Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 januari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene]
,
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 4 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van
11 november 2020;
-
de zorgkaart;
-
het zorgplan van 20 juli 2020;
-
de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
-
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
-
het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiƫle gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
-
betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
-
[naam 2] , verpleegkundige verbonden aan Parnassia Groep bureau BOPZ Rijmond.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
2. Beoordeling
2.1.
De advocaat van betrokkene bepleit niet-ontvankelijkheid van de officier omdat sprake is van een zodanige termijnoverschrijding dat betrokkene in zijn belangen is geschaad. De officier is op 21 juli 2020 gestart met de voorbereiding van de zorgmachtiging en heeft hiertoe een geneesheer-directeur aangewezen. De officier heeft op 4 januari 2021 het onderhavig verzoek bij de rechtbank ingediend. Gelet op artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz had de officier een verzoekschrift moeten indienen binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een zeer forse termijnoverschrijding. De vorige machtiging van betrokkene liep in september 2020 af. Betrokkene heeft al die tijd in onzekerheid verkeerd of er opnieuw een zorgmachtiging zou komen.
Hoewel de wetgever geen sanctie heeft verbonden aan de termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat de termijnoverschrijding zodanig lang is, dat betrokkene hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart de officier daarom niet-ontvankelijk in het verzoek.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is op 15 januari 2021 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 18 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: