen in de kasopstelling gedaan.

De legale contante ontvangsten moeten volgens de officier van justitie worden verhoogd met de volgende bedragen:

- € 34.257,00 aan inkomsten ‘ [bedrijf 2] ’,

omdat er vanuit kan worden gegaan dat de ex-partner van verdachte, [naam 1] , dit bedrag contant voorhanden heeft gehad als gevolg van privé opnames uit haar bedrijf [bedrijf 2] ;

- € 6.875,00 huurinkomsten,

omdat aannemelijk is dat verdachte dit bedrag heeft ontvangen voor de verhuur van de woning aan de [adres 3] gedurende de periode van 9 december 2011 tot en met 16 oktober 2012 aan [naam 3] ;

- € 7.500,00 voor de verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1],

omdat aannemelijk is dat de opbrengst van de verkoop van deze onderneming ten bedrage van € 15.000,00 geheel naar verdachte is gegaan en deze opbrengst dus niet voor de helft naar zijn compagnon [naam 4] is gegaan.

De contante uitgaven moeten volgens de officier van justitie worden verlaagd met de volgende bedragen:

- € 7.285,00 scootmobielen (post voertuigen),

omdat aannemelijk is geworden dat de scootmobielen niet door verdachte zijn gekocht. Hiermee komt de post ‘voertuigen’ geheel te vervallen;

- € 6.175,00 reis Bonaire (post reizen),

omdat aannemelijk is geworden dat de schoonvader van verdachte deze reis heeft betaald.

De officier van justitie heeft als gevolg van het voorgaande het (witwas)bedrag ter zitting van 28 januari 2025 aangepast naar een bedrag van € 140.487,00. Dit bedrag is als volgt berekend: € 202.579,00 - € 34.257,00 - € 6.875,00 - € 7.500,00 - € 7.285,00 - € 6.175,00.

De rechtbank zal hieronder de posten uit de kasopstelling en de aanvullende posten, die uit het onderzoek zijn gevolgd, langs gaan en zal alleen de posten waarover nog discussie bestaat in dit vonnis nader bespreken. Zij zal voor haar berekening de kasopstelling als uitgangspunt nemen.

3.4

beginsaldo

In de kasopstelling is uitgegaan van een beginsaldo op 1 januari 2011 van € 750,00.

Verdachte heeft op de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat het beginsaldo niet klopt, omdat hij in 2005 zijn huis aan de [adres 4] heeft verkocht, dat hij de winst van € 25.000,00 toen contant heeft opgenomen en dat dit geldbedrag op 1 januari 2011 nog bij hem thuis lag. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in 2009 een ongeluk heeft gehad waarvoor een bedrag van € 18.000,00 aan letselschade aan hem is uitbetaald dat hij toen contant heeft opgenomen. Dit geldbedrag lag op 1 januari 2011 ook nog bij hem thuis.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee niet aannemelijk gemaakt dat het beginsaldo van € 750,00 onjuist is. Verdachte heeft zijn stellingen niet met documenten onderbouwd, noch anderszins aannemelijk gemaakt. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat het beginsaldo van de kasopstelling onjuist is.

3.5

Legale ontvangsten

Geldopnames

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 225.146,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.

Contante onttrekkingen ondernemingen

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 75.858,00.

Op grond van nader onderzoek10 is aannemelijk geworden dat de ex-partner van verdachte, [naam 1] , in de jaren 2011 tot en met 2015 ook contante geldbedragen van in totaal

€ 34.257,00 heeft verkregen uit haar onderneming ‘ [bedrijf 2] ’. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat zij dit bedrag aan privéonttrekkingen bij de Belastingdienst heeft aangegeven. Nu in de oorspronkelijke kasopstelling geen rekening met dit bedrag is gehouden, zal de rechtbank de post ‘contante onttrekkingen ondernemingen’ met dit bedrag verhogen.

Huur [adres 2]

In de kasopstelling is uitgegaan van een contant ontvangen huurbedrag van € 2.800,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.

Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 7.500,00.

Op grond van nader onderzoek11 is aannemelijk geworden dat de opbrengst van de verkoop van deze onderneming ten bedrage van € 15.000,00 geheel naar verdachte is gegaan en dat hij dit bedrag niet heeft gedeeld met [naam 5] , waar in de kasopstelling vanuit is gegaan. Gelet hierop zal de rechtbank deze post met € 7.500,00 verhogen.

Verkoop Inboedel [adres 5]

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 25.000,00. Nu verdachte ter zitting van 21 mei 2024 aannemelijk heeft gemaakt dat er een contante betaling is gedaan van

€ 27.000,00, zal de rechtbank deze post met € 2.000.00 verhogen.

Inruil horloge

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 181,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.

Lening(en)

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van 0,00.

Verdachte heeft bij de politie en tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij een bedrag van € 35.000,00 van [naam 6] heeft geleend waarover hij contant kon beschikken, en dat [naam 6] is vermoord. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring.

De rechtbank zal daarom met deze lening in de kasopstelling geen rekening houden.

Huur [adres 3]

In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen. De rechtbank acht op grond van het nader onderzoek12 aannemelijk dat verdachte deze woning gedurende de periode van

9 december 2011 tot en met 16 oktober 2012 aan [naam 3] heeft verhuurd en dat verdachte de huur contant heeft ontvangen. De rechtbank gaat daarbij uit van een huurbedrag van

€ 625,00 per maand. Dit maakt dat de legale ontvangsten met een bedrag van € 6.875,00 moet worden verhoogd.

De verklaring van verdachte dat hij deze woning ook nog aan diverse andere partijen heeft verhuurd, dat de huur hoger was en dat hij deze huurbedragen contant heeft ontvangen, is door het Openbaar Ministerie geverifieerd en hiervan is niet gebleken.

Gelet hierop zal de rechtbank de legale ontvangsten met een bedrag van € 6.875,00 verhogen.

Werkzaamheden in het weekend

In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen.

Verdachte heeft ter zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij gedurende de periode 2015/2016 twee keer per maand op zaterdagen in het bedrijf van zijn stiefvader

[naam 7] , [bedrijf 3] en bij zijn oom, [naam 8] , als dakdekker heeft gewerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij hiervoor € 200,00 per zaterdag kreeg.

Het Openbaar Ministerie heeft hier nader onderzoek naar verricht. [naam 7] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat verdachte na het verlaten van de onderneming op zaterdagen zwart heeft gewerkt, dat hij niet meer weet welke periode dat was en hoe vaak, en dat verdachte voor een zaterdag € 200,00 contant zwart ontving.

[naam 8] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat verdachte meestal in het weekend op zaterdagen en/of zondagen met hem mee ‘op klus’ ging en dat hier geen regelmaat in zat. [naam 8] heeft verder verklaard dat verdachte ook niet altijd betaald kreeg, maar dat er ook over en weer voor elkaar gewerkt werd of dat er goederen tegen werk verrekend werd, en dat als verdachte betaald kreeg, hij 100 knaken voor zijn werkzaamheden kreeg.13

Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat hij bij zijn stiefvader en oom zwart heeft gewerkt onvoldoende concreet en verifieerbaar om hier in de kasopstelling rekening mee te houden. Zo heeft hij geen inschatting gegeven van het aantal zwartgewerkte uren of dagen en kan hij zijn verklaring ook niet verder onderbouwen en concretiseren. Het nader onderzoek heeft bovendien wisselende en onvoldoende concrete informatie opgeleverd.

Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding om hier rekening mee te houden.

Audi Q5

In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen.

Verdachte heeft tijdens de zitting op 21 mei 2024 verklaard dat hij in 2019 een Audi Q5 in Spanje met € 15.000 winst heeft verkocht.

Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring. De rechtbank zal hiermee in de kasopstelling geen rekening houden.

Conclusie legale ontvangsten.

Originele bedrag legale ontvangsten uit de kasopstelling

336.485,00

+

Contante onttrekkingen ondernemingen

34.257,00

+

Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]

7.500,00

+

Verkoop Inboedel [adres 5]

2.000

+

Huur [adres 3]

6.875,00

=

Legale ontvangsten

387.117,00

Verdachte heeft dus in de onderzoeksperiode een bedrag van € 387.117,00 beschikbaar gehad voor het doen van uitgaven.

3.6

uitgaven

Stortingen uit ondernemingen, Bankstortingen bankrekeningen en Levensonderhoud

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 98.602,00 aan stortingen vanuit privé in de ondernemingen [bedrijf 1] vof, [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] van verdachte. Verder is uitgegaan van een bedrag van € 206.830,00 aan bankstortingen en een bedrag van € 47.580,00 aan kosten voor levensonderhoud.

Deze bedragen zijn volgens de verdediging hoogstwaarschijnlijk correct. Nu ten aanzien van deze posten geen verweer is gevoerd, neemt de rechtbank deze bedragen uit de kasopstelling over.

Voertuigen

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 14.335,00. Dit bedrag bestaat uit bedragen van € 2.595,00, € 1.695,00 en € 2.995,00 voor de aankoop van scootmobielen en een bedrag van € 7.050,000 voor de aankoop van een BMW M 550D.

Scootmobielen:

Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de scootmobielen in bewaring van [naam 9] had en dat deze scootmobielen dus niet van hem waren. Het OM heeft deze verklaring geverifieerd door [naam 9] als getuige te horen. [naam 9] heeft verklaard dat hij scootmobielen in bezit had en dat hij deze bij een autohandel heeft neergezet. Hij verklaarde dat dit heel goed de autohandel van verdachte kan zijn geweest.14

Met de officier van justitie acht de rechtbank het op grond van deze verklaring aannemelijk dat de scootmobielen niet door verdachte zijn gekocht. Gelet hierop zal de rechtbank deze post in de kasopstelling laten vervallen.

BMW M550D

Uit de dossierstukken blijkt er op 28 januari 2019 een contante storting van € 7.050,00 op ING rekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 6] is gedaan ten behoeve van de aankoop van een BMW M550D. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij denkt dat deze storting op de bankrekening vanuit de kas is gedaan.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 7.050,00 bij de voertuigenpost ‘BMW M550D’ kan komen te vervallen, omdat dit bedrag ook al is verwerkt in de post ‘stortingen vanuit privé in de kas van het bedrijf’ en dat er anders sprake is van een dubbeltelling. De rechtbank volgt dit standpunt en zal deze post in de kasopstelling laten vervallen.

Voorgaande betekent dat de post ‘voertuigen’ integraal vervalt. De rechtbank zal de contante uitgaven daarom met een bedrag van € 14.335,00 verminderen.

Leningen

Dit bedrag betreft de terugbetaling van verschillende leningen. In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 66.000,00. Dit bestaat uit de volgende bedragen:

- € 4,500,00 aan rentebetaling op de lening van [naam 2]

heeft op 4 december 2020 als getuige verklaard dat hij € 50.000,00 aan verdachte heeft geleend, dat deze lening twee jaar liep en dat verdachte € 500,00 per maand aan rente betaalde.15 Uit gegevens van de ING bank is gebleken dat er over de maanden januari 2017 tot en met maart 2018 en over de maand januari 2019 telkens een bedrag van € 500,00 aan rente via de bank is betaald.16 Gelet op de looptijd van de lening is het volgens het OM aannemelijk dat de resterende negen termijnen (over de maanden april 2018 tot en met december 2018) contant zijn betaald. Gelet hierop is in de kasopstelling uitgegaan van een bedrag van € 4.500,00.

Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de rente op deze lening alleen via de bank heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring, nu deze niet strookt met de verklaring van [naam 2] en nu uit onderzoek is gebleken dat de overige termijnen wel aantoonbaar via de bank zijn gegaan.

Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.

- € 15.000,00 aan terugbetaling van de lening van [naam 10] .

Verdachte heeft op 24 augustus 2020 tegenover de politie verklaard dat van de lening van

€ 50.000,00 nog een bedrag van zo’n € 30.000,00 á 35.000,00 openstaat.17

Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van zijn schoonvader [naam 10] niets heeft afbetaald en dat hij in zijn eerdere verklaring een andere lening bedoelde, waarop hij wel € 15.000,00 contant heeft afgelost.

Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee aannemelijk geworden dat verdachte in ieder geval een bedrag van € 15.000,00 contant op een lening heeft afgelost. Of dit nu de lening van [naam 10] of een andere lening is, is niet relevant voor de berekening van de contante uitgaven. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.

- € 45.500,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 10] / [naam 11]

Uit het politieonderzoek is gebleken dat van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 11.500,00 op de gezamenlijke rekening van verdachte en zijn toenmalige partner [naam 1] zijn overgeboekt, en dat er van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 20.000,00 op de rekening van

[naam 1] zijn overgeboekt. Daarnaast is gebleken dat van de bankrekening van [naam 11] (de partner van [naam 10] ) meerdere geldbedragen van in totaal € 14.000,00 op de rekening van verdachte zijn overgeboekt.18

[naam 10] heeft op 22 januari 2021 tegenover de politie verklaard dat hij geld aan verdachte heeft uitgeleend, dat hij dacht dat dit een bedrag van € 14.000,00 was en dat de lening contant door verdachte is afgelost.19

Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van [naam 10] [naam 1] een deel van € 20.000,00 contant heeft terugbetaald. Deze verklaring is door het Openbaar Ministerie geverifieerd en in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] op 18 juli 2024 vermeld dat hij getuige [naam 10] op 21 dan wel 29 januari 2021 heeft voorgehouden dat er meerdere bedragen vanaf zijn rekening en vanaf de rekening van zijn partner [naam 11] zijn overgeboekt en dat [naam 1] daarop heeft verklaard dat de bedragen in totaliteit door verdachte contant zijn afgelost. Verder heeft verbalisant [verbalisant] vermeld dat verdachte tijdens zijn verhoor op 21 juli 2021 bij de politie heeft verklaard dat hij [naam 10] in december 2018 contant heeft terugbetaald.20

Nu [naam 10] en zijn partner [naam 11] verschillende geldbedragen aan verdachte en zijn partner [naam 1] hebben uitgeleend, in het dossier een onderliggend proces-verbaal ontbreekt waaruit blijkt welke exacte geldbedragen aan [naam 10] tijdens zijn verhoor zijn voorgehouden en [naam 10] niet specifiek heeft verklaard over welk bedrag door verdachte aan hem dan wel zijn partner is terugbetaald, blijft er naar het oordeel van de rechtbank onduidelijkheid bestaan over welk geldbedrag precies door verdachte contant is afgelost. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat de verklaring van verdachte dat hij slechts € 20.000,00 op de lening heeft afbetaald juist is.

De rechtbank zal daarom in het voordeel van verdachte deze post met een bedrag van

€ 25.500,00 (€ 45.500 - € 20.000,00) verminderen.

- € 1.000,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 12] .

Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.

Conclusie ten aanzien van de post leningen:

De rechtbank zal de contante uitgaven voor de post leningen met een bedrag van € 25.500,00 verminderen. De rechtbank neemt de overige onder deze post opgenomen bedragen over. De rechtbank ziet in het verweer van de verdediging geen aanleiding om dit bedrag verder te verminderen.

Reizen

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 22.845,00 voor de contante betaling van diverse reizen.

Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat de onder 8 genoemde reis naar Ibiza door de heer [naam 13] is betaald en dat de onder 11 genoemde reis naar Bonaire ten bedrage van € 6.175,00 door zijn schoonvader [naam 10] is betaald.

Het Openbaar Ministerie heeft hier nader onderzoek naar gedaan. [naam 13] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij niets van deze reis heeft betaald.21 De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen en zal de contante uitgave voor deze reis daarom niet aanpassen.

[naam 10] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij de reis naar Bonaire heeft betaald. De rechtbank zal de post reizen als gevolg hiervan met een bedrag van € 6.175,00 verminderen.

Onroerend goed

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 34.413,00 aan contante uitgaven voor onroerend goed, te weten de [adres 6] .

