Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:7849

Rechtbank Rotterdam
16-09-2022
26-09-2022
8106966
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Huur bedrijfsruimte, opzegging wegens dringend eigen gebruik, toewijzing met tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

Rechtspraak.nl
S&E HB 2022/20, UDH:S&E HB/52998 met annotatie van Cornélie Arnouts
TvPP 2022, afl. 6, p. 225
WR 2022/178

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam

zaaknummer: 8106966 \ CV EXPL 19-44690

datum uitspraak: 16 september 2022

vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Marcan Vastgoed B.V.,

vestigingsplaats: Barendrecht,

eiseres,

gemachtigde: mr. Th.C. Visser,

tegen

Weddings B.V.,

vestigingsplaats: Rotterdam,

gedaagde,

gemachtigde: mr. A.M. Roepel.

De partijen worden hierna ‘Marcan’ en ‘Weddings’ genoemd.

1. De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

  • -

    het tussenvonnis van 18 december 2020 en de daarin genoemde stukken;

  • -

    de brief van Weddings van 23 maart 2021, met één productie;

  • -

    de brief van Marcan van 25 maart 2021, met producties;

  • -

    de spreekaantekeningen van Marcan ten behoeve van de mondelinge behandeling van 1 april 2021;

  • -

    de spreekaantekeningen van Weddings ten behoeve van de mondelinge behandeling van 1 april 2021;

  • -

    de akte van Marcan van 21 oktober 2021, met producties;

  • -

    de akte van Weddings van 10 februari 2022;

  • -

    de brief van Marcan van 27 april 2022, met producties;

  • -

    de brief van Marcan van 5 mei 2022;

  • -

    de akte van Weddings van 17 mei 2022.

1.2.

Op zowel 1 april 2021 als 4 mei 2022 en 17 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2. De verdere beoordeling

2.1.

Marcan heeft gevorderd het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst tussen partijen wordt beëindigd en Weddings te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. Daaraan heeft Marcan primair ten grondslag gelegd dat er sprake is van dringend eigen gebruik in de zin van artikel 7:296 lid 1 sub b BW, in die zin dat Marcan stelt voornemens te zijn het gehuurde te renoveren, waarbij geldt dat die renovatie zonder beëindiging van de huurovereenkomst niet mogelijk is. Subsidiair heeft Marcan een beroep gedaan op de belangenafweging op grond van artikel 7:296 lid 3 BW.

2.2.

Bij de verdere beoordeling van het geschil bouwt de kantonrechter voort op en blijft hij bij hetgeen in het tussenvonnis van 18 december 2020 is overwogen. In dat tussenvonnis heeft de kantonrechter reeds overwogen dat voor een geslaagd beroep op artikel 7:296 lid 1 sub b BW sprake moet zijn van de wil van Marcan om het gehuurde persoonlijk duurzaam in gebruik te nemen, waarbij onder duurzaam gebruik begrepen dient te worden de renovatie die zonder beëindiging van de huurovereenkomst niet mogelijk is. Daarnaast moet aannemelijk zijn dat Marcan het gehuurde daartoe dringend nodig heeft.

2.3.

In voornoemd tussenvonnis is een mondelinge behandeling bepaald, waarbij Marcan in de gelegenheid is gesteld de door aard van de voorgenomen renovatie nader toe te lichten alsmede de door de renovatie te realiseren rendementsverbetering nader te onderbouwen. Op hetgeen door Marcan dan wel Weddings in dit kader is aangevoerd zal

- voor zover van belang - hieronder bij de verdere beoordeling nader worden ingegaan.

