Beoordeling van het verzoek
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 23 maart 2020 is verzoekster benoemd tot vereffenaar van voornoemde nalatenschap.
Verzoekster verzoekt de kantonrechter het loon van de vereffenaar vast te stellen op een bedrag van € 5.545,88 inclusief btw over de periode 23 maart 2020 t/m 9 juni 2021.
Daarnaast verzoekt verzoekster de overige vereffeningskosten vast te stellen op € 1.110,98.
De kantonrechter zoekt voor de vaststelling van het loon aansluiting bij hoofdstuk 6 van de in insolventies toegepaste Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling.
Dit betekent dat het uitgangspunt is dat de volgende ervaringsfactoren worden toegepast:
- -
[persoon A] (datum beëdiging 26 november 2010): 1,4
- -
mevr. [persoon B] (8 jaar relevante werkervaring): 0,5
- -
hr. [persoon C] (2 jaar relevante werkervaring): 0,4 en
- -
mr. [persoon D] (1 jaar relevante werkervaring) 0,4.
Verzoekster heeft uitvoerig en gemotiveerd onderbouwd dat naar haar inzicht voor
mevr. [persoon B] ervaringsfactor 1,1 moet worden toegepast en voor mr. [persoon D] ervaringsfactor 0,8. De kantonrechter zal daar echter niet in meegaan en motiveert dat als volgt.
Algemeen
Zowel in insolventies als in vereffeningen geldt als basisregel dat waar mogelijk wordt gedelegeerd naar een goedkoper niveau. Concreet: waar mogelijk laat een ervaren advocaat het werk over aan een minder ervaren advocaat, waar mogelijk laat een advocaat het werk over aan een juridisch medewerker en waar mogelijk wordt het werk overgelaten aan een secretarieel medewerker. Op die wijze wordt bereikt dat de ten laste van de boedel te brengen loonkosten in omvang zo beperkt mogelijk blijven, hetgeen in het belang is van de crediteuren.
Uw Vereffenaar B.V. wil van deze basisregel afwijken door mevr. [persoon B] en mr. [persoon D] als advocaat te beschouwen en op mevr. [persoon B] ervaringsfactor 1,1 toe te passen en op mr. [persoon D] ervaringsfactor 0,8.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan die vlieger echter niet opgaan.
Mr. [persoon A] is, zo weet de kantonrechter uit eigen ervaring, een erfrechtadvocaat met zeer veel kennis en ervaring.
Mevr. [persoon B] zal, zo wil de kantonrechter wel aannemen, veel kennis en ervaring hebben op het gebied van insolventies, maar is geen advocaat en heeft geen juridische opleiding op academisch niveau genoten. De kantonrechter wil ook aannemen dat mevrouw [persoon B] niet (slechts) als ondersteuner geldt van [persoon A] en dat zij haar werk (tot op zekere hoogte) geheel zelfstandig verricht. Ook dat vormt echter geen reden om van bovengemelde basisregel af te wijken. De aard van de werkzaamheden van mevrouw [persoon B] zal zich immers bevinden op het niveau dat zij aan kan.
Mr. [persoon D] is relatief kort als zaakbehandelaar werkzaam en lijkt aan het begin van haar juridische carrière te staan.
Verder is gesteld noch gebleken dat de loonkosten van mevr. [persoon B] en mr. [persoon D] op een vergelijkbaar niveau liggen. Er is al met al geen sprake van gelijke gevallen die een gelijke behandeling verdienen.
Slotsom
De kantonrechter ziet in hetgeen door en namens verzoeker naar voren is gebracht onvoldoende aanleiding om af te wijken van de Recofa-richtlijnen.
Waar leidt dit toe?
In 2020 bedroeg het Recofa-uurtarief € 219,-; in 2021 bedraagt het € 226,- exclusief btw.
Krachtens beleid van de Rotterdamse kantonrechters, belast met de behandeling van erfrechtelijke zaken wordt ten aanzien van het nasalaris uitgegaan van een forfait van 2 uur ad (thans) € 90,40 (niveau paralegal tot en met 5 jaar ervaring).
Gelet hierop zal de kantonrechter het loon van de vereffenaar als volgt vaststellen:
loon [persoon A] 26-3-20 t/m 31-12-20 (00:12 uur) factor 1,4 € 61,32
loon [persoon A] 1-1-21 t/m 9-6-21 (00:6 uur) factor 1,4 € 31,64
loon mevr. [persoon B] 24-3-20 t/m 31-12-20 (8:06 uur) factor 0,5 € 886,95
loon mevr. [persoon B] 1-1-21 t/m 9-6-21 (1:48 uur) factor 0,5 € 203,40
loon mr. [persoon D] 1-1-21 t/m 9-6-21 (6:30 uur) factor 0,4 € 587,60
loon [persoon C] 25-3-20 t/m 31-12-20 (3:36 uur) factor 0.4 € 315,36
loon [persoon C] 1-1-21 t/m 9-6-21 (00:06 uur) factor 0.4 € 9,04
-------------
totaal € 2.095,31
nasalaris € 180,80
subtotaal € 2.276,11
kantoorkosten 4% € 91,04
subtotaal € 2.367,15
btw 21% € 497,10
totaal € 2.864,25
De kantonrechter zal de overige vereffeningskosten als volgt vaststellen:
verzoekschrift benoeming vereffenaar € 930,18
griffierechten € 167,00
legeskosten gemeente Amsterdam € 13,80
totaal € 1.110,98