7. Motivering straf en maatregel
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee afpersingen in vereniging op de openbare weg met daaraan gekoppelde wederrechtelijke vrijheidsberovingen. Hij heeft hierbij samen met de medeverdachten de slachtoffers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geld en spullen afhandig gemaakt. De beide slachtoffers zijn ieder geruime tijd ’s avonds in het bos onder dwang en bedreiging van hun vrijheid beroofd geweest. Zij gingen ervan uit dat zij met een echt vuurwapen bedreigd werden en hebben voor hun leven gevreesd. Tijdens deze afpersingen zijn persoonlijke gegevens van de slachtoffers door de daders vastgelegd en is er gedreigd dat zij op hun privé adres opgezocht zouden worden indien zij aangifte zouden doen. De verdachte en zijn mededaders hebben planmatig en doordacht gehandeld. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de gebeurtenissen grote impact op de slachtoffers hebben gehad.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoording genomen voor zijn handelen.
De rechtbank rekent het de verdachte stevig aan dat hij puur uit eigen financieel gewin de slachtoffers van hun geld en spullen heeft afgeperst. Daarmee heeft hij niet alleen schade veroorzaakt, maar vooral ook het gevoel van onveiligheid sterk vergroot bij de slachtoffers, maar ook bij veel anderen.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 oktober 2021 gezien. Verder heeft zij een rapport van Reclassering Nederland van 11 november 2021 gelezen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en concrete ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een duidelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank ziet, mede gelet op de proceshouding van de verdachte, geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de verdediging bepleit. Zodra de voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, kan de reclassering worden gevraagd te rapporteren over welke voorwaarden alsdan nodig zijn.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd, inhoudende enerzijds een contactverbod met de slachtoffers en anderzijds een contactverbod met de medeverdachten. Er wordt geen aanleiding gezien om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en maatregel ex 38v Sr. passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
8. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 662,72
aan materiële schade en € 1.944,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verder heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 223,12 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleitte vrijspraak dienen de benadeelde partijen niet ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021.
Omdat de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betaalt (betalen), is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 2.606,72, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 2.423,12, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
11. Beslissing
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 (zesenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich te onthouden van direct of indirect contact met de slachtoffers [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] , en [naam slachtoffer 2] , [geboortedatum slachtoffer 2] , en
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte 1] , en [naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte 2] ,
gedurende 2 (twee) jaren, en waarbij de termijn begint te lopen na de tenuitvoerlegging van bovengenoemde gevangenisstraf;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander(en) in zoverre zal/zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.606,72 (zegge: tweeduizend zeshonderdzes euro en tweeënzeventig cent), bestaande uit € 662,72 aan materiële schade en € 1.944,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen € 2.606,72 (hoofdsom, zegge: tweeduizend zeshonderdzes euro en tweeënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.606,72 niet mogelijk blijkt,
gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 36 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander(en) in zoverre zal/zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 2.423,12 (zegge: tweeduizend vierhonderddrieëntwintig euro en twaalf cent), bestaande uit € 223,12 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen € 2.423,12 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vierhonderddrieëntwintig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.423,12 niet mogelijk blijkt,
gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat Onder parketnummer 10/205146-21
1
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Plaszoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of (bijbehorende) pincode en/of een of meerdere geldbedragen, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en/of door te laden en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , mee moest werken omdat er anders geschoten zou worden en/of
- die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en/of naast die [naam slachtoffer 1] te gaan zitten en/of zijn, [naam slachtoffer 1] , pinpas afhandig te maken en/of
- -
tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , zijn juiste pincode moest geven en zich rustig moest houden omdat zij, verdachten, die [naam slachtoffer 1] anders zouden doodschieten en/of
- -
een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer 1] te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachten, weten waar die [naam slachtoffer 1] woont en studeert, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpas en pincode is gaan pinnen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en/of door te laden en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , mee moest werken omdat er anders geschoten zou worden en/of
- -
(vervolgens) die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en/of naast die [naam slachtoffer 1] te gaan zitten en/of zijn, [naam slachtoffer 1] , pincode en pinpas afhandig te maken en/of
- -
(vervolgens) een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] te richten, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pincode en pinpas is gaan pinnen, teneinde te voorkomen dat voornoemde [naam slachtoffer 1] zou ontsnappen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Bosdreef, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, een mobiele telefoon (Merk: Huawei), een of meerdere pinpassen, een
creditcard, (bijbehorende) pincodes en/of een geldbedrag van in totaal € 2.490,-, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), door
- -
voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en/of vast te pakken en/of
- -
een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] te zetten en/of te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 2] , mee moest werken en/of
- -
hem een of meerdere keren op het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- -
voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en/of zijn, [naam slachtoffer 2] , pinpassen, een creditcard en/of (bijbehorende) pincodes afhandig te maken en/of
- -
een of meerdere keren tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachten, mensen langs zijn huis zouden sturen als hij, [naam slachtoffer 2] , naar de politie zou gaan en/of
- -
een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en/of te tonen, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpassen en/of pincodes is gaan pinnen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- -
voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en/of vast te pakken en/of
- -
(vervolgens) een of meerder keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] te zetten en/of te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 2] , mee moest werken en/of
- -
(vervolgens) voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en/of zijn, [naam slachtoffer 2] , pincode en pinpas afhandig te maken en/of
- -
(vervolgens) een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en/of te tonen, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pincode en pinpas is gaan pinnen, teneinde te voorkomen dat voornoemde [naam slachtoffer 2] zou ontsnappen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )