Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat.
Vóór het nemen van het bestreden besluit was al een ontwerpbesluit ter inzage gelegd dat strekte tot intrekking van maatwerkvoorschrift 1.7. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat er op het moment dat het bestreden besluit werd genomen concreet zicht op legalisatie bestond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de in artikel 7:11 van de Awb neergelegde verplichting tot een volledige heroverweging in bezwaar, terecht rekening gehouden met deze omstandigheid.
De inhoudelijke bezwaren van eiser tegen het ontwerpbesluit en het definitieve besluit tot herziening van de maatwerkvoorschriften kunnen in dit verband alleen rol spelen wanneer ten tijde van het bestreden besluit op voorhand duidelijk was dat dit besluit geen rechtskracht zou verkrijgen (zie de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1612). De rechtbank heeft die bezwaren beoordeeld in het kader van het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van 17 november 2020. Dat dat beroep bij uitspraak van heden gegrond is verklaard, leidt niet tot een andere conclusie over het met dit beroep bestreden besluit. In deze procedure is namelijk beslissend dat er op het moment van het bestreden besluit concreet zicht op legalisatie bestond.
De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat ten tijde van het bestreden handhavingsbesluit op voorhand duidelijk was dat het besluit tot herziening van de maatwerkvoorschriften geen rechtskracht zou verkrijgen. Dat een dergelijk besluit in een later stadium mogelijk kan worden vernietigd, hetgeen heden ook daadwerkelijk is gebeurd, is namelijk onvoldoende om dit aan te nemen. Ten tijde van het bestreden besluit van 14 juli 2020 was nog niet definitief besloten tot herziening van de maatwerkvoorschriften, waardoor ten tijde van het besluit van 14 juli 2020 niet op voorhand duidelijk was dat het besluit van 17 november 2020 geen rechtskracht zou verkrijgen.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:800, is het bevoegd gezag bij concreet zicht op legalisatie niet zonder meer verplicht om af te zien van handhavend optreden. Het bevoegd gezag zal nog steeds een afweging moeten maken tussen alle betrokken belangen, waarbij het bevoegd gezag rekening zal moeten houden met de omstandigheden van het concrete geval. Verweerder heeft op dit punt verwezen naar de belangenafweging die hij bij de wijziging van de maatwerkvoorschriften heeft gemaakt. Hij heeft daarbij vooral van belang geacht dat ook zonder voorschrift 1.7 kan worden voldaan aan de grenswaarden voor geluid- en trillinghinder die op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het bedrijf gelden. De rechtbank ziet geen reden waarom verweerder in dit geval, ondanks het bestaan van concreet zicht op legalisatie, toch tot handhaving had moeten besluiten.