Wrakingsverzoek afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek is ingediend in een procedure waarin de wrakingskamer bij eerdere beslissing heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in die zaak niet in behandeling wordt genomen.
mr. P. Vrolijk, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 2 (hierna: de rechter).
1 Het procesverloop en de processtukken
1.1.
Verzoeker heeft op 10 augustus 2020 bij de rechtbank Den Haag een beroepschrift
ingediend tegen de beslissing van het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere
Zorgkosten B.V. (hierna: CAK) van 5 augustus 2020 op het verzoek van verzoeker tot aan hem toekennen van een schadevergoeding. Die procedure kreeg bij de rechtbank Den Haag als kenmerk SGR 20/15276 ZVW.
1.2.
Op 18 augustus 2020 heeft de griffier van de rechtbank Den Haag het hiervoor omschreven beroepschrift van verzoeker doorgezonden aan de rechtbank Rotterdam omdat niet de rechtbank Den Haag maar de rechtbank Rotterdam bevoegd is daarvan kennis te nemen. Bij de rechtbank Rotterdam kreeg het beroepschrift als kenmerk ROT 20/4424.
1.3.
Bij brief van 28 september 2020 heeft verzoeker wraking van de rechtbank Rotterdam verzocht.
1.4.
Bij beslissing van 7 oktober 2020 is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot wraking van de rechtbank Rotterdam, met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de bestuursrechtelijke beroepsprocedure met kenmerk ROT 20/4424 niet in behandeling zal worden genomen.
1.5.
Bij uitspraak van 21 september 2021 heeft deze rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek van verzoeker tot toekenning van een schadevergoeding ten laste van het CAK.
1.6.
Verzoeker heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van 21 september 2021.
1.7.
Bij brieven van 27 februari 2022 is aan verzoeker en het CAK meegedeeld dat het verzet door de rechter zal worden behandeld ter zitting van 18 maart 2022 te 10.00 uur.
1.8.
Verzoeker is bij afzonderlijke brieven opgeroepen voor de zitting van de rechter op diezelfde datum en tijdstip in een negental andere procedures betreffende door hem gedaan verzet tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam.
1.9.
Bij brief van 16 maart 2022 heeft verzoeker verzocht om een gesplitste behandeling van zijn verzetszaken in die zin, dat per zaak 45 minuten zal worden uitgetrokken.
1.10.
Bij brief van de griffier van 17 maart 2022 is aan verzoeker meegedeeld dat de rechtbank het verzoek om afzonderlijke behandeling van de verzetszaken afwijst.
1.11.
Bij brief van 17 maart 2022 heeft verzoeker de rechter gewraakt in de tien hiervoor bedoelde verzetsprocedures.
1.12.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure met kenmerk ROT 20/4424, waarin zich onder meer bevinden de uitspraken van 17 oktober 2020 en 21 september 2021.
2 De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.
Het wrakingsverzoek is ingediend – voor zover thans van belang – in de bestuursrechtelijke procedure met kenmerk ROT 20/4424. In die zaak heeft de wrakingskamer bij beslissing van 17 oktober 2020 bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in die zaak niet in behandeling wordt genomen.
2.2.
Gelet op deze omstandigheid wordt het verzoek op grond van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder g, van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en zonder behandeling ter zitting afgewezen.
3 De beslissing
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. P. Vrolijk in de procedure met kenmerk ROT 20/4424 wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. E. Rabbie en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, rechters, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 21 maart 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: