10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt.
3. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs met als doel om het middelengebruik te beheersen, zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering kan daartoe gebruik maken van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van een jaar, inhoudende dat als volgt wordt bevolen:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [naam slachtoffer] ;
2. de veroordeelde zal zich niet begeven op of rond (binnen een straal van 1 km) het woon- of werkadres van mevrouw [naam slachtoffer] , respectievelijk [adres slachtoffer] te Rotterdam en [werkadres slachtoffer] te Rotterdam;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 3 dagen, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. parketnummer 10/101414-21)
hij, op of omstreeks 12 april 2021 te Rotterdam,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer] een vuurwapen te tonen en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer]
dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je niet kan krijgen zal niemand je
krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2 ( parketnummer 10/101414-21)
hij, op of omstreeks 12 april 2021 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Feg Mod Browning, kaliber 7.65 mm
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III te weten 2 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad;
3 ( parketnummer 10-296050-19)
hij, op of omstreeks 11 december 2019 te Rotterdam
meerdere verpakkingen zalm en/of kaas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4 ( parketnummer 10/071439-21)
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Rotterdam,
een of meerdere blikken bier en/of een of meerdere verpakkingen garnalen, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
Albert Heijn B.V. (gelegen aan het [adres delict] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;