RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9949631 VV EXPL 22-38
datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
[eiseres]
,
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Vleesch du Bois,
Schoonmaakbedrijf “Van Adrichem” B.V.,
vestigingsplaats: Sliedrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.C.M. van de Kerkhof.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Van Adrichem’ genoemd.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is op 7 juli 2012 in dienst getreden van Van Adrichem. Van Adrichem exploiteert een schoonmaakbedrijf.
2.2.
Op 3 februari 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden op het kantoor van Van Adrichem. [eiseres] is uitgegleden en had pijn in haar rechterbovenbeen. Van Adrichem is aansprakelijk voor de schade die [eiseres] door het ongeval heeft geleden.
2.3.
Vanaf mei 2020 heeft [eiseres] weer werkzaamheden verricht. In oktober 2020 is [eiseres] uitgevallen, waarna zij met terugwerkende kracht vanaf 10 augustus 2020 is ziekgemeld.
2.4.
Op 31 mei 2022 heeft [eiseres] op kantoor van Van Adrichem een gesprek gehad met de casemanager verzuim. Na dit gesprek heeft Van Adrichem – in aanwezigheid van de HR-manager – apart met [eiseres] gesproken en heeft hij haar beelden laten zien die hij door een bedrijfsrecherchebureau heeft laten maken. De beelden tonen [eiseres] lopend over de galerij van de flat van haar partner, [eiseres] terwijl zij in een auto stapt en [eiseres] lopend over straat.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] eist samengevat:
primair
- -
Van Adrichem te veroordelen aan haar te betalen het loon van € 2.802,63 bruto per maand vanaf 1 mei 2022 totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, met 8% vakantietoeslag en 4,5% eindejaarsuitkering, met wettelijke verhoging en rente;
- -
Van Adrichem te veroordelen aan haar te betalen € 2.500,- aan voorschot op immateriële schade;
- -
Van Adrichem te veroordelen om al het beeldmateriaal te vernietigen en hem te verbieden het beeldmateriaal te gebruiken, op straffe van een dwangsom;
- -
Van Adrichem te veroordelen tot vergoeding van de taxikosten voor het vervoer naar de fysiotherapeut;
subsidiair
- een zodanige voorziening te treffen als de kantonrechter meent te behoren;
primair en subsidiair
3.2.
[eiseres] baseert haar eis op het volgende. Zij vordert nakoming van de arbeidsovereenkomst. Zij heeft recht op loon tijdens ziekte. Verder vordert [eiseres] een voorschot op vergoeding van immateriële schade die zij lijdt door de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer door het inschakelen van een bedrijfsrecherchebureau door Van Adrichem. Zij heeft spoedeisend belang omdat zij op dit moment onvoldoende inkomsten heeft en gelet op haar maandelijkse verplichtingen in de financiële problemen kan komen.
3.3.
Van Adrichem stelt hiertegenover dat [eiseres] niet aan haar reintegratieverplichtingen voldoet. Zij neemt iedereen in de maling. Daarom is het loon op 31 mei 2022 stop gezet. Tot dat moment is het loon volledig betaald.
4. De beoordeling
4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat van hem niet kan worden gevergd de uitkomst van een gewone procedure af te wachten. Bij de beoordeling of dit het geval is, is onder andere van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van [eiseres] bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor Van Adrichem als deze uitspraak later zou worden teruggedraaid.
beelden en vergoeding voorschot immateriële schade
4.2.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te stellen dat de beelden die het recherchebureau heeft gemaakt in deze procedure niet mogen worden gebruikt, oordeelt de kantonrechter anders. Het inschakelen van het bedrijfsrecherchebureau is onder de gegeven omstandigheden niet in strijd met goed werkgeverschap en levert ook geen onrechtmatige daad van Van Adrichem op. [eiseres] verwijt Van Adrichem een ‘fishing expedition’ (zonder deugdelijke aanleiding op zoek gaan naar verwijtbaar materiaal), maar Van Adrichem heeft uitgelegd op basis waarvan zij aanleiding heeft gezien om een onderzoek te doen naar de (werkelijke) fysieke gesteldheid van [eiseres]: [eiseres] werkte op twee locaties waar dagelijks veel (duizenden) mensen voorbijkwamen van wie velen haar kenden. Van verschillende van die mensen heeft Van Adrichem vernomen dat ze [eiseres] ‘normaal lopend’ hadden gezien. Gelet op de aard van de hierdoor bij Van Adrichem ontstane vermoedens (dat [eiseres] – kort gezegd – niet de waarheid sprak over de mate van haar arbeidsongeschiktheid), valt niet in te zien op welke andere manier Van Adrichem een onderbouwing voor haar vermoedens had kunnen krijgen. Daarom is onder de gegeven omstandigheden de inzet van het recherchebureau en het laten maken van de beelden gerechtvaardigd. De wijze waarop dit is gebeurd voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat brengt mee dat Van Adrichem in deze procedure een beroep mag doen op de beelden en ook dat de vordering tot betaling van een voorschot op door het maken van de beelden geleden en nog te lijden immateriële schade wordt afgewezen. Overigens heeft [eiseres] de door haar gestelde immateriële schade nagenoeg niet onderbouwd.
4.3.
