Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden kan niet worden afgeleid dat de inkomens- en vermogenspositie van partijen maakt dat een andere dan gelijkwaardige verdeling van de pijn tussen verhuurder en huurder op zijn plaats is.
Inbev is weliswaar een grote speler, maar dat maakt niet dat zij, verhoudingsgewijs als wereldwijd opererend concern met veel werknemers, niet net zo kwetsbaar of kwetsbaarder kan zijn als horeca- en vastgoedexploitanten [persoon A] c.s. Of dat het geval is kan alleen inzichtelijk worden als beide partijen (voldoende) open kaart spelen over hun financiële positie. Dat hebben beide partijen niet gedaan.
Inbev heeft geen exacte vermogens- en omzetcijfers verstrekt, mede omdat die gegevens als beursgenoteerde onderneming concurrentiegevoelige informatie bevatten. Wel heeft Inbev onweersproken gesteld dat zij niet in aanmerking komt voor TVL, omdat zij zelf geen horecagelegenheden exploiteert, en dat zij alleen voor haar vertegenwoordigers NOW heeft ontvangen.
Hoewel [persoon A] c.s. in hun voormelde akte hebben gesteld dat de jaarcijfers over 2019 en de voorlopige jaarcijfers over 2020 bij die akte zijn bijgevoegd, is tijdens de mondelinge behandeling van 19 april 2021 duidelijk geworden dat de overgelegde cijfers over 2020 slechts betrekking hebben op de eerste drie kwartalen van dat jaar en dat het vierde kwartaal helemaal ontbreekt. Dat is niet in de akte vermeld. Daarbij komt nog dat in die akte is gesteld dat over 2020 een operationeel verlies is geleden van minimaal € 150.000,00, terwijl tijdens genoemde zitting door [persoon A] c.s. is meegedeeld dat dat onjuist is en dat met dat verlies het omzetverlies wordt bedoeld. Reeds gelet op de onvolledigheid van de jaarcijfers over 2020 kan echter ook daarvan niet worden uitgegaan.
[persoon A] c.s. hebben niet gesteld dat zij in 2020 overheidssteun hebben aangevraagd en uit de (onvolledige) cijfers die over 2020 zijn overgelegd, blijkt ook niet dat overheidssteun is ontvangen, terwijl [persoon A] c.s. daar hoogstwaarschijnlijk wel recht op hadden. Dat komt in de verhouding tot Inbev voor rekening en risico van [persoon A] c.s.
[persoon A] c.s. hebben weliswaar gesteld dat zij afhankelijk zijn van de huurinkomsten voor het betalen van de financieringslasten van de panden, maar zij hebben niet duidelijk gemaakt wat de hoogte is van die financieringslasten. Uit de jaarrekening van 2019 blijkt dat de totale hypotheek € 167.089,00 bedraagt. Dat is een (relatief) bescheiden hypotheek. In 2019 bedroegen de hypotheeklasten ruim € 11.000,00. Dat is gelet op de hoogte van de hypotheek een fors bedrag. Niet onaannemelijk is dat daar ook (aanzienlijke) afschrijvingsbedragen in zitten. Nu [persoon A] c.s. hier echter geen enkele informatie over hebben verstrekt, kan er niet van worden uitgegaan dat de rentelasten zodanig zijn dat [persoon A] c.s. ook gedurende de maanden waarin de horecagelegenheden gesloten waren de volledige huur van Inbev nodig hadden om de rentelasten te kunnen dragen.