Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:8512

Rechtbank Rotterdam
11-10-2022
14-10-2022
9692412
Civiel recht
Beschikking

zaak leent zich niet voor deelgeschil

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9692412 VZ VERZ 22-1299

uitspraak: 11 oktober 2022

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats verzoeker],

verzoeker,

gemachtigde: mr. N. Talhaoui,

tegen

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer,

gevestigd te Rijswijk,

verweerster,

gemachtigde: mr. R. Gruben.

Partijen worden hierna ‘[verzoeker]’ en ‘Waarborgfonds’ genoemd.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:

- het verzoekschrift met producties, binnengekomen op de griffie op 17 februari 2022;

- het verweerschrift met producties, binnengekomen op de griffie op 4 april 2022;

- de ter zitting getoonde videobeelden, die na de zitting per e-mail d.d. 21 september 2022 (nogmaals) zijn ingediend.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 20 september 2022 plaatsgevonden, gelijktijdig, maar niet gevoegd, met het deelgeschil tussen [verzoeker] en de Gemeente Rotterdam (zaaknummer 9792629 VZ VERZ 22-4587). [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van de Waarborgfonds is de gemachtigde verschenen. Namens de gemeente is [naam] verschenen, bijgestaan door mr. S. de Wit.

De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2. De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.

2.1

[verzoeker] is op 19 mei 2021 met de scooter op de Nassaukade in Rotterdam ten val gekomen. Door die val heeft hij letsel opgelopen en is de gehuurde scooter beschadigd geraakt.

2.2

Van het ongeval heeft [verzoeker] aangifte bij de politie willen doen, maar de politie heeft geweigerd de aangifte op te nemen.

2.3

[verzoeker] heeft zijn claim bij Waarborgfonds ingediend, omdat de dader onbekend is gebleven. Waarborgfonds heeft de claim afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vervuiling afkomstig is van een motorvoertuig.

2.4

De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 14 februari 2022 ook de Gemeente Rotterdam aansprakelijk gesteld. De Gemeente heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.

3. Het verzoek en de grondslag daarvan

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking:

- te verklaren voor recht dat Waarborgfonds gehouden is de schade te vergoeden die [verzoeker] als gevolg van het ongeval d.d. 19 mei 2021 heeft geleden en zal lijden;

- Waarborgfonds te veroordelen in de kosten van dit geding gelijk aan € 2.027,36 te vermeerderen met de nog te maken kosten in verband met de mondelinge behandeling van het onderhavige geschil, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en vergoeding van het door [verzoeker] betaalde griffierecht, welke kosten Waarborgfonds binnen 14 dagen na datum eindbeschikking dient te vergoeden.

3.1

Aan het verzoek heeft [verzoeker] - kort samengevat en voor zover hierna van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

3.1.1

Waarborgfonds is op grond van artikel 25 WAM gehouden om de schade aan [verzoeker] te vergoeden. Gezien de aard en de hoeveelheid van de modder op de weg en het feit dat de weg zich bevindt op een industrieterrein waar dagelijks meerdere vrachtwagens rijden, is het aannemelijk dat de modder op de weg is achtergelaten door een vrachtwagen. Ook afgevallen lading hoort bij een motorvoertuig. [verzoeker] stelt dat de overgelegde foto’s en videobeelden zijn standpunt ook ondersteunen.

4. Het verweer

4.1

Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker]. Daartoe heeft Waarborgfonds het volgende – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd.

4.1.1

De door [verzoeker] gestelde toedracht wordt door Waarborgfonds betwist. Aangezien de gestelde toedracht niet vaststaat, staat evenmin vast dat sprake zou zijn van burgerrechtelijke aansprakelijkheid van (een bestuurder van) een onbekend gebleven motorrijtuig. Ook indien zou worden uitgegaan van de door [verzoeker] gestelde toedracht, dan staat nog niet vast dat de modder op het wegdek afkomstig is van een vrachtwagen. Het is niet goed voor te stellen op welke wijze een vrachtwagen de modder op het wegdek achtergelaten zou kunnen hebben. Er is ter plekke sprake van een afscheiding, gevormd door betonnen varkensruggen, tussen de rijbaan en het fietspad, waardoor de door [verzoeker] genoemde vrachtwagens niet over de fietsstrook kunnen rijden en daar dus ook geen modder achter kunnen laten.

