Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:1458

Rechtbank Rotterdam
23-02-2022
01-03-2022
C/10/622334 / HA ZA 21-639
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Vuilniswagen rijdt achteruit van stortbordes en valt in stortput. Exploitant overslagstation aansprakelijk op grond van art. 6:174 lid 1 BW en art. 6:181 lid 1 BW. Eigen schuld, omdat geen gebruik is gemaakt van gids.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2022-0187
JA 2022/73
Jurisprudentie HSE 2022/13
VR 2023/136

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/622334 / HA ZA 21-639

Vonnis van 23 februari 2022

in de zaak van

[eiseres]

,

gevestigd te [plaats] ,

eiseres,

advocaat mr. P.E. van Dam te Zwolle,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

AVR-AFVALVERWERKING B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

advocaten mr. V.R. Pool en mr. A.H.C. Lengton te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en AVR genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 28 juni 2021, met producties 1 - 16;

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties AVR-1 - AVR-3;

  • -

    de brief van de rechtbank van 22 december 2021, met daarin een zittingsagenda;

  • -

    het B-formulier van 14 januari 2022, waarbij [eiseres] producties 17 - 25 in het geding heeft gebracht;

  • -

    de namens [eiseres] en namens AVR voorgedragen spreekaantekeningen;

  • -

    de tijdens de mondelinge behandeling door AVR getoonde en overgelegde tekening en tabel;

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1

[eiseres] exploiteert een onderneming die zich met name heeft toegelegd op het inzamelen van afval.

2.2

AVR houdt zich bezig met het verwerken van afval. Zij is de exploitant van een overslagstation voor afval aan de [adres] te Den Haag (hierna: het overslagstation). In het overslagstation bevindt zich een storthal met acht stortbordessen, waar vuilniswagens afval storten. Om te kunnen storten moeten de vuilniswagens eerst achterwaarts naar de rand van een stortbordes te rijden, waarna het afval gestort wordt in de drie à vier meter lager gelegen stortput. Ieder stortbordes heeft een scharnierend hek, dat door de bestuurder van de vuilniswagen eerst geopend moet worden voordat de vuilniswagen naar de rand van het stortbordes kan rijden. Aan de rand van elk stortbordes zijn twee stalen driehoekige stootdrempels aangebracht, die ertoe dienen om de beide achterwielen van de vuilniswagen te stoppen, om te voorkomen dat de wagen in de stortput rijdt.

2.3

Op 13 mei 2019 is een vuilniswagen (hierna: de vuilniswagen), die bestuurd werd door een chauffeur in dienst van [eiseres] (hierna: de bestuurder), bij het achterwaarts inrijden van stortbordes 8 in de stortput gevallen. Door de val raakte de chauffeur gewond en de vuilniswagen beschadigd. Het overslagstation is na het ongeval enige uren gesloten geweest.

2.4

De Inspectie SZW heeft [eiseres] bij beschikking van 10 augustus 2020 een boete van € 9.600 opgelegd wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit).

3. Het geschil

3.1

[eiseres] vordert dat AVR, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van:

a. een bedrag van € 113.651,26, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf in het petitum genoemde data, een bedrag van € 68.300,00 vanaf 14 mei 2019; over een bedrag van € 14.084,64 vanaf 30 augustus 2019; over een bedrag van € 14.485,50 vanaf 26 september 2019; over een bedrag van € 1.098,30 vanaf 21 juni 2019; over een bedrag van € 1.570,00 vanaf 2 augustus 2019; over een bedrag van € 785,00 vanaf 16 augustus 2019; over een bedrag van € 455,00 vanaf 23 augustus 2019; over een bedrag van € 425,00 vanaf 30 augustus 2019; over een bedrag van € 9.600,00 vanaf 4 september 2020 en over een bedrag van € 2.847,81 vanaf 1 januari 2020, althans over alle genoemde bedragen vanaf 1 januari 2020 althans vanaf 16 december 2020 althans vanaf de dag van de dagvaarding althans vanaf de dag van dit vonnis, alles tot de dag van de algehele voldoening;

b. een bedrag van € 1.911,51, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding althans vanaf de dag van dit vonnis, tot de dag van de algehele voldoening;

c. de kosten van deze procedure, de kosten van de deurwaarder daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2

