3.1.
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:
Vraag 1: Wilt u op basis van alle aan u beschikbare gegevens een zo volledig mogelijke beschrijving geven van de gezondheidssituatie van [naam minderjarige] vanaf haar geboorte tot het moment vlak voor de niertransplantatie?
Vraag 2: Hebben de behandelend artsen van [naam minderjarige], gegeven haar gezondheidssituatie, haar leeftijd en haar gewicht op het moment van de niertransplantatie, gehandeld conform de destijds geldende medische professionele standaard1 door op 2 januari 2013 een niertransplantatie bij [naam minderjarige] uit te voeren met de beschikbaar gekomen donornier van een volwassene?
NB1. Het doel van deze vraag is om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de opvattingen binnen uw vakgebied. Het eindoordeel, de vraag of de zorg van een goed hulpverlener (in de zin van artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek) in acht is genomen, is een juridisch oordeel dat is voorbehouden aan de rechter. U wordt gevraagd om voor dit eindoordeel de bouwstenen te geven die op uw vakgebied zijn gelegen. Hiervoor is noodzakelijk dat u uw oordeel zo inzichtelijk mogelijk motiveert. U wordt verzocht de overwegingen en omstandigheden die u in uw oordeel hebt betrokken en het gewicht dat u daaraan heeft toegekend, zo volledig mogelijk weer te geven. De redeneringen die aan uw oordeel ten grondslag liggen, moeten voor medische leken zo goed mogelijk zijn te volgen. Voor zover u in uw antwoord termen betrekt die een waardeoordeel inhouden (zoals ‘(on)redelijk’, ‘(on)zorgvuldig’ of ‘(niet) verwijtbaar’), is het zaak steeds goed toe te lichten op welke overwegingen die oordelen zijn gebaseerd.
NB2. U wordt verzocht om bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ook in te gaan op de bestaande medische wetenschappelijke opvattingen in 2012/2013, de ervaringen in Nederland, en voor zover bij u bekend in EMC, met transplantaties van volwassen nieren bij kinderen van de leeftijd van [naam minderjarige] en alle overige omstandigheden die u van belang acht.
Vraag 3: Deze vraag alleen beantwoorden als u in antwoord op vraag 2 hebt geoordeeld dat de behandelend artsen niet hebben gehandeld conform de destijds geldende medische professionele standaard: kunt u op basis van de aan u beschikbare gegevens vaststellen of het overlijden van [naam minderjarige] (op enigerlei wijze) het gevolg is van het feit dat bij [naam minderjarige] een volwassen nier is getransplanteerd op 2 januari 2013, en zo ja hoe groot u de kans acht (bijvoorbeeld in de vorm van een percentage) dat [naam minderjarige] is overleden als gevolg van deze transplantatie met een volwassen nier?
NB3. Kunt u bij de beantwoording van vraag 3 ook ingaan op de vraag of het overlijden van [naam minderjarige] ook zonder niertransplantatie of na een niertransplantatie met een kindernier had kunnen plaatsvinden in de maanden volgend na 2 januari 2013 gelet op de reeds vóór de niertransplantatie bij [naam minderjarige] bestaande gezondheidsklachten.
NB4. Deze vraag heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de gestelde medische fout en het overlijden van [naam minderjarige]. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de feitelijke toestand, waarbij [naam minderjarige] is overleden, en de hypothetische situatie waarin zij zich zou hebben bevonden als de fout niet had plaatsgevonden.
Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vraag met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt zeggen.
Vraag 4: Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden waarover tussen partijen discussie bestaat, die van belang zijn voor uw eindoordeel, en zo ja, welke zijn dat?
Vraag 5: Welke omstandigheden zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing?
NB 5. Het staat u in beginsel vrij om desgewenst aan collega’s met een ander specialisme (deel)vragen voor te leggen ter beantwoording van bovenstaande vragen, voor zover u een (deel)vraag niet zelf kunt of wilt beantwoorden. Wilt u dan tevoren aan partijen laten weten welk bepaald deel of welke vraag u niet zelf doet/beantwoordt. Wilt u dan ook aan partijen laten weten welke collega (naam, titel, specialisme) u wilt betrekken in uw onderzoek en partijen vragen of zij daartegen bezwaar hebben. Tevens wordt u erop gewezen dat inschakeling van derden tot kosten kan leiden. Het is raadzaam deze kosten, indien mogelijk, te betrekken in uw opgave van het voorschot. Voor zover dit niet mogelijk is, wordt u verzocht opgave van deze kosten te doen en te verzoeken om een aanvullend voorschot op het moment dat u partijen bericht dat u een collega inschakelt.
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.146,00 (inclusief btw),
3.7.
bepaalt dat EMC (een kopie van) de bij het medisch dossier behorende cd-rom aan de deskundige, de ouders en de rechtbank zal toesturen,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker, mr. B. van Velzen en mr. M. Witkamp, in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.