2.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat Marcan in de loop van onderhavige procedure een drietal verschillende versies van haar renovatieplannen naar voren heeft gebracht. Bij dagvaarding heeft Marcan aangegeven voornemens te zijn de winkelruimte en de kelder volledig ‘open’ te maken, van de kelder een hoogwaardig souterrain te maken en de kelder vervolgens, in combinatie met de begane grond, als winkelruimte te gebruiken (hierna: ‘Plan 1’). Bij conclusie van repliek heeft Marcan vervolgens een ander plan gepresenteerd, welke inhoudt dat het gehuurde zal worden opgesplitst in drie afzonderlijke winkelunits, waarbij het gebruik van de begane grond en de kelder niet zal wijzigen, maar voor het overige het gehuurde qua opzet, indeling, omvang en uitstraling wezenlijk zal verschillen van de huidige situatie (hierna: ‘Plan 2’). Ten slotte heeft Marcan ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen van 4 mei 2022 en 17 mei 2022 een derde plan naar voren gebracht. Dit derde plan houdt in dat Marcan het gehuurde wil samenvoegen met de naastgelegen bedrijfsruimten aan [adres 1] en [adres 2] om zodoende één grote aantrekkelijke winkelruimte te creëren (hierna: ‘Plan 3’).

2.5.

Weddings heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu Marcan in de loop van de procedure haar plannen telkens sterk heeft gewijzigd, Marcan geen concreet renovatieplan heeft, zodat geen sprake kan zijn van dringend eigen gebruik. Vooropgesteld wordt dat niet vereist is dat Marcan een definitief vastomlijnd renovatieplan heeft. Het gaat er om dat zij aannemelijk maakt dat zij het gehuurde wil renoveren, waarbij geldt dat die renovatie niet mogelijk is zonder beëindiging van de huurovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter is Marcan daarin geslaagd. Marcan heeft in voldoende mate toegelicht waarom zij drie verschillende renovatieplannen heeft gepresenteerd. Marcan heeft immers uiteengezet dat zij aanvankelijk voornemens was de renovatie volgens Plan 1 uit te voeren, maar dat zij als alternatief Plan 2 heeft opgesteld, nadat Weddings diverse bezwaren had geuit tegen het eerste renovatieplan (waaronder met betrekking tot de (on)mogelijkheid van het gebruik van de kelder als winkelruimte). Marcan heeft vervolgens nader toegelicht dat pas in een later stadium van deze procedure (begin 2022) de situatie in de directe omgeving van het gehuurde zich zodanig heeft ontwikkeld dat de huurovereenkomsten van de naastgelegen panden aan [adres 1] en [adres 2] eveneens tot een einde komen op respectievelijk 31 oktober 2022 en 30 juni 2022, waardoor Marcan plotseling de mogelijkheid kreeg de herstructurering/renovatie op een andere wijze in te steken, namelijk door het samenvoegen van de drie bedrijfsruimtes tot één grote winkelruimte.

2.6.

Uit het voorgaande volgt dat Marcan niet zonder reden diverse versies van haar renovatieplannen heeft gepresenteerd, maar dat de wijzigingen van de plannen steeds het gevolg zijn geweest van nieuw inzicht aan de zijde van Marcan dan wel nieuwe ontwikkelingen in de directe omgeving van het gehuurde. Uit de stellingen van Marcan leidt de kantonrechter af dat Marcan Plan 1 inmiddels verlaten heeft, dat de voorkeur vooralsnog uitgaat naar uitvoering van Plan 3, maar dat de uiteindelijk keuze tussen Plan 2 of 3 af zal hangen van diverse factoren, waaronder de vraag welke huurders zich voor de nieuw te creëren ruimte(s) aandienen. Voldoende gebleken is wel dat - ongeacht welk plan uiteindelijk door Marcan ten uitvoer zal worden gebracht - zij in elk geval de intentie heeft het gehuurde hoe dan ook te renoveren. Gelet op al hetgeen Marcan in dit kader in dat verband naar voren heeft gebracht, kan niet gezegd worden dat sprake is van een zodanig prematuur stadium van de plannen dat de vordering daarop zou moeten afstuiten.

2.7.

Gelet op het voorgaande is er onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter sprake van voldoende concrete renovatieplannen aan de zijde van Marcan. Zowel ten aanzien van Plan 2 (splitsing van het gehuurde in drie afzonderlijke kleinere units) als Plan 3 (samenvoeging van het gehuurde met twee andere winkelruimtes tot één grote winkelruimte) heeft te gelden dat de beoogde veranderingen wijzigingen in plaats en functie betreffen, die meebrengen dat de huurovereenkomst niet zal kunnen worden voortgezet. Bij beide plannen wijzigt de indeling en oppervlakte van het gehuurde dermate ingrijpend dat de huidige wijze waarop de ruimte geëxploiteerd wordt, redelijkerwijs niet kan worden voortgezet.

2.8.

Voor een geslaagd beroep op artikel 7:296 lid 1 BW dient daarnaast voldoende aannemelijk te zijn dat Marcan het gehuurde dringend nodig heeft. In het tussenvonnis van 18 december 2020 is reeds overwogen dat Marcan met haar keuze voor de herontwikkeling van een bepaald gebied om dat gebied voor winkelend publiek aantrekkelijker te maken een algemeen bedrijfseconomisch belang bij renovatie heeft. Tevens is overwogen dat er van uit kan worden gegaan dat Marcan het gehuurde dringend nodig heeft, indien er bovenop dit algemene bedrijfseconomische motief sprake is van een verbetering van het rendement voor Marcan.

2.9.

Marcan heeft zowel een rendementsberekening van de huidige situatie (berekend per april 2021) als een rendementsberekening van de toekomstige situatie, gebaseerd op Plan 2, overgelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat ten aanzien van de huidige situatie sprake zou zijn van een negatief rendement van € -18.494,30 per jaar en dat, na de voorgenomen renovatie, er sprake zal zijn van een positieve rendementswaarde van

€ 55.632,30 per jaar.

2.10.

Met betrekking tot de gehanteerde huurprijs in de toekomstige situatie heeft Marcan zich gebaseerd op een door [makelaar 1] (hierna: ‘[makelaar 1]’) op 11 februari 2020 per

e-mail gegeven huurinschatting, waarin zij heeft aangegeven dat zij de huurprijs per m² waardeert op € 450,00 voor de begane grond en € 100,00 voor de kelder. Weddings heeft deze huurinschatting van [makelaar 1] betwist en heeft - onder verwijzing naar een schriftelijke reactie van [makelaar 2] (hierna: ‘[makelaar 2]’) - gesteld dat de huurinschatting van [makelaar 1] oppervlakkig en summier is en dat niet gebleken is dat zij ter plaatse is geweest. De kantonrechter volgt Weddings niet in dit standpunt. [makelaar 1] heeft er in haar e-mail blijk van gegeven onder meer de ligging en de recente transacties in directe omgeving bij haar inschatting te hebben betrokken. Door Marcan is in dat kader ook onbetwist gesteld dat bijvoorbeeld het nabij gelegen pand aan de [adres 3] voor een beduidend hogere huurprijs van € 1.100,00 per m² wordt verhuurd en ook het pand aan de [adres 4] voor een vergelijkbare prijs wordt verhuurd. In dat licht bezien is de door [makelaar 1] in haar e-mail van

11 februari 2020 genoemde geschatte huurprijs geenszins onredelijk of niet realistisch te noemen. Bovendien heeft Marcan een e-mail van Briq Real Estate overgelegd, waaruit volgt dat deze de door [makelaar 1] geschatte huurprijs onderschrijft. Weddings heeft daar slechts tegenover gesteld de stelling van [makelaar 2] ‘dat de huren voor bedrijfsruimten aan de [straatnaam] liggen tussen € 125,00 en € 200,00 per m². Deze stelling is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd en is verder ook niet nader toegelicht door Weddings en/of [makelaar 2]. Een en ander leidt dan ook tot het oordeel dat Marcan terecht aansluiting heeft gezocht bij de door [makelaar 1] geschatte huurprijzen. Ook ten aanzien van de door [makelaar 1] geschatte huurprijs van € 195.000,00 per jaar ten aanzien van de situatie waarin Plan 3 ten uitvoer zal worden gebracht, geldt dat Weddings onvoldoende heeft aangevoerd om aan te kunnen nemen dat die inschatting, mede gelet op de geldende huurprijzen in de nabije omgeving van het gehuurde, evident onjuist is.

2.11.

Weddings heeft de juistheid van de door Marcan overgelegde door een accountant van ABC Kwakernaat (hierna: ‘ABC’) opgestelde rendementsberekeningen betwist. Ter onderbouwing van haar verweer heeft Weddings een reactie van Facet Accountants (hierna: ‘Facet’) van 17 februari 2020 op de berekening van het rendement overgelegd. Uit die reactie volgt dat Facet vraagtekens plaatst bij de aankoopkosten van het pand, de juistheid van de afschrijvingskosten en het meerjarig onderhoudsplan. Daarnaast heeft Facet gesteld diverse ‘dubbeltellingen’ te hebben geconstateerd en mist zij onderbouwing van het feit dat de opgevoerde forse verbouwingskosten in de berekening niet leiden tot een waardestijging van het pand.

2.12.

Naar aanleiding van de door Weddings genoemde bezwaren heeft Marcan een advies van [accountant] (hierna: ‘[accountant]’) overgelegd. Door Marcan is onbetwist gesteld dat [accountant] onafhankelijk is, in die zin dat zij niet met Marcan samenwerkt. Uit de brief van [accountant] volgt dat zij haar advies heeft gebaseerd op alle ten aanzien van het gehuurde relevante documenten, waaronder de notarisafrekening van de aankoop van het pand, het meerjarig onderhoudsplan en de berekening van de kosten voor het gehuurde. Uit het onafhankelijke advies van [accountant] volgt dat ABC in haar rendementsberekening ten aanzien van de berekening van de aankoopwaarde en de afschrijvingskosten van het pand uitgegaan is van een plausibele en passende methodiek en dat Marcan een met het oog op het meerjarig onderhoud gangbare planning en bijbehorend kostenoverzicht heeft opgesteld. Daarnaast heeft [accountant] geconstateerd dat ABC ook de VvE-lasten, de jaarlijkse onroerendezaakbelasting en de beheers- en overheadkosten op een juiste en gebruikelijke wijze heeft berekend.

2.13.

De kantonrechter is van oordeel dat Marcan de hiervoor genoemde bezwaren van Weddings en Facet tegen de rendementsberekening met het advies van [accountant] voldoende heeft weerlegd. [accountant] concluderen immers dat de rendementsberekening van ABC gebaseerd is op reële uitgangspunten en als realistisch beschouwd kan worden. Daarbij is [accountant] uitvoerig ingegaan op de relevante afzonderlijke in de berekening opgenomen kostenposten, derhalve ook op de kostenposten ten aanzien waarvan Facet haar bezwaren heeft geuit. Daarbij komt nog dat Facet, in tegenstelling tot ABC én [accountant], zich bij haar stellingname enkel heeft gebaseerd op de rendementsberekening zónder de onderliggende stukken. Daarnaast kan - zoals Marcan terecht heeft gesteld - uit de inhoudelijke reactie van Facet op de rendementsberekening van ABC worden afgeleid dat Facet zich bij haar beoordeling va de berekening lijkt te hebben gebaseerd op de (onjuiste) aanname dat het een toekomstige rendementsberekening betrof. Anders valt niet te verklaren waarom Facet stelt dat de in de berekening opgenomen verbouwingskosten in haar ogen zouden moeten leiden tot een waardestijging van het pand en dat, indien deze kosten buiten beschouwing gelaten zouden worden, er sprake zou zijn van een positiever rendement. Door Marcan is echter onbetwist gesteld dat de in de rendementsberekening van de huidige situatie opgenomen verbouwingskosten zien op de reeds in het verleden door Marcan gemaakte verbouwingskosten en níet op de in de toekomst nog te maken renovatiekosten, zodat deze kosten bij de berekening niet buiten beschouwing gelaten kunnen worden. Ten slotte blijkt uit de e-mail van 28 juli 2020 van de heer De Jong van Facet aan de gemachtigde van Weddings dat Facet geen inhoudelijke bezwaren meer naar voren heeft gebracht naar aanleiding van het advies van [accountant].

2.14.

Weddings heeft voorts ter onderbouwing van haar stelling dat de rendementsberekeningen van Marcan onjuist zijn een beroep gedaan op een brief van [makelaar 2] van 20 augustus 2020, waarin laatstgenoemde haar oordeel geeft met betrekking tot de berekening van het rendement en concludeert dat er sprake is van een positief rendement van 15,8%. De brief van [makelaar 2] is echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de rendementsberekeningen van Marcan onjuist zijn. [makelaar 2] lijkt in haar berekening immers slechts rekening te houden met de aanschafwaarde van het gehuurde en níet met alle overige voor de berekening van het rendement van belang zijnde en met het gehuurde verband houdende kosten, zodat alleen om die reden al de berekening van [makelaar 2] niet als uitgangspunt kan worden genomen. Daarnaast heeft te gelden dat [makelaar 2] weliswaar gespecialiseerd is in makelaardij en taxatie, maar dat zonder nadere toelichting - die volledig ontbreekt - niet valt in te zien op basis waarvan [makelaar 2] als deskundige op het gebied van rendementsberekening kan worden gezien. Tegenover het feit dat de rendementsberekeningen zijn opgesteld door een accountant (ABC) en vervolgens inhoudelijk zijn beoordeeld door een andere onafhankelijke accountant ([accountant]), leggen de bevindingen van [makelaar 2] in dat licht bezien dan ook onvoldoende gewicht in de schaal.

2.15.

Weddings heeft daarnaast gesteld dat de in de berekeningen opgenomen nog te maken renovatiekosten - die door de aannemer van Marcan zijn begroot op circa

€ 65.000,00 - onjuist zouden zijn en veel hoger zouden moeten uitvallen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het zeer hoge kosten met zich mee zal brengen om, na splitsing van het gehuurde in drie winkels, voor elke winkel een afzonderlijke entree te maken. Weddings heeft die stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd en heeft tevens verzuimd nader uiteen te zetten hoe hoog de kosten in haar visie dan wel zouden worden. Dit verweer van Weddings wordt dan ook verworpen.

2.16.

Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat Marcan met de overgelegde rendementsberekeningen, de huurinschattingen van [makelaar 1] en de beoordeling van de berekeningen door [accountant] aannemelijk heeft gemaakt dat zij door renovatie van het gehuurde conform Plan 2 een substantiële rendementsverbetering kan behalen. Gelet op het feit dat ook in het geval Plan 3 zal worden uitgevoerd, de geschatte toekomstige jaarlijkse huurprijs (€ 195.000) aanzienlijk hoger zal zijn dan de jaarlijkse huurprijs in de huidige situatie (€ 100.461,60, per april 2021) en gesteld noch gebleken is dat de renovatiekosten bij Plan 3 substantieel afwijken van de renovatiekosten bij Plan 2, is in de gegeven omstandigheden voldoende aannemelijk dat ook in het geval Plan 3 zal worden uitgevoerd er sprake zal zijn van een substantiële rendementsverbetering.

2.17.