[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Stortbordes 8 voldeed niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden kan stellen: de vuilniswagen kon immers van het stortbordes afrijden en op de lager gelegen stortvloer belanden doordat het stortbordes niet van afdoende en juist gesitueerde stootdrempels was voorzien. Als exploitant van het overslagstation is AVR aansprakelijk voor de schade die daaruit voor [eiseres] is voortgevloeid. Die schade bestaat onder meer uit de materiële schade aan de vrachtwagen, de bergings- en opruimingskosten, de kosten van tijdelijke op- en overslag van afval op een andere locatie, de huur van een vervangende vuilniswagen, de door de Inspectie SZW aan [eiseres] opgelegde boete en de expertisekosten.

3.3

AVR voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met
-een uitvoerbaar bij voorraad gevorderde- veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, daaronder mede begrepen de nakosten, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het wijzen van de uitspraak.

AVR erkent aansprakelijkheid, maar stelt dat het eigen handelen en nalaten van [eiseres] of medewerkers van [eiseres] heeft bijgedragen aan het plaatsvinden van het incident (eigen schuld). Zij betwist daarnaast de hoogte of verschuldigdheid van een aantal van de door [eiseres] opgevoerde schadeposten.

4. De beoordeling

Aansprakelijkheid van AVR

4.1

Op grond van artikelen 6:174 lid 1 en 181 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de exploitant van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, in beginsel aansprakelijk wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt.

4.2

Bij stortbordes 8 was, anders dan bij andere bordessen in het overslagstation, de ruimte tussen de buitenkant van de linker stootdrempel en de linker zijkant van het bordes zodanig groot, dat de band van een vuilniswagen daar tussendoor kon rijden zonder de stootdrempel te raken. Ook bij voorzichtig achteruitrijden was het daardoor mogelijk dat de vuilniswagen van het bordes af kon rijden, hetgeen in dit geval ook inderdaad gebeurd is. Stortbordes 8 voldeed op het moment dat het ongeval plaatsvond daarom niet aan die eisen die aan dat bordes konden worden gesteld. Dit heeft gevaar opgeleverd voor personen en zaken, welk gevaar zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. AVR is daarom aansprakelijk voor de schade die [eiseres] als gevolg van het ongeval heeft geleden. [eiseres] vordert in deze procedure geen vergoeding van schade die verband houdt met letsel dat de bestuurder heeft opgelopen.

Eigen schuld aan de zijde van [eiseres]

Algemeen

4.3

Wanneer schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, dan wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (artikel 6:101 BW). Als de benadeelde zich onvoorzichtiger heeft gedragen dan een redelijk denkend mens onder de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan, dan kan dat een omstandigheid opleveren die aan de benadeelde kan worden toegerekend (Hof Arnhem-Leeuwarden 6 augustus 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5865; Hof ’s-Hertogenbosch 9 december 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5184).

Contact achterband met stootdrempels?

4.4

AVR baseert haar verweer dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] in de eerste plaats op het volgende. AVR heeft aanvankelijk gesteld dat de breedte van de linker achterband van de vuilniswagen 64,5 cm was; tijdens de mondelinge behandeling heeft zij betoogt dat die breedte 66 cm was. In beide gevallen is dat breder dan de ruimte tussen de twee stootdrempels van stortbordes 8, te weten 60 cm. AVR stelt dat het onmogelijk was hier ongemerkt tussendoor te rijden en dat de bestuurder dus tegendruk moet hebben ervaren, maar desondanks is doorgereden. [eiseres] betwist dat de achterband van de vuilniswagen breder was dan de ruimte tussen de twee stootdrempels.

4.5

Ook als hetgeen AVR stelt over de breedte van de achterband juist zou zijn, dan kan daaraan naar het oordeel van de rechtbank nog niet de conclusie worden verbonden dat de bestuurder gevoeld moet hebben dat de achterband de stootdrempel raakte. In het door [eiseres] overgelegde expertiserapport van Hanselman Groep B.V. van 27 juni 2019 wordt geconstateerd dat, hoewel het achterwiel vrijwel zeker de hoek van de rechter stootdrempel moet hebben geschampt, dit voor de chauffeur niet genoeg voelbaar zal zijn geweest. In het licht van die constatering door de expert en de betwisting door [eiseres] heeft AVR haar stelling, dat de bestuurder gemerkt moet hebben dat hij de stootdrempel raakte, onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.

Zicht via achteruitrijcamera en buitenspiegels

4.6

In de tweede plaats stelt AVR dat de bestuurder met behulp van de buitenspiegels en de achteruitrijcamera had kunnen zien dat hij niet recht op de stootdrempels afreed en zijn koers daarop had moeten aanpassen. Het feit dat de achteruitrijcamera niet registreert wat zich vlak achter de vuilniswagen bevindt staat daar niet aan in de weg, omdat het kiezen van de juiste koers moet gebeuren ruim voordat het zicht via de achteruitrijcamera op de stootdrempels weg valt. Als de buitenspiegels goed zijn afgesteld, dan kan worden gezien of er zich iets achter de achterbanden bevindt; ook als dat niet zo zou zijn, dan kan in de spiegels worden gezien wat zich naast de vuilniswagen bevindt en had de bestuurder dus ook de stootdrempels kunnen zien als die zich naast de vuilniswagen bevonden, aldus AVR. [eiseres] betwist de stellingen van AVR en stelt dat de stootdrempels wegvielen tegen de vloer, omdat die op dat moment nog niet van een contrasterende kleur waren voorzien.

4.7

Tussen partijen staat vast dat de bestuurder - via de achteruitrijcamera, via de buitenspiegels, of beide – zicht had op wat zich op enige afstand achter de vuilniswagen bevond. Bij het aanrijden van stortbordes 8 moet de bestuurder dan ook tot op een zeker moment zicht hebben gehad op het stortbordes en de stootdrempels. Met partijen gaat de rechtbank ervan uit dat, voor zover hij dat zicht via de achteruitrijcamera heeft gehad, hij dat zicht bij het naderen van de stootdrempels op enig moment heeft verloren. Op dat moment moet de rechter stootdrempel in beginsel nog zichtbaar zijn geweest via de linker buitenspiegel. In het eerder genoemde expertiserapport van Hanselman Groep wordt echter geconstateerd dat de stootdrempels moeilijker zichtbaar waren voor de chauffeur bij het achteruitrijden, omdat die niet gemarkeerd waren door bijvoorbeeld een contrasterende kleur. Daarnaast is op de filmbeelden van de bewakingscamera die [eiseres] heeft overgelegd te zien dat de bestuurder met geringe snelheid en af en toe remmend op de rand van het stortbordes is afgereden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het feit, dat de bestuurder kennelijk niet heeft gezien dat hij langs de stootdrempels dreigde te rijden, er niet op wijst dat hij zich onvoorzichtiger heeft gedragen dan een redelijk denkend bestuurder onder de omstandigheden zou hebben gedaan.

Het hek als oriëntatie

4.8

In de derde plaats voert AVR aan dat zich aan de rechterzijde van het bordes een hek bevond, dat pal naast de rechter stootdrempel was geplaatst. Na opening stond dat hek loodrecht op de rand van het bordes. De bestuurder had dat hek strak langs de vuilniswagen kunnen houden en dat als oriëntatie kunnen gebruiken. [eiseres] stelt dat het hek niet was bedoeld als een geleidelijn of routemarkering, maar tot doel had om te voorkomen dat een persoon in het stortgat zou vallen.

4.9

Het is denkbaar dat de vuilniswagen in de juiste positie voor de stootdrempels was uitgekomen als de bestuurder het hek strak langs de vuilniswagen had gehouden bij het achteruitrijden. Het is echter niet gesteld of gebleken dat de bestuurder door AVR geïnstrueerd of geadviseerd is om het hek bij het achteruitrijden als oriëntatie te gebruiken. Bij gebreke van een dergelijke instructie of advies kon niet zonder meer van de bestuurder worden verwacht dat hij zelf zou bedenken dat het onveilig was om te ver van het hek naar achteren te rijden en dat hij het hek als oriëntatie moest gebruiken. [eiseres] kan er dan ook geen verwijt van worden gemaakt dat de bestuurder dat niet gedaan heeft. Als AVR meent dat dat de bestuurder het hek als oriëntatie had moeten gebruiken, dan had het op haar weg gelegen om de bestuurder daar uitdrukkelijk op te wijzen.

Gidsen door de bijrijder

4.10

In de vierde plaats stelt AVR dat de bestuurder zich bij het benaderen van de stootdrempels had moeten laten gidsen door de bijrijder en dat gidsen het ongeval had kunnen voorkomen. AVR heeft in 2013 veiligheidsinstructies, waarin gewezen wordt op het belang van gidsen, met haar gebruikers gedeeld. AVR stelt dat onder meer uit het chauffeurshandboek van [eiseres] en andere veiligheidsgerelateerde documenten blijkt dat ook [eiseres] het belang van gidsen onderkent. [eiseres] stelt dat gidsen niet categorisch is voorgeschreven en dat veilig en effectief gidsen ter plaatse niet mogelijk was.

4.11

Het staat vast dat de bestuurder een bijrijder bij zich had, die de bestuurder bij het oprijden van stortbordes 8 in principe had kunnen gidsen, maar dat niet heeft gedaan. Ook staat vast dat het ongeval had kunnen worden voorkomen als gebruik was gemaakt van een gids die effectief zijn werk had kunnen doen, dat wil zeggen: die voldoende zicht zou hebben gehad op de achterkant van de vuilniswagen tijdens het achteruitrijden. De vragen die in dit verband nog open staan zijn (i) of er onder de omstandigheden veilig en effectief gegidst had kunnen worden en, zo ja, (iii) of het feit dat niet gegidst is aan [eiseres] kan worden toegerekend. Ten aanzien van die vragen overweegt de rechtbank het volgende.

4.12

Partijen zijn het erover eens dat een gids om veiligheidsredenen een veilige afstand van de vuilniswagen moet houden, dat wil zeggen dat die zich bij het achteruitrijden op het stortbordes niet achter de wagen mag bevinden en tenminste anderhalve meter afstand van de zijkant van de vuilniswagen moet houden. Ook staat vast dat de gids tenminste vier meter afstand van het stortgat moet houden; die regel geldt overigens niet als het veiligheidshek gesloten is. AVR heeft gesteld dat ook als die afstanden in acht worden genomen, er posities zijn waar begeleiders veilig kunnen staan en waar zij tevens voldoende zicht hebben om effectief te kunnen gidsen. In het licht van hetgeen AVR daarover gesteld heeft, heeft [eiseres] haar betwisting onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het antwoord op de eerste vraag is dat de bijrijder de vuilniswagen bij het achteruitrijden veilig en effectief had kunnen gidsen.

4.13

Een redelijk denkend bestuurder dient in een geval als dit bij het achteruitrijden altijd de situatie te beoordelen en zich op de hoogte stellen van zijn directe omgeving om te bepalen hoe ver hij achteruit kan rijden (vgl. Hof 's-Hertogenbosch, 1 juni 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BM8010). Beide partijen onderschrijven in zijn algemeenheid het belang van gidsen bij het achteruitrijden. Daarbij komt dat in het chauffeurshandboek van [eiseres] de instructie is opgenomen dat de bijrijder, voor zover aanwezig, altijd dient te gidsen bij achteruitrijden; uit de tekst blijkt niet dat er sprake zou zijn voor een uitzondering voor achteruitrijden in overslagstations. Ook de toepasselijke RI&E en taakrisicoanalyse (TRA) benoemen gidsen door de bijrijder als een maatregel die dient om risico’s bij achteruitrijden te beheersen. De Arbocatalogus Afvalbranche schrijft weliswaar voor dat zo min mogelijk medewerkers bij het storten moeten worden toegelaten, om het risico van ongevallen en de blootstelling van personen aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia te minimaliseren, maar die arbocatalogus bepaalt niet dat gidsen bij achteruitrijden niet zou zijn toegestaan. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat van de bestuurder van de vuilniswagen verwacht mocht worden dat hij zich, voor zijn eigen veiligheid, bij het achteruitrijden had laten begeleiden door een gids. Dat hij dat niet heeft gedaan is een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend, omdat de bestuurder in dienst was van [eiseres] en in opdracht van [eiseres] handelde, terwijl [eiseres] zeggenschap had over zijn gedragingen.

