vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/467106 / HA ZA 15-8
Vonnis van 25 november 2015
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. A. Quispel,
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.F. Jansen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] verhandelt met haar eenmanszaak "Bronzeandmore" via haar website http://www.bronzeandmore.nl. en via het Tuincentrum en hoveniersbedrijf Van der Waal te Numansdorp tuinartikelen en meubelen en met name bronzen beelden en sculpturen.
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 23 maart 2009 in gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk is in 2013 ontbonden. [eiseres] en [gedaagde] hebben ter zake de huwelijksgoederengemeenschap op 7 februari 2013 een echtscheidingsconvenant ondertekend.
2.3.
In het echtscheidingsconvenant is – voor zover relevant – het navolgende bepaald:
“(…)
5. BEDRIJF
5.1
Partijen hebben een eigen webwinkel "Bronze and More". Het bedrijf staat op naam van de vrouw. De vrouw doet de verkoop en de man houdt de boekhouding bij. Partijen spreken af dat per 1 januari 2013 de vrouw deze webwinkel alleen voortzet.
5.2
Partijen spreken af dat er geen verdeling van de waarde van de webwinkel
plaats vindt. In ruil daarvoor komt de man de gehele inboedel toe (zie 3.1).
(…)"
2.4.
Op 1 juli 2013 registreert [gedaagde] een eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel onder de naam "Tomschoice.n1" met als activiteiten "algemeen assortiment non-food, Webwinkel in bronzen beelden en tuinartikelen".
2.5.
[gedaagde] verkoopt de bronzen beelden via internet, onder meer via zijn website: http://www.tomschoice.nl.
2.6.
Medio 2013 constateert [eiseres] , mede via vrienden en klanten, dat [gedaagde] eveneens een webwinkel in bronzen beelden is gestart. Op de website worden afbeeldingen en teksten gebruikt die gelijkend zijn aan die [eiseres] gebruikt op haar website. [gedaagde] hanteert prijzen die veelal onder de prijzen liggen van [eiseres] .
Het gaat hierbij onder meer om de navolgende afbeeldingen en teksten.
www.bronzeandmore.nl respectievelijk www.tomschoice.nl
www.bronzeandmore.nl respectievelijk www.tomschoice.nl

De (inleidende pagina van de) websites zijn hierna afgebeeld.
www.bronzeandmore.nl respectievelijk www.tomschoice.nl
2.7.
Op 20 juli 2013 plaatst [eiseres] een bericht op de website van [gedaagde] waarin zij hem wijst op het feit dat hij afbeeldingen en teksten van haar website heeft gekopieerd en hem verzoekt deze te verwijderen.
2.8.
Bij brief van 2 augustus 2013 sommeert de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] alle inbreuk makende teksten en afbeeldingen van zijn site voor 6 augustus 2013 te verwijderen en zich te onthouden van verdere inbreuk, in welk geval zal worden afgezien van enige schadevergoeding en juridische procedures.
2.9.
In antwoord hierop bericht [gedaagde] de gemachtigde van [eiseres] nog diezelfde datum per e-mail dat uitsluitend het stukje in ‘bronzenbeelden naakte vrouw’ (zie afbeelding onder 2.6) op elkaar lijkt en dat dat stukje is veranderd. Voor het overige stelt hij gebruik te maken van artikelnummers van de leveranciers.
2.10.
Partijen pogen vervolgens tot een vergelijk te komen, maar dit mislukt.
2.11.
Bij brief van 20 juni 2014 stelt de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die zij lijdt als gevolg van het feit dat [gedaagde] inbreuk maakt op haar auteursrechten en onrechtmatig klanten van haar benadert en stelt zij hem een laatste termijn om de inbreuk makende handelingen te staken tot uiterlijk 4 juli 2014.
2.12.
