3.3
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten een geldbedrag en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf dit geldbedrag en deze goederen afkomstig zijn. Het geldbedrag dient ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Het specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassen
Het Openbaar Ministerie (OM) draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachte
De verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OM
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 4 juni 2014 al heeft vastgesteld, heeft het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs opgeleverd dat de contante geldbedragen en de goederen van enig concreet misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt daarom toe aan
stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
In het dossier1 bevindt zich een eenvoudige kasopstelling.2 In deze kasopstelling zijn alleen de contante ontvangsten en contante uitgaven van verdachte over de periode van
1 januari 2011 tot en met 17 september 2019 in kaart gebracht. Omdat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 en van 1 juli 2017 tot en met
31 december 2017 met zijn toenmalige partner [naam 1] samenwoonde en zij in die periode een economische eenheid vormden, is in de kasopstelling ook rekening gehouden met de contante ontvangsten en uitgaven van [naam 1] in de betreffende periodes.3
Voor de kasopstelling is uitgegaan van een beginsaldo van € 750,00. Dit bedrag is gebaseerd op het volgende. Op 4 januari 2011 heeft een contante storting van € 750,00 op de bankrekening [rekeningnummer 1] in gebruik bij [naam 1] plaatsgevonden. In het voordeel van verdachte is er vanuit gegaan dat dit contante geldbedrag op 1 januari 2011 legaal in het bezit was van verdachte en of zijn partner.4
Het eindsaldo in de kasopstelling is gesteld op € 375,00. Dit bedrag aan contanten is aangetroffen bij de doorzoeking op 19 september 2019 in de woning van verdachte aan de [adres 1] , waar hij op dat moment verbleef. 5
Uit de oorspronkelijke kasopstelling in het dossier volgt dat verdachte en zijn partner in de onderzoeksperiode een bedrag van in totaal € 336.485,00 aan legale inkomsten hebben genoten6 en een bedrag van in totaal € 574.216,00 hebben uitgegeven.7
Rekening houdend met het hiervoor vermelde begin- en eindsaldo, zou dit betekenen dat verdachte en zijn partner [naam 1] in de onderzoeksperiode van 1 januari 2011 tot en met
17 september 2019 in totaal een bedrag van € 237.356,00 meer zouden hebben uitgegeven dan dat zij aan ontvangsten kunnen verantwoorden.
Beginsaldo contant geld
|
|
€ 750,00
|
Legale contante ontvangsten
|
+/+
|
€ 336.485,00
|
Eindsaldo
|
-/-
|
€ 375,00
|
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
|
|
€ 336,860,00
|
Feitelijke contante uitgaven
|
-/-
|
€ 574.216,00
|
Verschil (= wederrechtelijk verkregen voordeel)
|
=
|
€ -237.356,00
|
Dat de transacties niet in verhouding staan tot de inkomsten is een zogenaamde witwastypologie. Het grote verschil tussen de vastgestelde legale contante inkomsten en de feitelijke contante uitgaven dat uit de kasopstelling blijkt, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen.8
De rechtbank is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn, dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stappen 3, 4 en 5: Verklaring van de verdachte, eisen aan de verklaring van de verdachte en onderzoek OM
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is. De verklaring moet ‘concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn’.
