RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 285561 / HA ZA 07-1457
Uitspraak: 16 januari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNISCHE UNIE B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
procureur mr. N. Lagerweij,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMTECH UTILITEIT WEST B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. R.P.L.H. Burger.
Partijen worden hierna aangeduid als "Technische Unie" respectievelijk "Imtech".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 3 januari 2007;
- akte aan de zijde van Technische Unie met producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 17 oktober 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- akte houdende vermindering en verandering van eis aan de zijde van Technische Unie;
- brief van mr. Lagerweij, voornoemd, d.d. 14 december 2007 met producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 18 december 2007.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 10 oktober 2006 om 16.26 uur heeft Technische Unie voor een vordering begroot op € 357.000,= conservatoir beslag gelegd ten laste van Loodgieters- en Installatiebedrijf A. van der Sluis B.V. (hierna: Van der Sluis) onder Imtech op alle gelden, geldswaarden en/of zaken, die Imtech onder zich heeft en/of zal verkrijgen van en/of verschuldigd is en/of zal worden aan Van der Sluis.
2.2 Op 11 oktober 2006 heeft Imtech een bedrag van € 2.814,85 betaald aan Van der Sluis in mindering op factuur 20061023. Op 18 oktober 2007 heeft Imtech een bedrag van € 26.506,48 betaald aan Van der Sluis, eveneens in mindering op factuur 20061023.
2.3 Op 24 oktober 2006 is Van der Sluis in staat van faillissement verklaard.
2.4 Op 3 november 2006 heeft Imtech aan Technische Unie verklaard dat zij per datum beslaglegging een bedrag van € 76.321,33 ter zake van facturen 20060788 en 20061023 aan Van der Sluis verschuldigd was.
3 De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Imtech te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 29.321,33 met rente en kosten op een bankrekening ten name van de Stichting Derdengelden Spring Advocaten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Technische Unie aan de vordering onder meer de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Het derdenbeslag is voor wat betreft de in weerwil van het beslag verrichte betalingen niet op de voet van artikel 33 lid 2 Fw komen te vervallen. Door betaling van de beslagen vordering is immers geen sprake meer van een gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar zoals bedoeld in artikel 33 lid 1 Fw.
Op grond van artikel 477a lid 4 Rv juncto artikel 6:33 BW vordert Technische Unie van Imtech opnieuw betaling van de in weerwil van het beslag verrichte betalingen.
3.2 Op grond van artikel 475 lid 1 onder a Rv rustte op Imtech de verplichting het beslagen goed onder zich te houden. In artikel 475h lid 1 Rv is bepaald dat een betaling door de derde-beslagene aan de beslagdebiteur, gedaan in weerwil van het beslag, in beginsel niet aan de beslaglegger, i.c. Technische Unie, kan worden tegengeworpen. Door de betalingen door Imtech in weerwil van het beslag aan Van der Sluis gedaan, is Imtech weliswaar jegens Van der Sluis gekweten, maar ten opzichte van Technische Unie zijn die betalingen relatief nietig. Daardoor is tussen Imtech en Technische Unie een “nieuwe” rechtsverhouding ontstaan.
3.3 Door het verrichten van betalingen in weerwil van het beslag heeft Imtech de blokkerende werking van het beslag op niet te aanvaarden wijze ondergraven en heeft zij derhalve jegens Technische Unie als beslaglegger onrechtmatig gehandeld.
3.4 Technische Unie heeft kosten moeten maken om de vordering op Imtech buiten rechte te incasseren. Technische Unie vordert vergoeding door Imtech van deze buitengerechtelijke kosten, op grond van het rapport Voorwerk II begroot op 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Technische Unie in de kosten van het geding.
Imtech heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd:
4.1 Het derdenbeslag is komen te vervallen, ook voor wat betreft het door Imtech aan Van der Sluis voldane deel van € 29.321,33. Artikel 33 lid 2 Fw brengt per definitie met zich dat alle beslagen komen te vervallen.
Ook al is het beslag ten aanzien van het door Imtech aan Van der Sluis betaalde deel niet vervallen, dan brengt dat geen verplichting voor Imtech met zich om het beslagen bedrag te betalen. Artikel 477a Rv is immers niet van toepassing in de conservatoire fase van de beslaglegging. Nu Technische Unie geen executoriale titel heeft, kan geen afgifte van het beslagene van Imtech worden afgedwongen noch betaling op grond van artikel 477a lid 4 Rv juncto 6:33 BW.
4.2 Door de betalingen in weerwil van het beslag is tussen Imtech en Technische Unie geen “nieuwe rechtsverhouding” ontstaan, althans niet een verplichting voor Imtech om te betalen aan Technische Unie. Slechts indien en voor zover Technische Unie uiteindelijk over een executoriale titel ten opzichte van Van der Sluis zou komen te beschikken en het beslag executoriaal zou worden, zodat afgifte van de beslagen goederen kan worden gevorderd, zou Imtech de betaling zoals gedaan aan Van der Sluis ingevolge artikel 475h Rv inderdaad niet kunnen tegenwerpen aan Technische Unie. Deze situatie doet zich hier niet voor, nu Technische Unie geen executoriale titel heeft.
4.3 Er is geen sprake van een onrechtmatige daad van Imtech waardoor Technische Unie schade heeft geleden. Het vereiste causale verband ontbreekt: Technische Unie zou de schade ook hebben geleden als er niet door Imtech aan Van der Sluis was betaald. Het faillissement van Van der Sluis is er immers de oorzaak van dat Technische Unie het derdenbeslag niet kan uitwinnen.
4.4 Er zijn geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Het gevorderde bedrag is bovendien exorbitant hoog en derhalve ook op die grond niet (volledig) toewijsbaar.
5 De beoordeling
5.1 Tussen partijen is in geschil of Technische Unie betaling kan afdwingen van Imtech ter hoogte van de bedragen die Imtech in weerwil van een onder haar ten behoeve van Technische Unie gelegd derdenbeslag aan beslagdebiteur Van der Sluis heeft verricht.
5.2 Krachtens de artikelen 20 en 33 Fw omvat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft, terwijl het vonnis van faillietverklaring ten gevolge heeft, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt en gelegde beslagen vervallen.
Vaststaat dat Imtech haar schuld aan Van der Sluis na datum beslaglegging en vóór datum faillissement ten belope van € 29.321,33 heeft gedelgd. De vordering van Van der Sluis op Imtech ten belope van € 29.321,33 maakte derhalve ten tijde van de faillietverklaring van Van der Sluis geen deel meer uit van het vermogen van Van der Sluis. Nu de vordering van Van der Sluis op Imtech ten belope van € 29.321,33 door betaling teniet is gegaan, kan artikel 33 Fw hierop geen betrekking hebben (gehad). Per datum faillissement is het derdenbeslag onder Imtech ten aanzien van het meerdere op de voet van artikel 33 lid 2 Fw komen te vervallen.
5.3 De derde-beslagene die verklaring heeft gedaan, is op de voet van artikel 477 Rv verplicht de volgens deze verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen. Indien de derde-beslagene deze verplichting tot betaling niet nakomt, kan hij op vordering van de executant worden veroordeeld tot nakoming van deze verplichting (artikel 477a lid 4 Rv). Een conservatoir beslag wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften geldend voor het leggen van executoriaal beslag, tenzij de wet anders bepaalt. Ingevolge schakelbepaling artikel 720 Rv zijn de artikelen 477 resp. 477a Rv niet van overeenkomstige toepassing op een conservatoir derdenbeslag.
Dat Technische Unie geen executoriale titel heeft voor haar vordering op Van der Sluis staat er aan in de weg om op de voet van artikel 477a Rv betaling af te dwingen van (een deel van) datgene wat door het beslag is getroffen. De in artikel 477 Rv bedoelde betalingsverplichting voor de derde-beslagene, i.c. Imtech, gaat pas in op het moment dat het conservatoire beslag in de executoriale fase is gekomen. Dat is het moment waarop een toewijzend vonnis voor de vordering waarvoor beslag is gelegd aan Van der Sluis respectievelijk Imtech is betekend met bevel aan de laatste tot betaling aan de deurwaarder van hetgeen door het beslag is getroffen. Nu een dergelijk vonnis ontbreekt, stelt de rechtbank vast dat er geen betalingsverplichting voor Imtech is.
Een betaling die is verricht in weerwil van een beslag, tot stand gekomen nadat het beslag is gelegd, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen (artikel 475h lid 1 Rv). Dit betekent dat een derde-beslagene, indien hij een betaling in weerwil van het beslag heeft verricht, door de executant nogmaals tot betaling kan worden genoodzaakt. De derde-beslagene heeft dan wel regres op de beslagschuldenaar (artikel 6:33 BW).
In het midden kan blijven of de betalingen door Imtech na datum beslaglegging aan Van der Sluis zijn aan te merken als in weerwil van het beslag verrichte betalingen. Teneinde het bepaalde in artikel 475h lid 1 Rv te effectueren, inhoudende dat Imtech wordt genoodzaakt de bedragen die zij na datum beslaglegging betaalde aan Van der Sluis nogmaals te betalen aan Technische Unie, is immers een executoriale titel vereist. Omdat deze ontbreekt, komt Technische Unie niet toe aan het afdwingen van betaling op de voet van artikel 477a juncto 475h lid 1 Rv. De rechtbank ziet in de betalingen die na datum beslaglegging door Imtech aan Van der Sluis zijn verricht dan ook geen grond voor het ontstaan van een verplichting tot betaling door Imtech.
5.4 Voorts heeft Technische Unie gesteld dat Imtech door het verrichten van betalingen in weerwil van het beslag onrechtmatig jegens Technische Unie heeft gehandeld, ten gevolge waarvan Technische Unie schade heeft geleden. Technische Unie heeft daartoe slechts aangevoerd dat Imtech de blokkerende en bezwarende werking van het beslag op niet te aanvaarden wijze heeft ondergraven. Ter comparitie heeft (de advocaat van) Technische Unie daaraan toegevoegd dat Imtech de norm uit artikel 475h Rv heeft geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat Technische Unie onvoldoende heeft gesteld om tot de conclusie te komen dat Imtech onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat Technische Unie dientengevolge schade heeft geleden. Artikel 475h lid 1 Rv beschermt de beslaglegger in die zin dat een in weerwil van het beslag gedane betaling niet tegen hem kan worden ingeroepen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de derde die in weerwil van het beslag betaalt, onrechtmatig handelt jegens de beslaglegger. Uit deze bepaling vloeit juist voort dat de beslaglegger door een betaling in weerwil van het beslag geen schade lijdt. Jegens hem is die betaling immers van onwaarde.
5.5 De slotsom is dat de vordering van Technische Unie zal worden afgewezen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal dientengevolge ook worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Technische Unie worden veroordeeld in de aan de zijde van Imtech gevallen proceskosten.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van Technische Unie;
veroordeelt Technische Unie in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Imtech bepaald op € 670,= aan vast recht en op € 1.158,= aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
1954/1729