Weddings heeft voorts gesteld dat de voorgenomen renovatie praktisch en juridisch niet uitvoerbaar is. De door Weddings opgeworpen bezwaren dat de kelder niet als winkelruimte gebruikt kan worden, zijn met name gericht tegen de uitvoering van Plan 1. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft Marcan dat plan echter verlaten. Vast staat dat het gebruik van de kelder bij Plan 2 niet zal wijzigen ten opzichte van het huidige gebruik. Ten aanzien van Plan 3 heeft Marcan ten slotte ter mondelinge behandeling verklaard dat, hoewel de kelderruimte op het door haar als productie 35 overgelegde ontwikkelingsplan door de architect is ingetekend, dit niet betekent dat de kelderruimte ook als winkelruimte zal worden gebruikt en zij ook nimmer heeft gesteld dat dat wel het geval zou zijn. Daarbij komt dat Marcan ten aanzien van Plan 3 ook heeft gesteld dat door de voorgenomen samenvoeging te creëren nieuwe bedrijfsruimte zal bestaan uit 644,92 m² winkelruimte (de begane grond) met 528,56 m² kelderruimte (de kelder). De kantonrechter leidt hier uit af dat - net als bij Plan 2 - ook bij uitvoering van Plan 3 de kelderruimte niet bij de winkelruimte zal worden betrokken, zodat het verweer van Weddings op dit punt wordt verworpen.

2.18.

Daarnaast heeft Weddings aangevoerd dat ten aanzien van beide plannen geldt dat niet onderbouwd of aannemelijk is dat de VvE toestemming zal verlenen voor het splitsen van het gehuurde in drie afzonderlijke units (Plan 2) dan wel het samenvoegen van drie bedrijfsruimtes (Plan 3), zulks in verband met het wijzigen van de splitsingsakte. Vooropgesteld wordt dat, om te kunnen spreken van het ‘dringend nodig hebben’ van het gehuurde, niet noodzakelijk is dat is voldaan aan alle vereisten, zoals het beschikken over vergunningen, om daadwerkelijk met de gewenste renovatie te kunnen beginnen. Het gaat erom dat de juridische en praktische haalbaarheid van de plannen voldoende aannemelijk is. Het enkele feit dat de VvE toestemming moet verlenen voor de voorgenomen wijzigingen ten aanzien van het gehuurde en dat die toestemming er vooralsnog niet is, betekent echter niet dat die toestemming niet verleend zal worden, zodra Marcan daarom op de juiste wijze verzoekt. Weddings heeft niet onderbouwd om welke (inhoudelijke) redenen het niet aannemelijk is dat de VvE geen toestemming of medewerking zal verlenen. Datzelfde geldt voor het verlenen van een Omgevingsvergunning door de gemeente. Ook ten aanzien daarvan heeft Weddings slechts gesteld dat het bij voorbaat niet waarschijnlijk is dat een dergelijke vergunning wordt verleend, maar heeft zij onvoldoende onderbouwd waar zij deze stelling op baseert. Naar het oordeel van de kantonrechter is in onderhavige procedure onvoldoende gebleken dat er essentiële redenen bestaan waarop de VvE en/of de gemeente bezwaar zouden kunnen maken tegen de voorgenomen renovatie.

2.19.

Al het voorgaande in overweging nemende komt de kantonrechter tot het oordeel dat Marcan voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, teneinde de door haar gewenste renovatie te kunnen realiseren, die zonder de beëindiging van de onderhavige huurovereenkomst niet mogelijk is. De kantonrechter heeft geen grond om aan te nemen dat, naar Weddings heeft aangevoerd, Marcan de wettelijke regeling van artikel 7:296 BW slechts gebruikt omdat zij niet zozeer zou willen renoveren maar omdat zij vooral een huurverhoging zou willen doorvoeren.

2.20.

Het door Marcan gevorderde wordt dan ook op de primaire grondslag toegewezen. Dat brengt met zich dat hier geen plaats is voor de belangenafweging als bedoeld in artikel 7:296 lid 3 BW. Het tijdstip van het einde van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal worden vastgesteld op 1 januari 2023. Daarbij is rekening gehouden met het belang van Weddings om voldoende tijd te hebben om andere bedrijfsruimte te zoeken en in te richten. Anderzijds is er ook rekening mee gehouden dat de opzegging door Marcan dateert van 9 oktober 2019, zodat Weddings ook al ruim de tijd heeft gehad om zich te oriënteren op andere bedrijfsruimte.