4.14

De oorzaak van de schade is in overwegende mate gelegen in de onveilige manier waarop stortbordes 8 was ingericht; die oorzaak moet aan AVR worden toegerekend. Daarnaast heeft de omstandigheid dat de bestuurder zich niet heeft laten gidsen, die aan [eiseres] moet worden toegerekend, ook bijgedragen aan het ontstaan van de schade, zij het in aanmerkelijk mindere mate. De rechtbank oordeelt dat de schade tussen AVR en [eiseres] moet worden verdeeld in de verhouding 80:20. De billijkheid eist in dit geval niet dat een andere verdeling van de schade plaatsvindt dan een verdeling in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Dit betekent dat AVR zal worden veroordeeld tot vergoeding van 80% van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, voor zover die schade voor vergoeding in aanmerking komt.

Schade

De door de Inspectie SZW opgelegde boete

4.15

[eiseres] stelt dat de boete van € 9.600 die de Inspectie SZW aan [eiseres] heeft opgelegd behoort tot de door het ongeval veroorzaakte schade; [eiseres] wenst het gehele bedrag van de boete op AVR te verhalen. AVR betwist dat er causaal verband bestaat tussen het doen of nalaten van AVR en de opgelegde boete. Ook betwist zij dat er voldaan is aan het relativiteitsvereiste, nu regelgeving bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet niet strekt tot bescherming tegen de schade die [eiseres] heeft geleden.

4.16

De boete is opgelegd wegens overtreding van artikel 3.2 lid 1 van het Arbobesluit. In dit artikel wordt bepaald dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk dienen te zijn, veilig moeten kunnen worden verlaten en zodanig moeten worden ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Uit de boetebeschikking blijkt dat de reden waarom de boete is opgelegd, is dat het overslagstation niet veilig toegankelijk was, omdat de stootdrempel bij stortbordes 8 niet doelmatig was. Het feit dat [eiseres] als werkgever de verplichting had om ervoor zorg te dragen dat de arbeidsplaats waar de bestuurder zijn werk moest verrichten veilig was, betekent niet dat AVR geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat stortbordes 8 niet veilig was. De boete die aan [eiseres] is opgelegd staat naar het oordeel van de rechtbank in een zodanig verband met het ongeval, dat die aan AVR als een gevolg van dat ongeval kan worden toegerekend. Met haar stelling dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste miskent AVR dat [eiseres] aan haar vordering niet de Arbeidsomstandighedenwet of het Arbobesluit ten grondslag legt, maar, onder meer, artikelen 6:174 en 6:181 BW. Of de norm van artikel 3.2 lid 1 Arbobesluit al dan niet strekt tot bescherming tegen de schade die [eiseres] heeft geleden (in de vorm van de opgelegde boete) is daarmee niet relevant. De vordering met betrekking tot de boete zal dan ook worden toegewezen, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.14 is overwogen.

De expertisekosten

4.17

De kosten van het ingeschakelde expertisebureau (in totaal € 2.847,81) zijn door de verzekeraar van [eiseres] gedragen. [eiseres] stelt dat die kosten onderdeel vormen van de door [eiseres] geleden schade, omdat deze kosten dienden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en [eiseres] deze kosten anders zelf had moeten maken. AVR betwist dat [eiseres] aanspraak heeft op vergoeding van deze kosten, omdat ze die kosten niet zelf heeft gemaakt en vergoeding ertoe zou leiden dat [eiseres] meer schade vergoed zou krijgen dan zij geleden heeft.

