2.1.
Bij tussenvonnis van 15 januari 2020 heeft de rechtbank onder rechtsoverweging 4.34. resumerend geoordeeld welke van de onder 4.9. bedoelde posten voor toewijzing gereed liggen. Voor de volledigheid overweegt de rechtbank alsnog dat het bedrag van de post “opslag” (post 10) is aangepast aan de vastgestelde out of pocket expenses en dat ook de post “kostenveroordeling” (post 16) – waarvan de hoogte van € 15.344,89 volgt uit het vonnis van de rechtbank Overijssel hetgeen niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist door TTM - is toegewezen.
1. Huur Dina € 59.936,00
2. Safety Shop € 405,00
3. Safety Shop € 988,50
4. Maksor € 1.055,00
kosten expert EFM
5. begeleiding berging € 29.784,32
(6. noodreparatie nvt)
7. Rhinecontainer € 7.207,50
8. Rhinecontainer € 325,00
9. Out of pocket expenses € 201.590,40
(€ 206.810,40 minus vooralsnog € 2.970,00 en € 2.250,00)
10. opslag 7,5% vooralsnog € 15.119,28
11. [naam bedrijf 1] € 25.255,83
(€ 36.468,33 minus vooralsnog € 10.725,00 en € 487,50 “ En Avant 21 ”)
12. [naam bedrijf 2] € 24.670,00
(€ 31.050,00 minus vooralsnog € 290,00 (“ De Hoop 3 ”) en € 5.655,00 (“ De Hoop 1 ”) en
€ 435,00 (“ De Hoop 4 ”)
13. BST Dintelsas b.v. € 46.650,00
(€ 48.600,00 minus vooralsnog € 1.950,00 (“ Furie 3 ”)
14. vergoede wettelijke rente vooralsnog € 7.784,89
15. aanvullend hulploon volgens vonnis € 118.370,92
d.d. 24 december 2014 Rb Overijssel
16. kostenveroordeling € 15.344,89
17. advocaatkosten procedure Rb Overijssel € 47.567,92
Totaal € 602.055,45
TTM is voor 50% aansprakelijk, dus het toe te wijzen bedrag betreft tot zover € 301.027,73. De rente over dit bedrag zal als niet, althans onvoldoende betwist worden toegewezen.
2.4.
Bij akte na tussenvonnis heeft EOC ten aanzien van de factuur van [naam 2] van
€ 2.970,00 gesteld dat [naam 2] door BST was ingehuurd om gedurende de bergingsoperatie “stand by” te zijn op de Furie 3 en dat [naam 2] daar een vergoeding van € 2.970,00 voor heeft gekregen, welk bedrag EOC aan de hulpverleningscombinatie heeft vergoed. Daarom valt deze post volgens EOC onder opruimingskosten.
Ten aanzien van de “DV BAKKEN - pompen” heeft EOC gesteld dat het in deze post gaat om pompwerkzaamheden die de duwboot Albatros van VKV heeft verricht op diverse bakken waarin containers vanuit de Margreta werden overgeslagen. Uit die containers lekte verontreinigd water in de bakken dat moest worden weggepompt. Volgens EOC gaat het dus om werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van de berging, dus om opruimingskosten.
EOC biedt aan om bewijs van deze stellingen te leveren door het horen van het getuigen.
Wat de posten 11 tot en met 14 betreft stelt EOC dat het juist is dat de door de rechtbank geduide uren en werkzaamheden niet hebben bijgedragen tot de redding van het schip of de opruiming/berging van schip en lading. Volgens EOC is dat echter niet relevant, omdat de betreffende bedragen deel uitmaken van het bedrag van € 250.000,00 waarvan de rechtbank Overijssel in haar vonnis van 24 december 2014 heeft geoordeeld dat dit een redelijk en billijk hulploon is.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
EOC heeft ten aanzien van de factuur van [naam 2] en de “DV BAKKEN - pompen” geen bewijs geleverd, maar alleen (nieuwe) stellingen ingenomen die niet met stukken zijn onderbouwd.
EOC heeft evenmin bewezen dat de in de posten 11 tot en met 14 bedoelde bedragen zien op opruimingskosten. Sterker nog, zij stelt zelf dat dat niet het geval was. Dat de betreffende bedragen deel uitmaken van het bedrag van € 250.000,00 waarvan de rechtbank Overijssel in haar vonnis van 24 december 2014 heeft geoordeeld dat dit een redelijk en billijk hulploon is, doet niet ter zake. In de eerste plaats geldt dat TTM geen partij was bij die procedure en aan de uitkomst daarvan niet gebonden is. Met betrekking tot de hoogte van het hulploon speelde in die procedure overigens dat Idzenga c.s. zelf hadden gesteld dat de kosten van de hulpverleningscombinatie (BST, [naam bedrijf 1] & [naam bedrijf 2] ) tezamen € 116.118,33 bedroegen waarop door die combinatie niet meer is gereageerd. Daar is bewijslevering van de juistheid en de hoogte van die posten niet aan de orde gekomen. De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van het hulploon vastgesteld. In de onderhavige procedure ligt dit anders, omdat TTM de door EOC gevorderde posten wel gemotiveerd heeft betwist, zodat hier bewijslevering van die posten wel aan de orde is.
Het aanbod van EOC om in dit stadium nog getuigen te horen is te laat. TTM wijst er terecht op dat in het tussenvonnis staat aangegeven dat EOC dat binnen twee weken na de datum van dat vonnis had moeten aangeven. De vordering tot vergoeding van de betreffende bedragen zal dan ook worden afgewezen.
2.7.
TTM verzet zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis, omdat EOC in het bezit is van een garantie die haar vordering (meer dan) dekt.
Bij de beoordeling van dit verweer dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft in dit verband geoordeeld dat degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (HR 27 februari 1998, NJ 1998, 512). Voorts heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994, 591) en dat mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet in de weg staan aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar slechts meegewogen moeten worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993, 468).
EOC wordt dus vermoed een belang te hebben bij de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een restitutierisico of van ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden of van een ander belang van TTM bij behoud van de status quo. De rechtbank oordeelt dan ook dat het verzet tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis ongegrond is.
Het staat partijen natuurlijk vrij om onderling af te spreken dat het vonnis niet zal worden geëxecuteerd gedurende het hoger beroep.