2.21.

De gevorderde machtiging om de ontruiming zonodig met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Immers, op grond van de artikel 556 lid 1 en 557 Rv kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van Weddings komen.

2.22.

Vervolgens moet worden beoordeeld of aan Weddings een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten toekomt, zoals zij bij conclusie van antwoord heeft verzocht. De kantonrechter stelt voorop dat hij op grond van artikel 7:297 lid 1 BW een bedrag kan vaststellen dat Marcan aan Weddings moet betalen ter tegemoetkoming in haar verhuis- en inrichtingskosten. Het gaat daarbij uitdrukkelijk niet om een vergoeding van alle door Weddings te maken kosten of schadeloosstelling, maar om kosten verbonden met het feitelijk betrekken van de nieuwe bedrijfsruimte. Deze bepaling geeft de kantonrechter de vrijheid de hoogte van de vergoeding te bepalen, rekening houdend met de concrete omstandigheden van het geval. Van een exacte berekening van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten is daarbij geen sprake.

2.23.

Vooropgesteld wordt dat de onderhavige huurovereenkomst hier eindigt als gevolg van de wens van Marcan het gehuurde te renoveren. Het gevolg daarvan is dat Weddings kosten zal moeten maken om de in het gehuurde aanwezige zaken te verhuizen naar een andere bedrijfsruimte en/of deze (tijdelijk) op te slaan. Weddings heeft, hoewel op haar de stelplicht rust en ondanks dat zij hiertoe in het tussenvonnis van 18 december 2020 reeds in de gelegenheid is gesteld, echter niet concreet gemaakt wat de (te verwachten) omvang van die verhuisactie en de daarmee gepaard gaande kosten is. De kantonrechter heeft dan ook geen concrete handvatten om de verhuiskosten vast te kunnen stellen. Onder deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de door Marcan aan Weddings te betalen tegemoetkoming in de verhuiskosten ex aequo et bono vast te stellen op € 2.000,00.

2.24.

Daarnaast ziet de kantonrechter aanleiding Weddings een tegemoetkoming in de inrichtingskosten van de nieuwe - thans nog onbekende - bedrijfsruimte toe te kennen. Bij de vaststelling van de hoogte daarvan weegt onder meer mee dat Weddings het gehuurde bij het einde van de huur ruim 10 jaar heeft gehuurd, zodat Weddings minst genomen een groot deel van de door haar in het gehuurde gedane investeringen heeft kunnen terugverdienen. Nu uit het door Weddings overgelegde overzicht van investeringen is gebleken dat de in dat overzicht vermelde investeringen voor het grootste deel reeds bij aanvang van de huur (in 2012/2013) zijn gedaan, is voldoende aannemelijk dat - na verloop van een periode van ruim 10 jaar - Weddings bij het betrekken van een nieuwe bedrijfsruimte in meer of mindere mate (opnieuw) inrichtingskosten zal moeten maken. Volgens vaste jurisprudentie ligt het voor de hand de tegemoetkoming in die kosten te relateren aan de omvang en inrichting van de oorspronkelijke bedrijfsruimte. De door Weddings overgelegde stukken met betrekking tot de door haar gedane investeringen zeggen echter niets over de omvang en inrichting van de huidige bedrijfsruimte. Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing die tot een hoger bedrag noopt, zal de kantonrechter, gelet op het hiervoor overwogene, de aan Weddings toe te kennen tegemoetkoming in de inrichtingskosten schattenderwijs vaststellen op € 8.000,00 zodat de totale tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld op

€ 10.000,00 (€ 2.000,00 + € 8.000,00).

2.25.