Zoals hiervoor onder stap 2 is beschreven volgt uit de kasopstelling dat verdachte en zijn toenmalige partner in de gehele onderzoeksperiode een bedrag van in totaal € 336.485,00 aan legale ontvangsten hebben genoten en in totaal € 574.216,00 hebben uitgegeven. Deze ontvangsten en uitgaven zijn in de kasopstelling onderbouwd met diverse posten. Alle posten, inclusief de bedragen die het Openbaar Ministerie daar aan heeft verbonden, zijn in onderstaande tabel9weergegeven:
Contante ontvangsten
|
|
bedrag
|
Contante uitgaven
|
|
bedrag
|
Geldopnames
|
€
|
225.146,00
|
Stortingen uit ondernemingen
|
€
|
98.602,00
|
Contante onttrekkingen ondernemingen
|
€
|
75.858,00
|
Bankstortingen bankrekeningen
|
€
|
206.830,00
|
Huur [adres 2]
|
€
|
2.800,00
|
Levensonderhoud
|
€
|
47.580,00
|
Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]
|
€
|
7.500,00
|
Voertuigen
|
€
|
14.335,00
|
Verkoop Inboedel [adres 5]
|
€
|
25.000,00
|
Leningen
|
€
|
66.000,00
|
Inruil horloge
|
€
|
181,00
|
Reizen
|
€
|
22.845,00
|
Lening(en)
|
€
|
0,00
|
Onroerend goed
|
€
|
34.413,00
|
|
|
|
Overige
|
€
|
83.611,00
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
€
|
336.485,00
|
Totaal
|
€
|
574.216,00
|
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie en tijdens de zitting op 21 mei 2024 verklaringen afgelegd over een groot aantal individuele posten uit deze berekening. Daarnaast heeft de raadsman van verdachte ter zitting van 21 mei 2024 ten aanzien van de omvang van diverse posten uit de kasopstelling verweer gevoerd. Hierbij heeft de raadsman zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode een bedrag van
€ 178.000,00 meer (contant) heeft ontvangen dan dat hij (contant) heeft uitgegeven, en dat er dus juist sprake is van een positief saldo.
De officier van justitie heeft ter zitting van 21 mei 2024 een aantal posten uit de berekening aangepast.
De legale contante ontvangsten moeten volgens de officier van justitie worden verhoogd met het volgende bedrag:
- € 2.000 voor de ‘Verkoop Inboedel [adres 5] 4’,
omdat verdachte middels een e-mailbericht van [naam 2] aannemelijk heeft gemaakt dat een contante betaling van € 27.000,00 is gedaan.
De contante uitgaven moeten volgens de officier van justitie worden verlaagd met de volgende bedragen:
- € 7.050,00 voor de aankoop van de BMW M 550D (post voertuigen),
omdat dit bedrag voor de aankoop van de BMW M 550D ook al is verwerkt in de post ‘stortingen vanuit privé in de kas van het bedrijf’ en er anders sprake zou zijn van een dubbeltelling;
- € 25.272,00 voor uitgaven aan woning (post overige),
omdat deze uitgave al onder de waardevermeerdering van de woning valt.
De officier van justitie heeft als gevolg van het voorgaande het (witwas)bedrag ter zitting van 21 mei 2024 aangepast naar een bedrag van € 202.579,00. Volgens de officier van justitie kan dit bedrag niet door de geregistreerde inkomsten worden verklaard.
Omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank ter zitting van 21 mei 2024 een aantal concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd over een deel van de herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen, en het Openbaar Ministerie hier niet eerder onderzoek naar heeft kunnen doen, heeft de rechtbank bij beslissing van 4 juni 2024 bevolen dat het onderzoek werd hervat, zodat het Openbaar Ministerie dit nader onderzoek alsnog kon doen.
Dit onderzoek is vastgelegd in een op 18 juni 2024 door verbalisant [verbalisant] opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek heeft de officier van justitie de volgende aanvullende aanpassingen in de kasopstelling gedaan.
De legale contante ontvangsten moeten volgens de officier van justitie worden verhoogd met de volgende bedragen:
- € 34.257,00 aan inkomsten ‘ [bedrijf 2] ’,
omdat er vanuit kan worden gegaan dat de ex-partner van verdachte, [naam 1] , dit bedrag contant voorhanden heeft gehad als gevolg van privé opnames uit haar bedrijf [bedrijf 2] ;
- € 6.875,00 huurinkomsten,
omdat aannemelijk is dat verdachte dit bedrag heeft ontvangen voor de verhuur van de woning aan de [adres 3] gedurende de periode van 9 december 2011 tot en met 16 oktober 2012 aan [naam 3] ;
- € 7.500,00 voor de verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1],
omdat aannemelijk is dat de opbrengst van de verkoop van deze onderneming ten bedrage van € 15.000,00 geheel naar verdachte is gegaan en deze opbrengst dus niet voor de helft naar zijn compagnon [naam 4] is gegaan.
De contante uitgaven moeten volgens de officier van justitie worden verlaagd met de volgende bedragen:
- € 7.285,00 scootmobielen (post voertuigen),
omdat aannemelijk is geworden dat de scootmobielen niet door verdachte zijn gekocht. Hiermee komt de post ‘voertuigen’ geheel te vervallen;
- € 6.175,00 reis Bonaire (post reizen),
omdat aannemelijk is geworden dat de schoonvader van verdachte deze reis heeft betaald.
De officier van justitie heeft als gevolg van het voorgaande het (witwas)bedrag ter zitting van 28 januari 2025 aangepast naar een bedrag van € 140.487,00. Dit bedrag is als volgt berekend: € 202.579,00 - € 34.257,00 - € 6.875,00 - € 7.500,00 - € 7.285,00 - € 6.175,00.
De rechtbank zal hieronder de posten uit de kasopstelling en de aanvullende posten, die uit het onderzoek zijn gevolgd, langs gaan en zal alleen de posten waarover nog discussie bestaat in dit vonnis nader bespreken. Zij zal voor haar berekening de kasopstelling als uitgangspunt nemen.
3.5
Legale ontvangsten
Geldopnames
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 225.146,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.
Contante onttrekkingen ondernemingen
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 75.858,00.
Op grond van nader onderzoek10 is aannemelijk geworden dat de ex-partner van verdachte, [naam 1] , in de jaren 2011 tot en met 2015 ook contante geldbedragen van in totaal
€ 34.257,00 heeft verkregen uit haar onderneming ‘ [bedrijf 2] ’. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat zij dit bedrag aan privéonttrekkingen bij de Belastingdienst heeft aangegeven. Nu in de oorspronkelijke kasopstelling geen rekening met dit bedrag is gehouden, zal de rechtbank de post ‘contante onttrekkingen ondernemingen’ met dit bedrag verhogen.
Huur [adres 2]
In de kasopstelling is uitgegaan van een contant ontvangen huurbedrag van € 2.800,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.
Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 7.500,00.
Op grond van nader onderzoek11 is aannemelijk geworden dat de opbrengst van de verkoop van deze onderneming ten bedrage van € 15.000,00 geheel naar verdachte is gegaan en dat hij dit bedrag niet heeft gedeeld met [naam 5] , waar in de kasopstelling vanuit is gegaan. Gelet hierop zal de rechtbank deze post met € 7.500,00 verhogen.
Verkoop Inboedel [adres 5]
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 25.000,00. Nu verdachte ter zitting van 21 mei 2024 aannemelijk heeft gemaakt dat er een contante betaling is gedaan van
€ 27.000,00, zal de rechtbank deze post met € 2.000.00 verhogen.
Inruil horloge
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 181,00. Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.
Lening(en)
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van 0,00.
Verdachte heeft bij de politie en tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij een bedrag van € 35.000,00 van [naam 6] heeft geleend waarover hij contant kon beschikken, en dat [naam 6] is vermoord. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring.
De rechtbank zal daarom met deze lening in de kasopstelling geen rekening houden.
Huur [adres 3]
In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen. De rechtbank acht op grond van het nader onderzoek12 aannemelijk dat verdachte deze woning gedurende de periode van
9 december 2011 tot en met 16 oktober 2012 aan [naam 3] heeft verhuurd en dat verdachte de huur contant heeft ontvangen. De rechtbank gaat daarbij uit van een huurbedrag van
€ 625,00 per maand. Dit maakt dat de legale ontvangsten met een bedrag van € 6.875,00 moet worden verhoogd.
De verklaring van verdachte dat hij deze woning ook nog aan diverse andere partijen heeft verhuurd, dat de huur hoger was en dat hij deze huurbedragen contant heeft ontvangen, is door het Openbaar Ministerie geverifieerd en hiervan is niet gebleken.
Gelet hierop zal de rechtbank de legale ontvangsten met een bedrag van € 6.875,00 verhogen.
Werkzaamheden in het weekend
In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen.
Verdachte heeft ter zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij gedurende de periode 2015/2016 twee keer per maand op zaterdagen in het bedrijf van zijn stiefvader
[naam 7] , [bedrijf 3] en bij zijn oom, [naam 8] , als dakdekker heeft gewerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij hiervoor € 200,00 per zaterdag kreeg.
Het Openbaar Ministerie heeft hier nader onderzoek naar verricht. [naam 7] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat verdachte na het verlaten van de onderneming op zaterdagen zwart heeft gewerkt, dat hij niet meer weet welke periode dat was en hoe vaak, en dat verdachte voor een zaterdag € 200,00 contant zwart ontving.
[naam 8] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat verdachte meestal in het weekend op zaterdagen en/of zondagen met hem mee ‘op klus’ ging en dat hier geen regelmaat in zat. [naam 8] heeft verder verklaard dat verdachte ook niet altijd betaald kreeg, maar dat er ook over en weer voor elkaar gewerkt werd of dat er goederen tegen werk verrekend werd, en dat als verdachte betaald kreeg, hij 100 knaken voor zijn werkzaamheden kreeg.13
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat hij bij zijn stiefvader en oom zwart heeft gewerkt onvoldoende concreet en verifieerbaar om hier in de kasopstelling rekening mee te houden. Zo heeft hij geen inschatting gegeven van het aantal zwartgewerkte uren of dagen en kan hij zijn verklaring ook niet verder onderbouwen en concretiseren. Het nader onderzoek heeft bovendien wisselende en onvoldoende concrete informatie opgeleverd.
Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding om hier rekening mee te houden.
Audi Q5
In de kasopstelling is hier geen bedrag voor opgenomen.
Verdachte heeft tijdens de zitting op 21 mei 2024 verklaard dat hij in 2019 een Audi Q5 in Spanje met € 15.000 winst heeft verkocht.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring. De rechtbank zal hiermee in de kasopstelling geen rekening houden.
Conclusie legale ontvangsten.
|
Originele bedrag legale ontvangsten uit de kasopstelling
|
€
|
336.485,00
|
+
|
Contante onttrekkingen ondernemingen
|
€
|
34.257,00
|
+
|
Verkoop Handelsonderneming [bedrijf 1]
|
€
|
7.500,00
|
+
|
Verkoop Inboedel [adres 5]
|
€
|
2.000
|
+
|
Huur [adres 3]
|
€
|
6.875,00
|
|
|
|
|
=
|
Legale ontvangsten
|
€
|
387.117,00
|
Verdachte heeft dus in de onderzoeksperiode een bedrag van € 387.117,00 beschikbaar gehad voor het doen van uitgaven.
3.6
uitgaven
Stortingen uit ondernemingen, Bankstortingen bankrekeningen en Levensonderhoud
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 98.602,00 aan stortingen vanuit privé in de ondernemingen [bedrijf 1] vof, [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] van verdachte. Verder is uitgegaan van een bedrag van € 206.830,00 aan bankstortingen en een bedrag van € 47.580,00 aan kosten voor levensonderhoud.
Deze bedragen zijn volgens de verdediging hoogstwaarschijnlijk correct. Nu ten aanzien van deze posten geen verweer is gevoerd, neemt de rechtbank deze bedragen uit de kasopstelling over.
Voertuigen
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 14.335,00. Dit bedrag bestaat uit bedragen van € 2.595,00, € 1.695,00 en € 2.995,00 voor de aankoop van scootmobielen en een bedrag van € 7.050,000 voor de aankoop van een BMW M 550D.
Scootmobielen:
Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de scootmobielen in bewaring van [naam 9] had en dat deze scootmobielen dus niet van hem waren. Het OM heeft deze verklaring geverifieerd door [naam 9] als getuige te horen. [naam 9] heeft verklaard dat hij scootmobielen in bezit had en dat hij deze bij een autohandel heeft neergezet. Hij verklaarde dat dit heel goed de autohandel van verdachte kan zijn geweest.14
Met de officier van justitie acht de rechtbank het op grond van deze verklaring aannemelijk dat de scootmobielen niet door verdachte zijn gekocht. Gelet hierop zal de rechtbank deze post in de kasopstelling laten vervallen.
BMW M550D
Uit de dossierstukken blijkt er op 28 januari 2019 een contante storting van € 7.050,00 op ING rekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 6] is gedaan ten behoeve van de aankoop van een BMW M550D. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij denkt dat deze storting op de bankrekening vanuit de kas is gedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 7.050,00 bij de voertuigenpost ‘BMW M550D’ kan komen te vervallen, omdat dit bedrag ook al is verwerkt in de post ‘stortingen vanuit privé in de kas van het bedrijf’ en dat er anders sprake is van een dubbeltelling. De rechtbank volgt dit standpunt en zal deze post in de kasopstelling laten vervallen.
Voorgaande betekent dat de post ‘voertuigen’ integraal vervalt. De rechtbank zal de contante uitgaven daarom met een bedrag van € 14.335,00 verminderen.
Leningen
Dit bedrag betreft de terugbetaling van verschillende leningen. In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 66.000,00. Dit bestaat uit de volgende bedragen:
- € 4,500,00 aan rentebetaling op de lening van [naam 2]
heeft op 4 december 2020 als getuige verklaard dat hij € 50.000,00 aan verdachte heeft geleend, dat deze lening twee jaar liep en dat verdachte € 500,00 per maand aan rente betaalde.15 Uit gegevens van de ING bank is gebleken dat er over de maanden januari 2017 tot en met maart 2018 en over de maand januari 2019 telkens een bedrag van € 500,00 aan rente via de bank is betaald.16 Gelet op de looptijd van de lening is het volgens het OM aannemelijk dat de resterende negen termijnen (over de maanden april 2018 tot en met december 2018) contant zijn betaald. Gelet hierop is in de kasopstelling uitgegaan van een bedrag van € 4.500,00.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de rente op deze lening alleen via de bank heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring, nu deze niet strookt met de verklaring van [naam 2] en nu uit onderzoek is gebleken dat de overige termijnen wel aantoonbaar via de bank zijn gegaan.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.
- € 15.000,00 aan terugbetaling van de lening van [naam 10] .
Verdachte heeft op 24 augustus 2020 tegenover de politie verklaard dat van de lening van
€ 50.000,00 nog een bedrag van zo’n € 30.000,00 á 35.000,00 openstaat.17
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van zijn schoonvader [naam 10] niets heeft afbetaald en dat hij in zijn eerdere verklaring een andere lening bedoelde, waarop hij wel € 15.000,00 contant heeft afgelost.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee aannemelijk geworden dat verdachte in ieder geval een bedrag van € 15.000,00 contant op een lening heeft afgelost. Of dit nu de lening van [naam 10] of een andere lening is, is niet relevant voor de berekening van de contante uitgaven. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.
- € 45.500,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 10] / [naam 11]
Uit het politieonderzoek is gebleken dat van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 11.500,00 op de gezamenlijke rekening van verdachte en zijn toenmalige partner [naam 1] zijn overgeboekt, en dat er van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 20.000,00 op de rekening van
[naam 1] zijn overgeboekt. Daarnaast is gebleken dat van de bankrekening van [naam 11] (de partner van [naam 10] ) meerdere geldbedragen van in totaal € 14.000,00 op de rekening van verdachte zijn overgeboekt.18
[naam 10] heeft op 22 januari 2021 tegenover de politie verklaard dat hij geld aan verdachte heeft uitgeleend, dat hij dacht dat dit een bedrag van € 14.000,00 was en dat de lening contant door verdachte is afgelost.19
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van [naam 10] [naam 1] een deel van € 20.000,00 contant heeft terugbetaald. Deze verklaring is door het Openbaar Ministerie geverifieerd en in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] op 18 juli 2024 vermeld dat hij getuige [naam 10] op 21 dan wel 29 januari 2021 heeft voorgehouden dat er meerdere bedragen vanaf zijn rekening en vanaf de rekening van zijn partner [naam 11] zijn overgeboekt en dat [naam 1] daarop heeft verklaard dat de bedragen in totaliteit door verdachte contant zijn afgelost. Verder heeft verbalisant [verbalisant] vermeld dat verdachte tijdens zijn verhoor op 21 juli 2021 bij de politie heeft verklaard dat hij [naam 10] in december 2018 contant heeft terugbetaald.20
Nu [naam 10] en zijn partner [naam 11] verschillende geldbedragen aan verdachte en zijn partner [naam 1] hebben uitgeleend, in het dossier een onderliggend proces-verbaal ontbreekt waaruit blijkt welke exacte geldbedragen aan [naam 10] tijdens zijn verhoor zijn voorgehouden en [naam 10] niet specifiek heeft verklaard over welk bedrag door verdachte aan hem dan wel zijn partner is terugbetaald, blijft er naar het oordeel van de rechtbank onduidelijkheid bestaan over welk geldbedrag precies door verdachte contant is afgelost. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat de verklaring van verdachte dat hij slechts € 20.000,00 op de lening heeft afbetaald juist is.