Verdachte heeft ter zitting van 21 mei 2024 verklaard dat er in het taxatierapport ten onrechte van wordt uitgegaan dat het pand voor een bedrag van € 117.500 aan verbeteringen heeft gekregen. Ook het bedrag van € 34.413,00 dat hij contant in de woning zou hebben geïnvesteerd klopt niet, aangezien hij alle werkzaamheden zelf (met hulp) heeft uitgevoerd.

Dit verweer slaagt niet. Er zijn geen concrete aanknopingspunten geboden dat het in het taxatierapport genoemde bedrag van € 117.500,00 aan gedane verbeteringen aan de woning onjuist is. Verder is gebleken dat er via de bank een totaalbedrag van € 23.674,00 is betaald dat aan de verbouw van de woning te relateren is. Van het resterende bedrag van € 93.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van € 25.000,00 afgetrokken dat verdachte contant had ontvangen voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] .

Op het vervolgens resterende bedrag van € 68.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van 50% in mindering gebracht, omdat zij er vanuit is gegaan dat 50% van de kosten naar arbeid is gegaan. Gelet hierop is in de berekening, anders dan verdachte stelt, wel degelijk rekening gehouden met het feit dat verdachte de werkzaamheden aan de woning zelf heeft uitgevoerd.

Nu verdachte ter zitting van 21 mei 2024 aannemelijk heeft gemaakt dat de contante betaling voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] € 27.000,00 bedroeg in plaats van € 25.000,00, zal de rechtbank dit bedrag ook hier hanteren.

De berekening luidt dan als volgt. Van het bedrag van € 93.826,00 wordt een bedrag van

€ 27.000,00 afgetrokken. Van het resterende bedrag van € 66.826,00 wordt 50% in mindering gebracht. Het resterende bedrag van € 33.413,00 heeft verdachte contant aan de woning betaald.

Gelet hierop zal de rechtbank de post ‘onroerend goed’ met een bedrag van € 1.000,00

(€ 34.413,00 - € 33.413,00) verminderen.

Overige

In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 83.611,00.22 Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:

- Moneytransfers ten bedrage van € 20.976,00;

- Aankoop sieraden ten bedrage van € 250,00;

- Aankoop elektronica ten bedrage van € 1.978,00;

- Aankoop kleding ten bedrage van € 6.467,00;

- Aankoop meubels ten bedrage van € 23.430,00;

- Kosten wonen ten bedrage van € 190,00;

- Uitgaven woning ten bedrage van € 25.727,00;

- Overig ten bedrage van € 4.593,00.

Ten aanzien van de posten ‘money transfers’, ‘sieraden’, ‘elektronica’, ‘meubels’ en ‘wonen’ is geen verweer gevoerd. De rechtbank neemt deze bedragen over.

Kleding:

Ten aanzien van de post ‘kleding’ heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit bedrag niet heeft betaald omdat het namaakkleding betreft die verdachte in Turkije heeft gekocht en dat de politie hier geen onderzoek naar heeft verricht.

De rechtbank verwerpt dit verweer. Het Openbaar Ministerie heeft in de berekening (in het voordeel van verdachte) alleen rekening gehouden met de kleding waarvan een (contant)bon is aangetroffen of waar op de verpakking de prijs vermeld stond.

Er bestaat geen aanleiding om deze post aan te passen.

Woning:

De officier van justitie heeft zich ter zitting van 21 mei 2024 op het standpunt gesteld dat deze post kan komen te vervallen, omdat deze uitgave al onder de waardevermeerdering van de woning valt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de contante uitgaven met een bedrag van € 25.727,00 te verlagen.

Overig

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de standplaats in Raalte niet door verdachte is betaald.

Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de standplaats in Raalte heeft betaald, maar dat hij het geld hiervoor heeft gekregen van zijn oom en tantes.

Nu verdachte geen namen van deze oom of tantes heeft genoemd en dit niet nader heeft geconcretiseerd, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen concrete en verifieerbare verklaring waar het OM nader onderzoek naar moest doen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om het bedrag van € 1.869,00 in de kasopstelling aan te passen.