4.18

[eiseres] verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van hof Den Haag van 27 maart 2001 (ECLI:NL:GHSGR:2001:AK4491). [eiseres] lijkt te miskennen dat in de zaak die tot die uitspraak heeft geleid de verzekeraars, direct of indirect, als mede-eisers bij de procedure betrokken waren en vergoeding van de expertisekosten vorderden. Anders dan in die zaak is in deze zaak de verzekeraar geen partij en is het [eiseres] zelf die vergoeding van de kosten vordert. Het is daarbij niet gesteld of gebleken dat [eiseres] verplicht is deze kosten aan de verzekeraar terug te betalen. De expertisekosten vormen naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen schade van [eiseres] en de vordering van [eiseres] tot vergoeding van die schade zal daarom worden afgewezen.

Kosten van tijdelijke opslag

4.19

[eiseres] vordert vergoeding van de extra kosten die zij heeft moeten maken om afval tijdelijk elders op te slaan gedurende de tijd dat het overslagstation gesloten was als gevolg van het ongeval, in totaal € 15.583,80. In overeenstemming met tussen AVR en [eiseres] gemaakte afspraken heeft [eiseres] afval op- en overgeslagen bij Van Vliet Contrans / Renewi. [eiseres] heeft daarvoor een tarief betaald van € 135 per ton; dat tarief is tussen AVR en de gemeente Den Haag afgesproken. AVR erkent dat [eiseres] tijdelijk afval bij Van Vliet Contrans / Renewi heeft moeten opslaan, maar heeft tijdens de zitting de hoogte van het bedrag waarop [eiseres] aanspraak maakt betwist. Volgens AVR is het tarief dat in rekening is gebracht veel te hoog; zij betwist dat er afspraken zijn gemaakt tussen AVR en de gemeente Den Haag over de hoogte van dat tarief.

4.20

In het licht van de gemotiveerde betwisting door AVR ligt het op de weg van [eiseres] om nader te onderbouwen dat het tarief dat Van Vliet Contrans / Renewi in rekening heeft gebracht in overeenstemming was met afspraken waarbij AVR partij is of was, of dat dat tarief gebruikelijk was voor de op- en overslag van afval bij Van Vliet Contrans / Renewi onder de omstandigheden zoals die zich in dit geval hebben voorgedaan. De rechtbank zal [eiseres] de gelegenheid geven zich hierover uit te laten bij nadere akte en zal AVR vervolgens de gelegenheid geven op die akte te reageren.

Overige schadeposten die deel uitmaken van de hoofdvordering

4.21

De overige schadeposten die deel uitmaken van de hoofdvordering zijn door AVR niet, of niet langer, betwist. Het betreft de materiële schade aan de vuilniswagen (€ 68.300,00), de bergings- en opruimingskosten (€ 14.084,65) en de huur van een vervangende vuilniswagen (€ 3.235,00). De vordering met betrekking tot deze posten zal worden toegewezen, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.14 is overwogen.

Buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten

4.22

[eiseres] vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW vergoeding van de kosten die zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte, die zij begroot op € 1.911,51 exclusief btw. AVR betwist dat [eiseres] aanspraak heeft op vergoeding van deze kosten, omdat deze niet door [eiseres] maar door de verzekeraar van [eiseres] zijn gemaakt.

4.23

Uit de polisvoorwaarden van de rechtsbijstandverzekering van [eiseres] blijkt dat de verzekeraar kosten in verband met de behandeling van een geschil voorschiet; als [eiseres] deze kosten terugkrijgt, bijvoorbeeld omdat de rechter dat beslist, moeten deze kosten aan de verzekeraar worden terugbetaald. Het betreft hier dan ook schade die [eiseres] geacht moet worden te hebben geleden of te zullen lijden. Het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de staffel van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.14 is overwogen.

4.24

[eiseres] heeft voldoende onderbouwd, en AVR heeft onvoldoende gemotiveerd betwist, dat [eiseres] recht heeft op wettelijke rente vanaf de door haar primair gestelde data. Voor zover de gevorderde hoofdsom en buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, zal de wettelijke rente eveneens worden toegewezen met ingang van die data.

4.25

De rechtbank houdt iedere nadere beslissing aan.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 maart 2022 voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 4.20, waarna AVR op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen;

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen. Het is ondertekend door de rolrechter en op 23 februari 2022 uitgesproken in het openbaar.

[2054/3393]

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.