De rechtbank zal daarom in het voordeel van verdachte deze post met een bedrag van
€ 25.500,00 (€ 45.500 - € 20.000,00) verminderen.
- € 1.000,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 12] .
Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.
Conclusie ten aanzien van de post leningen:
De rechtbank zal de contante uitgaven voor de post leningen met een bedrag van € 25.500,00 verminderen. De rechtbank neemt de overige onder deze post opgenomen bedragen over. De rechtbank ziet in het verweer van de verdediging geen aanleiding om dit bedrag verder te verminderen.
Reizen
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 22.845,00 voor de contante betaling van diverse reizen.
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat de onder 8 genoemde reis naar Ibiza door de heer [naam 13] is betaald en dat de onder 11 genoemde reis naar Bonaire ten bedrage van € 6.175,00 door zijn schoonvader [naam 10] is betaald.
Het Openbaar Ministerie heeft hier nader onderzoek naar gedaan. [naam 13] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij niets van deze reis heeft betaald.21 De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen en zal de contante uitgave voor deze reis daarom niet aanpassen.
[naam 10] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij de reis naar Bonaire heeft betaald. De rechtbank zal de post reizen als gevolg hiervan met een bedrag van € 6.175,00 verminderen.
Onroerend goed
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 34.413,00 aan contante uitgaven voor onroerend goed, te weten de [adres 6] .
Verdachte heeft ter zitting van 21 mei 2024 verklaard dat er in het taxatierapport ten onrechte van wordt uitgegaan dat het pand voor een bedrag van € 117.500 aan verbeteringen heeft gekregen. Ook het bedrag van € 34.413,00 dat hij contant in de woning zou hebben geïnvesteerd klopt niet, aangezien hij alle werkzaamheden zelf (met hulp) heeft uitgevoerd.
Dit verweer slaagt niet. Er zijn geen concrete aanknopingspunten geboden dat het in het taxatierapport genoemde bedrag van € 117.500,00 aan gedane verbeteringen aan de woning onjuist is. Verder is gebleken dat er via de bank een totaalbedrag van € 23.674,00 is betaald dat aan de verbouw van de woning te relateren is. Van het resterende bedrag van € 93.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van € 25.000,00 afgetrokken dat verdachte contant had ontvangen voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] .
Op het vervolgens resterende bedrag van € 68.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van 50% in mindering gebracht, omdat zij er vanuit is gegaan dat 50% van de kosten naar arbeid is gegaan. Gelet hierop is in de berekening, anders dan verdachte stelt, wel degelijk rekening gehouden met het feit dat verdachte de werkzaamheden aan de woning zelf heeft uitgevoerd.
Nu verdachte ter zitting van 21 mei 2024 aannemelijk heeft gemaakt dat de contante betaling voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] € 27.000,00 bedroeg in plaats van € 25.000,00, zal de rechtbank dit bedrag ook hier hanteren.
De berekening luidt dan als volgt. Van het bedrag van € 93.826,00 wordt een bedrag van
€ 27.000,00 afgetrokken. Van het resterende bedrag van € 66.826,00 wordt 50% in mindering gebracht. Het resterende bedrag van € 33.413,00 heeft verdachte contant aan de woning betaald.
Gelet hierop zal de rechtbank de post ‘onroerend goed’ met een bedrag van € 1.000,00
(€ 34.413,00 - € 33.413,00) verminderen.
Overige
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 83.611,00.22 Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
- Moneytransfers ten bedrage van € 20.976,00;
- Aankoop sieraden ten bedrage van € 250,00;
- Aankoop elektronica ten bedrage van € 1.978,00;
- Aankoop kleding ten bedrage van € 6.467,00;
- Aankoop meubels ten bedrage van € 23.430,00;
- Kosten wonen ten bedrage van € 190,00;
- Uitgaven woning ten bedrage van € 25.727,00;
- Overig ten bedrage van € 4.593,00.
Ten aanzien van de posten ‘money transfers’, ‘sieraden’, ‘elektronica’, ‘meubels’ en ‘wonen’ is geen verweer gevoerd. De rechtbank neemt deze bedragen over.
Kleding:
Ten aanzien van de post ‘kleding’ heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit bedrag niet heeft betaald omdat het namaakkleding betreft die verdachte in Turkije heeft gekocht en dat de politie hier geen onderzoek naar heeft verricht.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het Openbaar Ministerie heeft in de berekening (in het voordeel van verdachte) alleen rekening gehouden met de kleding waarvan een (contant)bon is aangetroffen of waar op de verpakking de prijs vermeld stond.
Er bestaat geen aanleiding om deze post aan te passen.
Woning:
De officier van justitie heeft zich ter zitting van 21 mei 2024 op het standpunt gesteld dat deze post kan komen te vervallen, omdat deze uitgave al onder de waardevermeerdering van de woning valt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de contante uitgaven met een bedrag van € 25.727,00 te verlagen.
Overig
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de standplaats in Raalte niet door verdachte is betaald.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de standplaats in Raalte heeft betaald, maar dat hij het geld hiervoor heeft gekregen van zijn oom en tantes.
Nu verdachte geen namen van deze oom of tantes heeft genoemd en dit niet nader heeft geconcretiseerd, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen concrete en verifieerbare verklaring waar het OM nader onderzoek naar moest doen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om het bedrag van € 1.869,00 in de kasopstelling aan te passen.
Nu ten aanzien van de overige onder deze post opgevoerde posten geen verweer gevoerd is, neemt de rechtbank het bedrag van € 4.593,00 uit de kasopstelling over.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in totaal een bedrag van € 501.479,00 heeft uitgegeven:
|
|
Originele bedrag uitgaven uit de kasopstelling
|
€
|
574.216,00
|
-
|
|
Voertuigen
|
€
|
14.335,00
|
-
|
|
Leningen
|
€
|
25.500,00
|
-
|
|
Reizen
|
€
|
6.175,00
|
-
|
|
Onroerend goed
|
€
|
1.000,00
|
-
|
|
Overige (woning)
|
€
|
25.727,00
|
=
|
|
uitgaven
|
€
|
501.479,00
|
3.9
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van de maand januari 2011 tot en met 17 september 2019 te Raalte, Overdinkel, Enschede en elders in Nederland, voorwerpen, te weten:
- geldbedragen, in totaal een geldbedrag van 113.987,00 euro en
- een Audi SQ5 met kenteken [kenteken 1] en
- een BMW M 550D met kenteken [kenteken 2] en
- sieraden en
- elektronica (telefoon, koelkast, wasmachine, Nintendo) en
- kleding, waaronder een of meer jassen/jacks, en schoenen/sneakers en
- (tv-)meubels, kasten, (salon-)tafels, banken, stoelen, schuifdeuren en boxsprings/bedden en
- een carport en
- een of meer (kunststof-)kozijnen en
- schuttinghout
heeft, verworven, voorhanden heeft gehad, en omgezet en van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij telkens wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.