Nu ten aanzien van de overige onder deze post opgevoerde posten geen verweer gevoerd is, neemt de rechtbank het bedrag van € 4.593,00 uit de kasopstelling over.

Conclusie uitgaven

De rechtbank is van oordeel dat verdachte in totaal een bedrag van € 501.479,00 heeft uitgegeven:

Originele bedrag uitgaven uit de kasopstelling

574.216,00

-

Voertuigen

14.335,00

-

Leningen

25.500,00

-

Reizen

6.175,00

-

Onroerend goed

1.000,00

-

Overige (woning)

25.727,00

=

uitgaven

501.479,00

3.7

uitgaven

De rechtbank stelt op basis van onderstaande tabel vast dat verdachte in de periode van januari 2011 tot en met 17 september 2019 een bedrag van € 113.987,00 heeft uitgegeven terwijl hij dit bedrag niet kan verantwoorden op basis van zijn legale ontvangsten.

Beginsaldo contant geld

€ 750,00

Legale contante ontvangsten

+/+

€ 387.117,00

Eindsaldo

-/-

€ 375,00

Beschikbaar voor het doen van uitgaven

€ 387.492,00

Feitelijke contante uitgaven

-/-

€ 501.479,00

Verschil (= wederrechtelijk verkregen voordeel

=

€ -113.987,00

3.8

stap 6 Conclusie

De rechtbank acht de resultaten van het door het OM verrichte nadere onderzoek van dien aard dat het vermoeden van witwassen niet is ontzenuwd en dat het mede op basis daarvan niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 113.987,00 uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit, gelet op zijn handelwijze, wist bij het voorhanden hebben, omzetten en gebruik maken daarvan.

Daarmee heeft verdacht zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 113.987,00.

Witwassen van voorwerpen

De Hoge Raad heeft bepaald dat als een vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich binnen het na vermenging gevormde vermogen niet meer laat individualiseren, het geval zich kan voordoen dat het vermogen – en nadien elke betaling daaruit – wordt aangemerkt als (middellijk) gedeeltelijk van misdrijf afkomstig in de zin van de witwasbepalingen.23

Naar het oordeel van de rechtbank doet zich dit geval voor.

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn vermogen de volgende in de tenlastelegging genoemde luxegoederen heeft betaald:

Een Audi SQ5 met kenteken [kenteken 1] en een BMW M 550D met kenteken [kenteken 2]24, sieraden25, elektronica (telefoon, koelkast, wasmachine, Nintendo)26, kleding, waaronder jassen/jacks, en schoenen/sneakers27, (tv-)meubels, kasten, (salon-)tafels, banken, stoelen, schuifdeuren boxsprings/bedden,28 een carport, (kunststof-)kozijnen en schuttinghout.29

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte deze goederen heeft gefinancierd met contant geld dat uit enig misdrijf afkomstig is, en dat ook sprake is van witwassen van deze goederen.

Vrijspraak witwassen scooter en scootmobielen

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het witwassen van de Vespa scooter en de drie scootmobielen, aangezien gebleken is dat verdachte deze voorwerpen niet uit zijn vermogen heeft betaald.

Gebleken is dat de Vespa scooter door zijn schoonvader [naam 10] is betaald en dat verdachte de scootmobielen in bewaring had van [naam 9] .

3.9

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de periode van de maand januari 2011 tot en met 17 september 2019 te Raalte, Overdinkel, Enschede en elders in Nederland, voorwerpen, te weten:

- geldbedragen, in totaal een geldbedrag van 113.987,00 euro en

- een Audi SQ5 met kenteken [kenteken 1] en

- een BMW M 550D met kenteken [kenteken 2] en

- sieraden en

- elektronica (telefoon, koelkast, wasmachine, Nintendo) en

- kleding, waaronder een of meer jassen/jacks, en schoenen/sneakers en

- (tv-)meubels, kasten, (salon-)tafels, banken, stoelen, schuifdeuren en boxsprings/bedden en

- een carport en

- een of meer (kunststof-)kozijnen en

- schuttinghout

heeft, verworven, voorhanden heeft gehad, en omgezet en van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij telkens wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

het misdrijf: witwassen.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft verzocht, in het geval van een bewezenverklaring, geen gevangenisstraf op te leggen omdat dit gelet op het tijdsverloop waarbij de redelijke termijn is overschreden, en de persoonlijke omstandigheden niet meer passend is. De raadsman heeft daarbij gewezen op het feit dat verdachte een bedrijf met zeven man personeel heeft en dat hij recent vader is geworden en thuis niet kan worden gemist. De raadsman geeft in overweging een taakstraf op te leggen en heeft verder gewezen op het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is.

6.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna negen jaren schuldig gemaakt aan witwassen. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.

Dit is een ernstig feit en gelet op de hoogte van het (witwas)bedrag (€ 113.987,00) en de waarde van de goederen is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 125.000, - en € 250.000, - alleen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9-12 maanden aan.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Elke verdachte heeft recht op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te weten in beginsel twee jaar nadat de termijn een aanvang heeft genomen. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had om een strafvervolging in te stellen. In deze zaak moet de termijn worden gerekend vanaf 24 augustus 2020, te weten de dag waarop verdachte voor het eerst is verhoord.

De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van deze datum, te weten 24 augustus 2022. De redelijke termijn is met bijna twee jaar en zes maanden overschreden. Nu deze overschrijding naar het oordeel van de rechtbank niet geheel is toe te rekenen aan verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 27 januari 2025 waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel van 17 oktober 2023 is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, maar dat verdachte verder niet recentelijk is veroordeeld.

Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr houdt de rechtbank rekening met deze straf.

Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de door de raadsman geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank, alles afwegend, passend dat aan verdachte wordt opgelegd de maximale werkstraf voor de duur van 240 uren, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.

6.4

De inbeslaggenomen voorwerpen

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de Vespa scooter verbeurd dient te worden verklaard.

De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de in beslag genomen scooter geen standpunt ingenomen.

De rechtbank constateert dat op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen een Vespa scooter, kleur groen, staat vermeld.

Blijkens pagina 3 van het beslagdossier is op deze scooter conservatoir beslag gelegd, waarbij is verwezen naar AH113. Nu ambtshandeling 113 ontbreekt in het dossier (dossierpagina 1098) kan de rechtbank niet vaststellen of er ook klassiek beslag op deze scooter is gelegd. Voor zover dit het geval is overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van de Vespa scooter, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: witwassen;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;

- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

de in beslag genomen voorwerpen

- gelast de teruggave van Vespa scooter, kleur groen, aan de rechthebbende.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar pagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, onderzoek ONRBB18001 KALISTA/ONRBB18001. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, en betreft dit pagina’s uit het zaaksdossier witwassen.

2 dossierpagina 14

3 AH143, dossierpagina’s 19 en 20

4 AH142, dossierpagina’s 17 en 18

5 AH145, dossierpagina’s 56 en 57

6 AH143, dossierpagina’s 19 tot en met 25

7 AH144, dossierpagina’s 26 tot en met 55

8 Zie o.a. ECLI:NL:HR:2019:668

9 zie AH142, dossierpagina 25 voor de tabel ontvangsten en AH144, dossierpagina 55 voor de tabel uitgaven

10 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina’s 2 en 3

11 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, p. 6, 7 en 8

12 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina’s 3 en 4

13 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina’s 5 en 6

14 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina 8

15 Getuigendossier (GET 15) pagina’s 104 en 105.

16 dossierpagina 35.

17 VD01.02, dossierpagina 99.

18 dossierpagina 36.

19 Dossier Ambtshandelingen (AH148) pagina’s 1460 tot en met 1462

20 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina’s 8 en 9

21 (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 18 juli 2024, pagina 10

22 dossierpagina 54

23 Hoge Raad 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.

24 de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 21 mei 2024: “Ik heb de Q5 via de bank via mijn onderneming [bedrijf 6] gekocht. Dit geldt ook voor de BMW

25 Dossierpagina’s 50 en 51

26 Dossierpagina 51

27 Dossierpagina 51

28 Dossierpagina’s 52 en 53

29 Dossierpagina’s 53 en 54

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.