Bij e-mail van 23 juni 2014 geeft [gedaagde] te kennen te blijven bij zijn eerdere standpunten en een zaak met vertrouwen tegemoet te zien.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
[gedaagde] te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan [eiseres] toekomende auteursrechten, onder meer door onmiddellijk te staken en gestaakt te houden elke openbaarmaking en/of verveelvoudiging van teksten en afbeeldingen van [eiseres] ;
-
[gedaagde] te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden om actief klanten van [eiseres] te benaderen en/of actief klanten uit het klantenbestand van [eiseres] te benaderen;
-
[gedaagde] te bevelen met onmiddellijke ingang zijn website te staken en gestaakt te houden, dan wel ieder onrechtmatig nabootsen van het ontwerp van de website van [eiseres] te staken en gestaakt te houden;
-
[gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [gedaagde] of zijn raadsman, één en ander voor zover mogelijk gestaafd door facturen of andere bescheiden, een schriftelijke en door een accountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te verstrekken van:
a. de aantallen artikelen die [gedaagde] aan derden heeft verkocht en/of heeft geleverd, de verkoopprijzen daarvan alsmede de periode waarin dit is gebeurd;
b. de namen, (e-mail) adressen, telefoon/faxnummers van alle afnemers van [gedaagde] in binnen- en buitenland;
c. de door [gedaagde] met de verkoop van artikelen behaalde winst;
-
te bepalen dat voor iedere dag dat [gedaagde] met de naleving van de onder 1 tot en met 4 uitgesproken verboden en/of bevelen in gebreke blijft, hij aan [eiseres] een dwangsom van € 1.500,00 zal verbeuren voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft met de naleving van ieder afzonderlijk gevraagd verbod, c.q. bevel, dan wel - zulks ter keuze van [eiseres] - dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 1.500,00 per gehele of gedeeltelijke overtreding van één van de uitgesproken verboden c.q. bevelen;
-
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,00, bij wijze van voorschot op de vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, c.q. de door [gedaagde] af te dragen winst, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
-
[gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen het bedrag van de werkelijke schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
-
[gedaagde] krachtens artikel 1019h Rv te veroordelen in de (volledige) proceskosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot integrale afwijzing van de vordering en tot veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de rente te berekenen vanaf bedoelde termijn en te vermeerderen met de nakosten dan wel verhoogd met in geval van betekening als vrijwillige voldoening uitblijft en de kosten van betekening van het vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Als eerste ligt ter beoordeling voor de auteursrechtelijke grondslag van de vordering. Naar [eiseres] stelt heeft zij de website “bronzeandmore” zelf ingericht met door haar geschreven teksten bij de afbeeldingen (foto’s) van de aangeboden producten waaronder met name bronzen beelden en heeft [gedaagde] een en ander gekopieerd zonder haar toestemming, waarmee hij inbreuk maakt op haar auteursrechten ter zake.
4.2.
[gedaagde] heeft bij antwoord en aanvullend ter zitting erkend het frame van de website en daarop voorkomende teksten en afbeeldingen te hebben overgenomen van de website van [eiseres] . Naar [gedaagde] meent, kan hem dit echter op grond van het auteursrecht niet worden verboden, omdat de lay-out van de website door partijen destijds is aangekocht bij “mijn werkwinkel.nl”, de afbeeldingen afkomstig zijn van de leveranciers van de bronzen beelden, hetgeen deels ook geldt voor de teksten. Die teksten zijn bovendien, aldus [gedaagde] , algemene aanprijzingen en/of beschrijvingen van producten die niet vallen onder het auteursrecht en die – voor zover niet afkomstig van de leverancier – door [eiseres] en [gedaagde] destijds samen zijn bedacht.
[eiseres] heeft ter zitting erkend dat het frame voor de website is aangekocht bij een derde, maar daarbij aangetekend dat het frame nog ruimte laat voor een eigen inrichting en ook deze door [gedaagde] is overgenomen. Daarnaast heeft zij erkend dat er ook foto’s van leveranciers op de website staan en deze vrijelijk mogen worden gebruikt, maar benadrukt dat een deel van de foto’s wel degelijk door haar zijn gemaakt. Dit laatste heeft [gedaagde] niet betwist, zodat uitgangspunt in rechte is dat althans een deel van de foto’s door [eiseres] zijn vervaardigd. [eiseres] heeft weersproken dat de teksten mede door [gedaagde] zijn opgesteld.
4.3.
Om te kunnen spreken van een werk in auteursrechtelijke zin is vereist dat sprake is van een eigen intellectuele schepping van de maker, dat wil zeggen dat de vorm het resultaat dient te zijn van creatieve keuzes. Daarbuiten valt de vorm die zo triviaal of banaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. Daarbij is van belang dat ook de combinatie van elementen die afzonderlijk beschouwd niet als eigen intellectuele schepping kunnen worden aangemerkt, door de keuze en schikking van de elementen tot een resultaat leidt dat een intellectuele schepping vormt (HR 30 mei 2008 (Endstra-tapes), ECLI:NL:HR:2008:BC2153 en HvJEU 16 juli 2009 (Infopaq I)), nr. C-5/08, ECLI:EU:C:2009:BJ3749).
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de op de website geplaatste foto’s op zichzelf beschouwd kwalificeren als werken in auteursrechtelijke zin. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt voor de afzonderlijke teksten ter aanprijzing van de bronzen beelden en andere artikelen. Weliswaar zijn deze teksten van algemene aard, maar door de gemaakte keuzes en rangschikking van de woorden voldoen ook zij aan de hiervoor weergegeven werktoets. Dit laatste geldt evenzeer voor de inrichting van de website als geheel. Het aangekochte, door [gedaagde] aangeduid als “huis, tuin en keuken” frame, laat voldoende ruimte voor het maken van creatieve keuzes. Ook het enkele feit dat op de website tevens afbeeldingen of teksten staan die afkomstig zijn van leveranciers en deze toestemming voor verder gebruik hebben gegeven, doet niet af aan de omstandigheid dat bij de samenstelling van de inhoud en de inrichting van de website als geheel creatieve keuzes zijn gemaakt, waardoor de website van [eiseres] als werk kwalificeert.
4.5.
Er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat partijen destijds gezamenlijk de website hebben opgesteld en teksten hebben bedacht – hetgeen [gedaagde] ten verwere heeft aangevoerd, maar door [eiseres] is weersproken; zij stelt deze zelf te hebben samengesteld – is sprake van een gemeenschappelijke werk. De handhaving daarvan kan door een ieder van hen geschieden (art. 26 Aw), maar dat betekent niet dat ook ieder van hen los van de ander dit werk mag exploiteren. Ter zake daarvan moet worden aangenomen dat krachtens het algemene artikel 3:166 BW e.v. steeds de instemming van een ieder is vereist. Voor zover nog relevant wordt met betrekking tot de op de website voorkomende foto’s overwogen dat [gedaagde] in eerste instantie heeft gesteld dat deze allemaal afkomstig zijn van de leverancier, maar ter zitting de stelling van [eiseres] dat zijzelf een deel van deze foto’s heeft gemaakt niet meer heeft betwist. Een en ander leidt tot de conclusie dat er in rechte vanuit kan worden gegaan dat [eiseres] als maker van een deel van de foto’s en in ieder geval als medemaker van de teksten en de inrichting van de website als geheel kwalificeert, zodat het [gedaagde] niet was toegestaan zonder de instemming van [eiseres] haar website te kopiëren of te wel in termen van de wet op ongeoorloofde wijze te verveelvoudigen.
4.6.
Van een ongeoorloofde verveelvoudiging is sprake wanneer het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanig mate de auteursrechtelijk beschermde elementen van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Bij de vergelijking van deze totaalindrukken dienen ook de onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen aan de werktoets beantwoordt (HR 29 november 2002 (Una Voca Particolare), ECLI:NL:HR:2002:AE8456 en HR 23 februari 2013, ECLI:NL:HR:BY1529, herhaald in de arresten van 12 april 2013, ECLI:NL:HR:BY1532 en BY 1533 (Stokke-arresten)).
4.7.
Vaststaat dat [gedaagde] teksten van de website van “Bronzeandmore” letterlijk heeft overgenomen op zijn eigen website zonder daarvoor eerst toestemming aan [eiseres] te vragen. Dat hij foto’s van de website van [eiseres] heeft overgenomen is evenmin betwist door [gedaagde] . Uit de door [eiseres] in het geding gebrachte producties blijkt bovendien dat naast het overnemen van de afbeeldingen met de daarbij behorende teksten [gedaagde] gekozen heeft voor een gelijke inrichting van de website, dat wil zeggen dat hij de “header” en de rubrieken “Winkelwagen (leeg)”, “Uw gegevens” en “Bestellen” op precies dezelfde locatie heeft geplaatst. Voor zover er verschillen zijn aan te wijzen, zoals bijvoorbeeld in de combinatie van de hoofdtekst en de daarnaast links gelegen tekst, zijn die ondergeschikt. Daarmee wordt niet afgedaan aan de zeer gelijkende totaalindruk van de websites. De conclusie is dat [gedaagde] met het overnemen van (delen van de) website van [eiseres] inbreuk heeft gemaakt op het (mede) auteursrecht van [eiseres] .
4.8.
Hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] door deze inbreuk heeft geleden. Het gaat dan om schadevergoeding in de vorm van gederfde winst dan wel – naar keuze van [eiseres] – afdracht van de door [gedaagde] met zijn webwinkel behaalde winst. Dat [eiseres] enige schade heeft geleden acht de rechtbank voldoende aannemelijk, hetgeen voldoende is voor het verwijzen naar een schadestaatprocedure, zoals bij dagvaarding onder sub 7 door [eiseres] is gevorderd. Ter zitting heeft zij echter haar voorkeur uitgesproken om de schade – indien mogelijk – te begroten in deze procedure. Nu [eiseres] de door haar geleden schade in de vorm van gederfde winst op geen enkele wijze nader heeft gespecificeerd en partijen ook geen stukken in het geding hebben gebracht betreffende de winst en/of jaarcijfers van de webwinkels, zal de rechtbank voor het begroten van de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure. [eiseres] heeft bij dagvaarding onder sub 6 bij wijze van voorschot een vergoeding gevorderd van € 2.500,-. Dit bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor, nu [gedaagde] ter zitting heeft gesteld dat hij over de jaren 2013 en 2014 een bruto winst heeft behaald van € 1.398,- respectievelijk € 4.600,-.
De vorderingen ter zake onder sub 6 en sub 7 zullen dan ook worden toegewezen als hierna bepaald.
(overige) vorderingen voor zover gegrond op het auteursrecht
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen betekent voorts dat de overige vorderingen van [eiseres] voor zover gegrond op het auteursrecht eveneens voor toewijzing gereed liggen. Het betreft de hiervoor onder 3.1. weergegeven vorderingen onder sub 1, sub 4 en sub 5. De daarbij gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd als hierna bepaald.
Oneerlijke concurrentie en echtscheidingsconvenant
4.10.
Resteert nog ter beoordeling de vorderingen als hiervoor weergegeven onder sub 2 en 3 die zijn gegrond op oneerlijke concurrentie en zijn gericht op een algehele staking van de litigieuze activiteiten van [gedaagde] via zijn webwinkel.
4.11.
Ter nadere onderbouwing van de vorderingen heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] stelselmatig klanten heeft benaderd met gebruikmaking van haar adressenbestand en daarmee haar bedrijfsdebiet stelselmatig en duurzaam afbreekt. Zij heeft daarbij verwezen naar de afspraken als gemaakt in het echtscheidingsconvenant (hiervoor weergegeven onder 2.4.).
[gedaagde] heeft met klem betwist actief klanten van [eiseres] te hebben benaderd. Daarnaast heeft hij gesteld dat het enkele feit dat in het echtscheidingsconvenant is bepaald dat [eiseres] haar webwinkel mocht behouden nog niet impliceert dat hij niet een gelijksoortige onderneming zou mogen beginnen. Van een relatie of concurrentiebeding is geen sprake, zodat het hem vrij stond een concurrerende webwinkel te beginnen, aldus [gedaagde] .
4.12.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt. De stelling van [gedaagde] kan in zoverre worden gevolgd dat in het algemeen gesproken het stelsel van vrije mededinging meebrengt dat bij gebreke van een relatie- of concurrentiebeding het in beginsel is toegestaan om jegens iemand met wie eerder is samengewerkt concurrerende werkzaamheden te beginnen met gebruikmaking van kennis, ervaring en goodwill opgedaan in die samenwerking. De grens ligt daar waar op stelselmatige wijze en in substantiële wijze het bedrijfsdebiet van die ander wordt afgebroken, te beoordelen aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
4.13.
Anders dan [gedaagde] echter meent, komt aan het echtscheidingsconvenant wel degelijk betekenis in deze toe. Weliswaar is in de bepalingen daarvan ter zake van de webwinkel niet letterlijk bepaald dat het [gedaagde] niet zou zijn toegestaan concurrerende werkzaamheden aan te vangen, maar zeker in een geval als het onderhavige geldt dat de omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere dan de puur taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 5 april 2013 (Lundiform/Mexx), ECLI:NL:HR:2013:BY8101). Nu het hier om een echtscheiding gaat, brengt een redelijke uitleg mee dat er vanuit mag worden gegaan dat de overeengekomen verdeling er toe strekte [eiseres] in staat te stellen haar werkzaamheden in de webwinkel voort te zetten en daaruit inkomsten te halen, te meer nu daartegenover stond dat [gedaagde] de hele inboedel kreeg. Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat het daarbij niet past om gelijk nadat het convenant was gesloten gelijksoortige concurrerende werkzaamheden aan te vangen. [eiseres] mocht van [gedaagde] verwachten dat hij zich daarvan zou onthouden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat een redelijke uitleg van de overeenkomst ook meebrengt dat dit ‘verbod’ niet eeuwigdurend is. Gelet op het feit dat het thans meer dan twee jaar geleden is dat het convenant werd overeengekomen, kan het [gedaagde] niet meer verboden worden om – binnen de grenzen van hiervoor geschetste algemene kader en de auteursrechten van [eiseres] respecterend – concurrerende werkzaamheden te ondernemen. Dat hij de algemene grenzen als hiervoor ponder 4.12. geschetst heeft overtreden is niet vast komen te staan, nu van een stelselmatige benadering van klanten niet gebleken. [eiseres] heeft dit wel gesteld maar zij heeft deze stelling, ook na gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onder overlegging van producties, onvoldoende feitelijk onderbouwd. Aan nadere bewijslevering op dit punt wordt niet toegekomen.
4.14.
De conclusie is dat de vorderingen als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub 2 en 3 dienen te worden afgewezen.
4.15.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
[eiseres] heeft op grond van artikel 1019h Rv veroordeling van [gedaagde] in de volledige kosten gevorderd en heeft de kosten advocaat onder overlegging van een nadere specificatie bij dagvaarding gesteld op € 7.019,44. [gedaagde] heeft deze kosten niet betwist en deze komen de rechtbank op zichzelf niet onredelijk voor. Nu echter een deel van het debat tussen partijen toegespitst is geweest op oneerlijke concurrentie zullen de kosten advocaat voor 20% geacht worden hierop te zien, welke kosten overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief worden bepaald op 20% van € 904,00 (2 pt), zijnde € 180,80.
De advocaatkosten kosten ter zake het auteursrechtelijke geschil wordt zodoende begroot op (80% van € 7.019,44=) € 5.615,55, waarmee de kosten advocaat in totaal komen op € 5.796,35.
De daarbij komende verschotten worden begroot op:
- de door de griffier betaalde explootkosten € 70,35
- overige kosten dagvaarding € 23,45
- vastrecht € 78,00
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
beveelt [gedaagde] met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan [eiseres] toekomende auteursrechten, onder meer door onmiddellijk te staken en gestaakt te houden elke openbaarmaking en/of verveelvoudiging van teksten en afbeeldingen van [eiseres] ;
5.2.
beveelt [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [gedaagde] of zijn raadsman, één en ander voor zover mogelijk gestaafd door facturen of andere bescheiden, een schriftelijke en door een accountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te verstrekken van:
a. de aantallen artikelen die [gedaagde] aan derden heeft verkocht en/of heeft geleverd, de verkoopprijzen daarvan alsmede de periode waarin dit is gebeurd;
b. de namen, (e-mail) adressen, telefoon/faxnummers van alle afnemers van [gedaagde] in binnen- en buitenland;
c. de door [gedaagde] met de verkoop van artikelen behaalde winst;
5.3.
bepaalt dat voor iedere dag dat [gedaagde] met de naleving van de hiervoor uitgesproken bevelen in gebreke blijft, hij aan [eiseres] een dwangsom van € 1.500,00 zal verbeuren voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft met de naleving van ieder afzonderlijk gevraagd verbod, c.q. bevel, dan wel - zulks ter keuze van [eiseres] - dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 1.500,00 per gehele of gedeeltelijke overtreding van één van de uitgesproken verboden c.q. bevelen, een en ander tot een maximum van € 30.000,- is bereikt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.500,00, bij wijze van voorschot op de vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, c.q. de door [gedaagde] af te dragen winst;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, c.q. de door [gedaagde] af te dragen winst (naar keuze van [eiseres] ), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- € 171,80 aan verschotten, waarvan € 70,35 aan explootkosten te voldoen aan de griffier overeenkomstig de betaalinstructies in de door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) toe te zenden nota en
- € 5.796,35 aan kosten advocaat;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015.
1515/20661