2.1.
Oppervlakkige lezing van het vonnis lijkt wellicht erop te duiden dat dit gewoon wat slordig is. Dat bijvoorbeeld de te bewijzen datum van het ongeval 18 in plaats van
16 augustus 2019 is, is mogelijk niet meer dan een kennelijke schrijffout die zich voor
eenvoudig herstel zou lenen.
Maar het vonnis toont een patroon, en dat patroon bestaat hieruit dat van alles wat
van de zijde van verzoeker ter zitting is aangevoerd ter nadere onderbouwing van zijn
stellingen en vorderingen, niets is terug te vinden in het vonnis.
Daarbij komt dat zelfs op een punt waar verzoeker zich al op voorhand in detail over de
feiten heeft uitgelaten, nota bene onderbouwd met objectief bewijs, te weten het
zonder opgave van redenen afzeggen van de afspraak voor een medisch onderzoek,
waarvan Owners in de conclusie van antwoord beweren dat die in verband met covid
maatregelen werd afgezegd, de rechter de stelling, de onderbouwing en de
bewijsstukken van de zijde van verzoeker volkomen negeert en in plaats daarvan de niet onderbouwde stelling van Owners, waarvoor ieder bewijs ontbreekt, als onvoldoende
weersproken voor vaststaand aanneemt.
Samengevat:
I neemt de rechter een niet onderbouwde en onbewezen stelling van Owners voor
waar aan, daarbij het door verzoeker geleverde bewijs van het tegendeel
zonder motivering buiten beschouwing latend;
II stelt de rechter het voor alsof er één deskundigenrapport bewijs levert van
het ongeval terwijl één ander rapport bewijs van het tegendeel levert, terwijl in
werkelijkheid verzoeker twee onafhankelijke deskundigenrapporten in het geding
heeft gebracht die bewijs leveren van het ongeval, en laat de rechter de
door verzoeker aangevoerde bezwaren tegen het tegenbewijs zonder motivering
buiten beschouwing; en
III draagt de rechter verzoeker op bewijs te leveren van het ongeval, maar wijst
hij de vordering tot het verstrekken van de NAW-gegevens van collega-fitter [naam]
door Owners af, terwijl verzoeker specifiek heeft aangeboden die te horen als getuige
en op dit punt dus door verzoeker is voldaan aan de door de rechter zelf
aangelegde criteria voor toewijzing van de onderhavige vordering.
De motivering van het tussenvonnis kan in het licht van alle omstandigheden van het
geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders worden verstaan dan als blijk
van vooringenomenheid van de rechter. De rechter heeft klaarblijkelijk
alles dat ter zitting in het voordeel van verzoeker is aangevoerd, buiten beschouwing
gelaten. Hetzelfde geldt voor diverse bewijsstukken die bij de dagvaarding zijn
overgelegd. Bovendien wijst de rechter de vordering van verzoeker tot verstrekking
van gegevens betreffende de andere bemanningsleden volledig af, terwijl verzoeker in elk
geval voor één bemanningslid aan de door de rechter gehanteerde criteria voor
toewijzing heeft voldaan.
Bij verzoeker is de indruk ontstaan, en daar bestaat ook objectief gezien alle aanleiding
voor, dat ongeacht wat hij aanvoert de uitslag al vaststaat, namelijk dat Owners in het
gelijk worden gesteld, nu verzoekers stellingen en bewijsmiddelen ongemotiveerd worden
genegeerd dan wel terzijde worden geschoven. Daarmee is de schijn van partijdigheid
objectief gerechtvaardigd.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust, bestrijdt deels de feitelijke grondslag
van het verzoek en stelt dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het betreft een (tussen)vonnis waarin de rechter, op basis van de stukken en hetgeen besproken is ter zitting, een oordeel heeft gegeven. Verzoeker is het kennelijk niet eens met de vastgestelde feiten, oordelen over bepaalde gebeurtenissen en veroordeling in de kosten van het incident, maar dat maakt niet dat de rechter vooringenomen is. Indien verzoeker het niet eens is met de inhoud en/of de motivering van het vonnis staat daartegen beroep open. De rechter gaat dan ook niet inhoudelijk in op zijn tussenvonnis. Dat verzoeker meent dat ongeacht hetgeen hij aanvoert de uitslag al vaststaat en dat zijn wederpartij in het gelijk zal worden gesteld komt voor zijn rekening en staat haaks op het feit dat aan verzoeker in het tussenvonnis een bewijsopdracht is verstrekt. Daaruit blijkt dat een eindbeslissing nog helemaal niet is, of kan worden, genomen. Uit de zittingsaantekeningen van 25 november 2021 van de griffier kwam naar voren dat verzoeker met een ander vanuit Oekraïne deelgenomen heeft aan de Skype-zitting. Er zijn geen vragen aan hem gesteld. Door de partijen is ter zitting verder ook niet gerept over het ontbreken van een tolk. Daaruit is afgeleid dat de onbekende aanwezige kennelijk de tolk was.