De kantonrechter ziet aanleiding deze tegemoetkoming voorwaardelijk toe te kennen, nu thans nog onvoldoende zeker is dat de door Weddings in het gehuurde geëxploiteerde bruidsmodewinkel daadwerkelijk in een andere bedrijfsruimte zal worden voortgezet, één en ander als hierna in het dictum gemeld. De termijn waarbinnen het bedrijf moet worden voortgezet, wordt in redelijkheid gesteld op zes maanden na de datum van het einde van de huur (1 juli 2023).

2.26.

Onder verwijzing naar artikel 7:297 lid 2 BW zal aan Marcan een termijn van twee weken worden gegeven waarbinnen Marcan kan aangeven of zij gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om de vordering tot het vaststellen van een datum waarop de huurovereenkomst zal eindigen in te trekken. Indien Marcan van die mogelijkheid gebruik maakt, zal de kantonrechter alleen een beslissing nemen over de proceskosten.

2.27.

Indien Marcan geen gebruik maakt van de hiervoor genoemde mogelijkheid om haar vordering in te trekken, dient Weddings, omdat zij ongelijk krijgt, de proceskosten van Marcan te betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Marcan tot vandaag vast op € 88,89 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan griffierecht en € 1.090,00 aan salaris voor de gemachtigde (5 punten x € 218,00 ). Dit is totaal € 1.299,89. De gevorderde wettelijke rente hierover wordt eveneens toegewezen. Voor kosten die Marcan maakt na deze uitspraak moet Weddings ook een bedrag betalen van € 109,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

2.28.

Mocht de Marcan haar vordering wel intrekken dan zal zij in de proceskosten van Weddings worden veroordeeld. Die worden in dat geval aan de zijde van Weddings tot vandaag begroot op € 1.090,00 aan salaris voor de gemachtigde (5 punten x € 218,00 ). Voor kosten die Weddings in dat geval maakt na deze uitspraak moet Marcan alsdan ook een bedrag betalen van € 109,00. Ook hiervoor geldt dat in dat geval er nog een bedrag kan bijkomen voor de betekening van de uitspraak.

2.29.

De vordering van Marcan om het in deze zaak te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal worden afgewezen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 7:295 lid 1 BW, waarin is vermeld dat een opgezegde huurovereenkomst na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd, van rechtswege van kracht blijft tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurder tot vaststelling van het tijdstip waarop de overeenkomst zal eindigen. Alleen in het geval dat het verweer tegen een dergelijke vordering de rechter kennelijk ongegrond voorkomt, kan het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Van een dergelijk geval is hier geen sprake.

3. De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

bepaalt dat Marcan binnen twee weken na de datum van dit vonnis haar vordering kan intrekken;

3.2.

veroordeelt Marcan, uitsluitend indien zij tot intrekking van de vorderingen binnen de hiervoor genoemde termijn overgaat, in de proceskosten, aan de kant van Weddings tot vandaag vastgesteld op € 1.090,00;

3.3.

beslist, voor het geval Marcan haar vorderingen handhaaft, nu reeds als volgt:

3.3.1.

stelt het tijdstip waarop de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van de bedrijfsruimte aan de [adres 5] zal eindigen vast op 1 januari 2023;

3.3.2.

veroordeelt Weddings om het gehuurde binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis en voor zover dat niet mogelijk is, in elk geval uiterlijk op

1 januari 2023 te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en zaken aldus ontruimd en verlaten te houden en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Marcan te stellen;

3.3.3.

veroordeelt Marcan om aan Weddings een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten te betalen van € 10.000,00, onder de voorwaarde dat de exploitatie van de bruidsmodewinkel binnen een termijn van maximaal 6 maanden na de datum van het einde van de huur daadwerkelijk op een andere locatie is voortgezet door Weddings;

3.3.4.

veroordeelt Weddings in de proceskosten, aan de kant van Marcan tot vandaag vastgesteld op € 1.299,89 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;

3.3.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.

44487

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.