beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Zaakgegevens: C/10/593496 / JE RK 20-761 en C/10/593875 / JE RK 20-832
datum uitspraak: 24 april 2020
beschikking
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
[naam kind 1] ,
geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2]
,
geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3]
,
geboren op [geboortedatum kind 3] 2013 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat S.E. van der Starre te Oostvoorne.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 19 maart 2020;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 26 maart 2020;
- het verweerschrift en zelfstandige verzoeken van mr. C.E. van der Starre namens de vader van 10 april 2020.
Op 15 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 15 april 2020 tegelijkertijd telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.E. van der Starre.
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] ,
en voorafgaand apart telefonisch:
- de minderjarige [naam kind 1] .
De feiten
Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] (hierna ook: de kinderen) wordt uitgeoefend door de ouders.
De kinderen wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 13 mei 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld tot 13 mei 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 juli 2019 de volgende zorgregeling vastgesteld:
‘gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, alsmede wekelijks op donderdag tussen de middag voor de lunch en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen door partijen in onderling overleg nader te bepalen.’
De verzoeken van de GI
Ten aanzien van C/10/593496:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van één jaar.
Ten aanzien van C/10/593875:
De GI heeft verzocht de door de kinderrechter op 2 juli 2019 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat er twee middagen per week begeleid bezoek met de vader plaatsvindt. Bij een positieve evaluatie met de hulpverlening kan dit worden uitgebouwd met een dag in het weekend onbegeleid bezoek bij vader. De GI vraagt aan de kinderrechter of zij de vader kan adviseren om een diagnostisch onderzoek te ondergaan, zodat duidelijk wordt of de persoonlijke problematiek van de vader een veilige omgang met de kinderen niet in de weg staat. Indien na het diagnostisch onderzoek blijkt dat vaders persoonlijke problematiek een veilige omgang in de weg staat, wordt de omgang niet uitgebreid voordat vader een persoonlijk onderzoek heeft ondergaan en behandeling heeft gehad.
De standpunten van de GI
De GI handhaaft de verzoeken en licht deze als volgt toe. Sinds mei 2019 heeft de GI geprobeerd hulpverlening in te zetten. Verschillende instanties hebben echter aangegeven dat de hevige strijd tussen de ouders moet zijn beëindigd alvorens een behandeling of traject kan starten. Eerdere behandeling van de kinderen zou schadelijk voor hen zijn. Als de coronamaatregelen het toelaten en er geen juridische strijd tussen ouders meer is, kan het traject Kinderen uit de Knel starten. Er is geprobeerd om rust te creëren tussen de ouders, door de strijd rondom de echtelijke woning af te handelen en een ouderschapsplan op te stellen. De vader woont sinds medio februari 2020 in de voormalig echtelijke woning. Het is echter niet gelukt een ouderschapsplan op te stellen. De zorgregeling, die bij beschikking van 2 juli 2019 is vastgelegd, is gedeeltelijk nagekomen. Gedurende de kerstvakantie waren er veel spanningen. Om de kinderen rust te geven zijn de kinderen in overleg tijdelijk niet naar de vader gegaan. Nadat de vader medio januari 2020 had aangegeven dat hij de kinderen graag weer wilde zien, zijn de bezoeken weer opgestart. De afspraken rondom de overdrachtsmomenten werden goed nagekomen. De kinderen gaven echter steeds vaker bij de GI aan dat zij het niet leuk vonden bij de vader, omdat hij boos was en afspraken niet nakwam. Na een gesprek met [naam kind 1] op 3 maart 2020, zijn de zorgen van de GI over de emotieregulatie van de vader zodanig toegenomen dat zij de bezoeken heeft stopgezet, omdat zij de veiligheid van de kinderen niet kan waarborgen.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de vader heeft de GI het volgende aangevoerd.
In het kader van het tweede verzoek van de vader om [naam ] als deskundige te benoemen in een traject van forensische mediation en het derde verzoek om de omgang uit te breiden, wijst de GI erop dat hulpverlening tot nu toe steeds niet van de grond is gekomen. Het is de GI niet gelukt om hier de afgelopen tijd met de vader over in gesprek te gaan. Het zou wel mogelijk moeten zijn om, als de vader daarvoor open staat, bij de vader thuis een gezinscoach via Ambulante Spoedhulp in te zetten.
De belcontacten waar de vader om verzoekt (het vierde verzoek) vinden nu ook al plaats en zijn door de GI vastgelegd.
Ten aanzien van het vijfde zelfstandige verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor psychiatrische hulp voor de kinderen, heeft de GI vorig jaar juni al aan vader verteld dat Micro-Consult meer gericht is op onderwijs voor kinderen en zij dus niet de zorg bieden die de kinderen op dit moment nodig hebben. De kinderen stonden sinds februari 2020 op de wachtlijst voor individuele hulpverlening, maar omdat de moeder is verhuisd uit die gemeente moet er iets nieuws worden gezocht.
Ten aanzien van het zesde zelfstandige verzoek van de vader om de GI te vervangen door JBRR, wijst de GI erop dat er voorheen twee jeugdbeschermers betrokken waren in het gezin. De afgelopen twee maanden heeft [naam vertegenwoordigster] zowel het contact met de ouders als de kinderen volledig op zich genomen. Op dit moment zoekt de GI binnen haar instelling naar een tweede jeugdbeschermer die betrokken kan worden.
Het standpunt van de vader
De (advocaat van de) vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de invulling en uitvoering daarvan. Daarom heeft hij een aantal zelfstandige verzoeken ingediend. Verder heeft hij primair verzocht om het verzoek van de GI over de zorgregeling af te wijzen, subsidiair (als de zorgregeling wel wordt gewijzigd zoals door de GI verzocht en de vader een diagnostisch onderzoek moet ondergaan) om te bepalen dat beide partijen in het kader van de zorgregeling een diagnostisch onderzoek dienen te ondergaan. De vader heeft gemerkt dat hij niet altijd in kennis is gesteld van de gesprekken en ontmoetingen die hebben plaatsgevonden tussen de GI, de moeder en de kinderen. Er worden stellingen ingenomen over de manier waarop de vader zich met de kinderen gedraagt. Sinds juni 2019 is echter niemand van de GI meer bij de vader thuis geweest, waardoor de vader het idee heeft dat de informatie die de GI heeft erg eenzijdig is, terwijl het loyaliteitsconflict waar de kinderen zich in bevinden juist als zorgpunt is gesignaleerd. Van meet af aan hebben de kinderen gezegd de vader te willen zien. Hoewel de moeder aangeeft dat zij het de kinderen gunt om contact met de vader te hebben, blijkt dit in de praktijk anders te zijn. Er wordt een kleuring gegeven aan de uitlatingen die [naam kind 1] zou hebben gedaan over de fysieke onveiligheid, terwijl er geen enkel signaal is. De vader wordt van alles verweten, terwijl er geen objectieve zorgen zijn.
1. De vader heeft verzocht een bijzondere curator over de minderjarigen [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te benoemen, teneinde hen als belanghebbende te vertegenwoordigen ter zake van de zorgregeling die het meest in het belang van de kinderen is en te bepalen dat de bijzondere curator ten behoeve hiervan ook de leerkrachten en de directeur van de school van de kinderen zal spreken.
2. De vader heeft verzocht te bepalen dat partijen een traject van forensische mediation volgen en mevrouw [naam ] daarbij te benoemen als deskundige om een ouderschapsonderzoek te verrichten en de rechtbank daarover te rapporteren.
3. De vader heeft verzocht de vrouw te gelasten de door de Rechtbank Rotterdam bij beschikking van 2 juli 2019 bepaalde zorgregeling na te komen alsmede te bepalen dat de zorgregeling, zolang de kinderen in verband met de coronamaatregelen niet naar school gaan, zal inhouden dat de kinderen om het weekend van vrijdag 10:00 uur tot maandag 10:00 uur alsmede wekelijks op donderdag van 12:00 tot 14:00 uur bij de vader zullen verblijven, alsmede de zorgregeling aan te vullen met woensdagmiddag uit school/vanaf 12:00 uur tot 18:30 uur (na het eten), voor beurtelings één van de drie kinderen, waarbij de vader het betreffende kind zal halen en brengen en te bepalen dat de zorgregeling wordt opgeschort als de man dient te werken, waarbij de kinderen steeds naar de moeder zullen worden gebracht.
4. De vader heeft verzocht te bepalen dat de man op maandag, woensdag en vrijdag tussen 17:15 uur en 17:30 uur telefonisch contact met de kinderen zal hebben.
5. De vader heeft verzocht vervangende toestemming te verlenen voor psychische hulpverlening aan [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , inhoudende behandeling door GZ psycholoog mevrouw E. Uitdehaag.
6. De vader heeft verzocht de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te vervangen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
Ter onderbouwing van deze verzoeken is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
1. De kinderen zitten klem tussen de ouders en dit wordt steeds erger. De kinderen verdienen een neutrale stem waarin zij zich gesteund voelen om te zeggen wat zij vinden.
2. De GI maakt de vader impliciet een verwijt door op te merken dat de vader diagnostisch onderzoek zou moeten ondergaan. De vader voelt zich in een hoek gedreven, terwijl in de beschikking van de ondertoezichtstelling (13 mei 2019) zorgen zijn geuit over beide ouders. De vader is bereid om er alles aan te doen om contacten met de kinderen tot stand te laten komen, maar vindt dat, als onderzoek noodzakelijk is (zoals de GI in het verzoekschrift heeft genoemd), dit een gedegen, evenwichtig en professioneel onderzoek moet zijn. Naast het ouderschapsonderzoek zou een traject met forensische mediation ook tot een oplossing tussen de ouders kunnen leiden.
3. De kinderen hebben zelf herhaaldelijk aangegeven ook wel eens alleen naar hun vader te willen gaan, zodat ze 1-op-1-contact met hem hebben. Dit is ook in het belang van de kinderen.
4. De afgesproken belcontacten zijn momenteel enkel in een gespreksverslag van de GI opgenomen. Om onduidelijkheid te voorkomen verzoekt de vader de kinderrechter om de belcontacten in de beschikking op te nemen.
5. De voorgestelde psycholoog is aangesloten bij Micro-Consult, maar zij is wel degelijk ook op andere vlakken gespecialiseerd. De kinderen zijn gebaat bij hulpverlening voor het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden.
6. Er is sprake van een breuk in de vertrouwensrelatie tussen de GI en de vader, waardoor voortzetting van het toezicht door deze GI niet meer de belangen van de kinderen dient.
Het standpunt van de moeder
De moeder is het eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder geeft aan dat ze gescheiden is van de vader, omdat zij de veiligheid van de kinderen niet langer kon waarborgen. De moeder maakt zich nog steeds zorgen over de veiligheid van de kinderen wanneer zij bij de vader thuis zijn. Er bestaan immers niet alleen spanningen tussen de ouders, maar ook spanningen tussen de vader en de kinderen en de vader en de GI. Zij is het daarom ook eens met het tweede verzoek van de GI om de omgang te wijzigen.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de vader heeft de moeder verweer gevoerd. Omdat de moeder het verweerschrift van de vader afgelopen vrijdag pas heeft ontvangen vindt zij het moeilijk om hier volledig op in te gaan.
1. De moeder heeft eerder ook zelf verzocht om benoeming van een bijzondere curator, maar dit is toen niet toegekend. Zij twijfelt of het nu wel in het belang van de kinderen is. Zij wil voorkomen dat de kinderen met teveel personen moeten praten.
2. Wat betreft de forensische mediation vindt de moeder dit te ingrijpend. De moeder staat open voor hulpverlening om de verstandhouding met de vader te verbeteren, maar zij wil dit zo licht mogelijk houden. De moeder is het niet eens met de voorwaarde van vader dat bij beide ouders ouderschapsonderzoek zou moeten plaatsvinden. De moeder meent dat de vader hulp nodig heeft, zoals bijvoorbeeld een gezinscoach, om hem te ontlasten bij de druk die hij soms ervaart als de kinderen bij hem zijn.
3. De moeder is niet tegen individuele tijd van de vader voor ieder kind apart, maar het is nooit de bedoeling geweest om dit in aanvulling op de eerder vastgestelde zorgregeling te laten komen.
5. De door de vader voorgestelde psycholoog van Micro-Consult sluit niet aan bij de hulpvraag van de kinderen. De vader heeft dit al eerder voorgesteld, omdat hij [naam kind 1] op hoogbegaafdheid wilde testen. Daarnaast heeft de vader via zijn werk een connectie met Micro-Consult en wil de moeder niet dat hij de opdrachtgever is. Het is niet in het belang van de kinderen als er te veel verschillende hulpverlening wordt ingezet, zij onnodig worden belast en er ineffectief wordt getest. Het zou meer passend zijn om laagdrempelig een gezinscoach in te zetten.
6. De moeder acht een wijziging van de GI niet in het belang van de kinderen, omdat de kinderen dan te maken krijgen met een nieuwe jeugdbeschermer.
De beoordeling
Ten aanzien van C/10/593496:
Gelet op het feit dat er geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in art. 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling als onweersproken worden verlengd voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van C/10/593875:
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] bevinden zich in een loyaliteitsconflict tussen de ouders. Het is belangrijk dat de kinderen positief en ongedwongen contact hebben met beide ouders, zoals ook door alle betrokken partijen onderschreven. Het verzoek van de GI is op dit moment te verstrekkend en niet noodzakelijk in het belang van de kinderen. Dat de veiligheid van de kinderen in het geding is, zoals door de GI aangevoerd, is niet gebleken. Dit neemt niet weg dat er (op momenten) sprake kan zijn van spanningen bij de vader wanneer de kinderen bij hem zijn. Iedereen moet een weg vinden in de nieuwe situatie, die bovendien nog niet (helemaal) is gestabiliseerd. De GI geeft aan dat door het ontbreken van stabiliteit tot nog toe geen hulp is ingezet, maar dat op dit moment wel een gezinscoach van Ambulante Spoedhulp zou kunnen worden ingezet. De vader heeft zijn bereidheid uitgesproken om die hulpverlening te accepteren. Dit betekent dat de vader vanaf nu wel kan worden ondersteund en begeleid. Gelet op al het voorgaande is er geen reden het verzoek van de GI op dit moment toe te wijzen. De rechtbank zal het verzoek van de GI aanhouden tot hierna te noemen datum, op welk moment opnieuw kan worden bekeken of de geldende zorgregeling nog passend is.
Nu het verzoek van de GI niet wordt toegewezen, komt de kinderrechter op dit moment niet toe aan behandeling van het subsidiaire verzoek van de vader om te bepalen dat (als het door de GI gewenste onderzoek plaatsvindt) beide partijen in het kader van de zorgregeling een diagnostisch onderzoek dienen te ondergaan.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de vader:
3 en 4. Zorgregeling - belcontacten
Tijdens het telefonisch horen heeft de kinderrechter gemerkt hoe ingewikkeld het voor de ouders is om tot afspraken over de zorgregeling te komen. Op dat moment hadden de kinderen de vader circa zes weken niet gezien. Uiteindelijk hebben partijen, met behulp van de kinderrechter, gedeeltelijk overeenstemming bereikt over een tijdelijke afwijking van de bij beschikking van 2 juli 2019 vastgestelde regeling.
Afgesproken is dat de moeder de kinderen op vrijdag 17 april 2020 om 13.00 uur bij de woning van de vader afzet en hen om 15.00 uur ophaalt. Gedurende die tijd zal zij niet in de buurt van de woning verblijven. De jeugdbeschermer van de GI zal ook naar de woning van de vader komen. Dit geeft de vader de gelegenheid om ook zijn situatie aan de GI te laten zien, terwijl het de moeder de rust geeft om de kinderen te stimuleren onbelast en positief naar de vader toe te gaan. De kinderen kunnen tijdens dit moment afscheid nemen van hun vader, omdat hij in verband met een opdracht voor zijn werk tijdelijk niet beschikbaar zal zijn.
Verder is afgesproken dat de GI ervoor zorg draagt dat Ambulante Spoedhulp (een gezinscoach) bij de vader in de thuissituatie zal worden ingezet. Afgesproken is dat dit voor het eerst in het weekend van 8 mei 2020 zal zijn, ook al was dit bij de huidige zorgregeling een weekend waarin de kinderen bij de moeder zouden zijn. Inmiddels is bekend geworden dat de scholen na de sluiting door het coronavirus vanaf 11 mei 2020 weer zullen openen. Dit betekent een verandering voor de kinderen, die vanwege corona lange tijd niet naar school zijn gegaan. Omdat nog niet duidelijk is hoe de verschillende scholen hiermee zullen omgaan, zal dit voor iedereen een onzekere periode zijn. Omdat de kinderen tot dat moment niet op een structurele basis bij vader zijn geweest, acht de kinderrechter het in het belang van de kinderen om de omgang bij de vader dit keer tot zondag 15.00 uur (in plaats van tot maandagochtend naar school) te laten plaatsvinden. Om genoeg tijd bij de vader te kunnen doorbrengen, zullen de kinderen vrijdag 8 mei 2020 vanaf 10.00 uur bij de vader zijn. Het eerstvolgende weekend bij de vader na 8 tot 10 mei 2020 zal het weekend van 29 mei 2020 zijn, zodat weer wordt aangesloten bij de weekenden die de ouders nu ook (zouden moeten) hebben.
Met en na de inzet van Ambulante Spoedhulp moet de bestaande zorgregeling (zoals vastgelegd in de beschikking van 2 juli 2019) weer worden nagekomen, in ieder geval tot hierna te noemen datum, op welk moment opnieuw kan worden bekeken of de geldende zorgregeling nog passend is.
De afspraken over de belcontacten tussen de vader en de kinderen zal de kinderrechter in deze beschikking vastleggen, omdat deze afspraken in overleg tussen alle betrokken partijen en op basis van de wens van de kinderen zijn opgesteld en geen verweer is gevoerd tegen dit verzoek van de vader.
1. Bijzondere curator
De vechtscheidingsproblematiek van de ouders staat op de voorgrond. Hierdoor lukt het ouders niet om in het belang van de kinderen zorg te dragen voor onbelast contact met beide ouders en om tot afspraken te komen over praktische aangelegenheden en behandeling of begeleiding voor de kinderen. Hierdoor wordt het al bestaande loyaliteitsconflict bij de kinderen alleen maar vergroot. Daarnaast dreigt de GI in deze strijd tussen de ouders verstrikt te raken. De belangen van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in aangelegenheden betreffende de opvoeding en verzorging lijken dan ook verloren te gaan in de strijd tussen de ouders. Het is daarom in het belang van de kinderen noodzakelijk dat een bijzondere curator over de kinderen wordt benoemd. De bijzondere curator kan praten met de kinderen over de zorgregeling en welke behoeften de kinderen hebben aan hulp, begeleiding of ondersteuning. Ouders moeten zich bewust blijven dat een bijzondere curator niet de oplossing is van het probleem; de oorzaak en de oplossing van het probleem zijn de ouders zelf en ligt in hun handen. Wel geeft de bijzondere curator de kinderen een luisterend oor en tegelijkertijd een stem, waaraan met name [naam kind 1] behoefte lijkt te hebben.
De kinderrechter zal een gedragsdeskundige tot bijzondere curator benoemen met als opdracht:
- -
te onderzoeken of de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen is of dat er een wijziging in dient plaats te vinden, en zo ja welke wijziging, dan wel wat er voor nodig is om de zorgregeling in het belang van de kinderen ongewijzigd in stand te houden,
- -
te onderzoeken of, en zo ja welke hulpverlening de kinderen nodig hebben.
De kinderrechter heeft mw. R. Bloem benaderd en bereid gevonden onderzoek in te stellen naar de belangen van de kinderen en deze te behartigen.
Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen zullen de stukken waarover de kinderrechter beschikt door de rechtbank in het belang van de kinderen in handen worden gesteld van de bijzondere curator.
De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator drie weken voor hierna te noemen zittingsdatum een schriftelijk verslag over haar onderzoek aan de kinderrechter te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de ouders en mr. C.E. van der Starre.
2. Forensische mediation
Het is verstandig dat er een traject wordt opgestart om ouders weer te leren samenwerken in het belang van hun kinderen. Dit kan forensische mediation, Kinderen uit de Knel of een (andere) vorm van (echtscheidings)bemiddeling zijn. Een dergelijk traject kan plaatsvinden op initiatief van de ouders zelf of in het kader van de ondertoezichtstelling op initiatief van de GI en behoeft hoe dan ook de instemming en inzet van beide ouders. Een dergelijk traject is echter niet noodzakelijk voor de te nemen beslissing in het kader van de zorgregeling of enige andere beslissing die aan de kinderrechter voorligt (artikel 810a lid 2 Rechtsvordering), zodat de kinderrechter het verzoek van de vader zal afwijzen. De kinderrechter zal zich in het kader van de zorgregeling laten voorlichten door de bijzondere curator, zoals hiervoor genoemd.
5. Vervangende toestemming psycholoog
Het verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor psychische hulpverlening aan [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , zal de kinderrechter afwijzen. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat beide ouders hulp voor de kinderen willen, maar niet tot overeenstemming komen welke hulp de juiste is. De GI heeft aangegeven dat het traject Kinderen uit de Knel zou kunnen worden opgestart zodra de coronamaatregelen dit toelaten. Nu niet duidelijk is wanneer dit is, zullen de kinderen in de tussentijd gesprekken voeren met de bijzondere curator. Deze bijzondere curator zal onderzoek doen naar de noodzakelijke en gewenste hulpverlening voor de kinderen. Als daarnaast op dit moment ook nog een psycholoog zou worden ingeschakeld, zou dat te belastend voor de kinderen kunnen worden.
6. Wijziging GI
De kinderrechter acht, ondanks de strubbelingen tussen de vader en de GI, een wijziging van de GI (op grond van artikel 1:259 BW) niet in het belang van de kinderen. Uit de stukken komt naar voren dat de kinderen met de huidige jeugdbeschermer ( [naam vertegenwoordigster] ) een vertrouwensband hebben opgebouwd. Wel ziet de kinderrechter het belang om een tweede jeugdbeschermer bij het gezin te betrekken, die zich dan met name op de verhouding tussen de ouders kan richten. De GI heeft ter zitting verklaard dat het inzetten van een tweede jeugdbeschermer binnen de organisatie al is uitgezet, waarmee voldoende alle belangen tegemoet lijkt te worden gekomen.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] tot 13 mei 2021;
houdt aan het overig verzochte door de GI;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te vertegenwoordigen: mw. R. Bloem, Dr. Kuyperstraat 3-5, unit 2.1, 2514 BA Den Haag.
bepaalt dat deze benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling;
houdt aan het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen;
bepaalt dat – in tijdelijke afwijking van de op 2 juli 2019 vastgestelde regeling - de kinderen bij de vader zullen zijn:
op vrijdag 17 april 2020 van 13.00 uur tot 15.00;
van vrijdag 8 mei 10.00 uur tot zondag 10 mei 15.00 uur;
gelast beide ouders de door de Rechtbank Rotterdam bij beschikking van 2 juli 2019 bepaalde zorgregeling vanaf 10 mei 2020 weer na te komen, met dien verstande dat het eerstvolgende weekend bij de vader het weekend van 29 mei 2020 zal zijn;
bepaalt dat de vader op maandag, woensdag en vrijdag tussen 17:15 uur en 17:30 uur telefonisch contact met de kinderen zal hebben;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het overig verzochte door de vader;
en alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. C.E. van der Starre en de bijzondere curator in deze zaak zal plaatsvinden op 1 september 2020 om 16.00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. K.J van den Herik, kinderrechter.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. C.E. van der Starre en de bijzondere curator.
verzoekt de bijzondere curator drie weken voorafgaand aan de zitting de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de ouders en mr. C.E. van der Starre.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2020.
|
|
|
|
|
|
|
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Den Haag.
|
|
|
|