Ook de vordering om de beelden te verwijderen en het verbod ze te gebruiken wordt afgewezen. Gelet op de juridische discussie die tussen partijen speelt, heeft Van Adrichem er belang bij om de beelden te behouden, dit in het kader van mogelijke toekomstige (juridische) geschillen met [eiseres] over de mate van haar arbeidsongeschiktheid. Omgekeerd heeft [eiseres] niet voldoende gesteld wat haar belang is bij het verwijderen van de beelden. Van Adrichem heeft niet gedreigd met het ongevraagd verspreiden daarvan en tijdens de zitting heeft Van Adrichem ook verklaard dit niet te zullen doen.
4.4.
Een werknemer houdt in beginsel 104 weken recht op loon tijdens ziekte.1 [eiseres] is vanaf 10 augustus 2020 arbeidsongeschikt. Dat betekent dat de loondoorbetalingsverplichting van Van Adrichem in beginsel op 10 augustus 2022 eindigt. Aanwijzingen voor een andere einddatum zijn in deze procedure niet gegeven, ook niet toen daar tijdens de zitting expliciet naar is gevraagd. Nu het loon tot en met 30 mei 2022 inmiddels is betaald, wordt ervan uitgegaan dat de loonvordering van [eiseres] maximaal gaat over 2 1/3 maand (juni, juli en 1 t/m 10 augustus 2022). [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij door het missen van deze salarisbetalingen zodanig in de financiële problemen komt dat dit een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Zij heeft juist verklaard dat zij ongeveer € 14.000,- spaargeld heeft, wat overeenkomt met ongeveer zes maanden nettoloon. Het spoedeisend belang ontbreekt derhalve. Tegelijkertijd kan niet worden geoordeeld dat de loonvordering in een gewone (bodem)procedure met een zekere mate van waarschijnlijkheid zal worden toegewezen en/of dat de door Van Adrichem toegepaste loonstop als onterecht zal worden beoordeeld. Dit laatste wordt als volgt toegelicht.
4.5.
[eiseres] stelt primair dat de loonstop niet geldig is omdat er geen advies is ingewonnen bij een deskundige derde. Dat is volgens [eiseres] op grond van artikel 31 lid 8 van de toepasselijke CAO verplicht. Artikel 31 lid 8 CAO ziet echter op de situatie dat de werkgever van oordeel is dat de werknemer niet arbeidsongeschikt is. Die situatie doet zich hier niet voor. Van Adrichem betwist niet dat [eiseres] arbeidsongeschikt is, maar stelt zich op het standpunt dat [eiseres] niet aan haar re-integratieverplichtingen voldoet doordat zij niet de volledige waarheid vertelt over haar fysieke gesteldheid.
4.6.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [eiseres] niet eerlijk is over haar fysieke gesteldheid, beroept Van Adrichem zich op de eerdergenoemde videobeelden. [eiseres] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij degene is die op de beelden te zien is. [eiseres] stelt hierover dat ze soms minder slechte dagen heeft en dan met zware pijnstilling wat kan lopen, maar daarmee heeft zij geen verklaring gegeven voor haar lange verblijf in een restaurant in Rotterdam, waarbij zij niet is waargenomen in de eetruimte. Verder kunnen op basis van de beelden van het bedrijfsrecherchebureau op zijn minst vraagtekens worden gezet bij de ernst van de beperkingen van [eiseres]. Voor het oog loopt [eiseres] op de beelden vrij normaal en in een behoorlijk tempo. In elk geval heeft Van Adrichem door deze beelden voldoende twijfel gezaaid over de mate van de beperkingen van [eiseres]. Dat maakt dat op dit moment niet kan worden vastgesteld of/dat [eiseres] aan haar reintegratieverplichtingen voldoet. In het verlengde hiervan kan ook niet worden gezegd dat de loonvordering van [eiseres] in een gewone (bodem)zaak met een zekere mate van waarschijnlijkheid zal worden toegewezen.
4.7.
Nu toewijzing van de loonvordering in de bodemzaak allerminst zeker is en het vereiste spoedeisend belang niet is komen vast te staan, wordt de loonvordering afgewezen. De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente treffen hetzelfde lot.
kosten taxivervoer fysiotherapeut
4.8.
Namens [eiseres] is ter zitting gesteld dat Van Adrichem de taxikosten aanvankelijk vrijwillig heeft betaald. Omdat dat een tijd zo is gegaan, mocht zij erop vertrouwen dat Van Adrichem dat zou blijven doen, aldus [eiseres]. Dit betoog gaat niet op. Nog daargelaten dat aan vrijwilligheid inherent is dat het niet kan worden afgedwongen, geldt dat overeenkomsten niet op deze manier tot stand komen. Het was voor beide partijen duidelijk dat Van Adrichem de taxikosten vrijwillig, uit coulance betaalde en dat daar geen verplichting toe bestond. Door het enkele verloop van tijd ontstaat die verplichting niet alsnog. Voor zover [eiseres] mocht hebben bedoeld te stellen dat de taxikosten onderdeel zijn van de materiële schade als gevolg van haar ongeval, geldt dat zij de vordering onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd, zeker tegen de achtergrond van de discussie over de mate van arbeidsongeschiktheid – en in het verlengde daarvan de (on)mogelijkheid om anders dan met een taxi naar de fysiotherapeut te gaan. Gelet op het voorgaande wordt ook dit deel van de vordering in deze procedure afgewezen.
4.9.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Van Adrichem tot vandaag vast op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde.