Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/994606-17
Datum uitspraak: 27 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Naast de al genoemde artikelen is gelet op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikelen 1.2.2, eerste lid, en 1.2.3, van het Vuurwerkbesluit.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde onder 2 geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezenverklaarde onder 1 en 3 oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar ten aanzien van feit 1 en 3;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderd tachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 176 (honderdzesenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd en veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. L. Daum en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2019.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017
tot en met 4 december 2017 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten shells,
heeft opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017
tot en met 4 december 2017 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk ten einde handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lid en/of derde lid van het Vuurwerkbesluit, te weten,
-het vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, en/of
-het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk tot ontbranding brengen, voor te bereiden en/of te bevorderen, meermalen, althans eenmaal,
vuurwerklont, doorverbindlont, kartonnen kokers met vuurwerklont, pvc buizen, plastic buizen met tijdvertraging en/of mortieren, en/of pyrotechnische mengsels,
in ieder geval telkens voorwerpen en/of stoffen voor het vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik en/ of voor het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk tot ontbranding brengen,
zijnde voorwerpen en/of stoffen waarvan hij wist of ernstige reden heeft gehad te vermoeden dat deze bestemd zijn tot het verrichten van die handelingen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 4 december 2017 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, één of meer stuks knalvuurwerk en/of shells en/of cakeboxen, in elk geval vuurwerk, buiten een daartoe bestemde inrichting heeft vervaardigd en/of heeft bewerkt.