4.1.2

Subsidiair, voor het geval geoordeeld zou worden dat op Waarborgfonds enige schadevergoedingsplicht jegens [verzoeker] rust, wijst Waarborgfonds erop dat niet vast staat dat [verzoeker] (tijdig) van het voorval aangifte heeft gedaan bij de politie (inspanningsverplichting).

4.1.3

Eveneens subsidiair, beroept Waarborgfonds zich op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker]. Indien wordt uitgegaan van de door [verzoeker] gestelde toedracht, had [verzoeker] om de modder heen kunnen/moeten rijden en/of zijn snelheid zodanig moeten verminderen dat hij de modder zonder moeite kon passeren.

4.1.4

Tot slot, en tevens subsidiair, subsidiair merkt Waarborgfonds op dat de door [verzoeker] gevorderde kosten van het deelgeschil bovenmatig zijn. Waarborgfonds verzoekt in de subsidiaire situatie de tijdsbesteding te matigen naar twee uren, althans naar een aantal uren dat de kantonrechter redelijk voorkomt.

5. De beoordeling

5.1

Artikel 1019w RV biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering.

5.2

Dat partijen twisten over de vraag of Waarborgfonds al dan niet aansprakelijk is jegens [verzoeker] staat er op zich niet aan in de weg dat de kantonrechter zich buigt over de aansprakelijkheidsvraag in de deelgeschilprocedure, ook al is duidelijk dat in het geval van vaststelling van de aansprakelijkheid partijen verder met elkaar moeten onderhandelen alvorens een vaststellingsovereenkomst kan worden bereikt. Indien de kantonrechter de aansprakelijkheid van Waarborgfonds vaststelt in deze procedure, zullen er voor partijen voldoende mogelijkheden zijn om na en aan de hand van de beslissing het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te zetten. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst zal leiden, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de vaststelling van de aansprakelijkheid een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling, in die zin dat de beslissing de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden.

5.3

In verband met de aansprakelijkheidsvraag is van belang dat allereerst in voldoende mate vaststaat wat de toedracht van het ongeval was. Partijen twisten over de toedracht van het ongeval. Terwijl [verzoeker] heeft gesteld dat hem een verkeersongeval is overkomen, door modder op de weg die door een vrachtwagen is achtergelaten, heeft Waarborgfonds deze gestelde toedracht uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist en daartoe onder meer gesteld dat ter plekke sprake is van een afscheiding, gevormd door betonnen varkensruggen, tussen de rijbaan en het fietspad, waardoor de door [verzoeker] genoemde vrachtwagens niet over de fietsstrook kunnen rijden en dus ook geen modder hebben kunnen achterlaten.

5.4

Wat de exacte toedracht van de val is geweest kan thans niet worden vastgesteld aan de hand van de stellingen van partijen over en weer en de onderbouwing van die stellingen. Ook de door [verzoeker] ingebrachte videobeelden geven hierover geen duidelijkheid, omdat op de beelden alleen te zien is dat [verzoeker] is uitgegleden op een plek waar modder lag en niet hoe de modder op het wegdek terecht is gekomen. Nadere bewijslevering is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook noodzakelijk, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard geen plaats is. Bovendien resteren ook na beantwoording van de vraag naar de precieze toedracht van het ongeval nog veel geschilpunten tussen partijen. Er is bovendien nog geen omvang van de schade bekend en twisten partijen ook nog over de vraag of [verzoeker] tijdig aangifte bij de politie heeft gedaan (inspanningsverplichting) en eventuele ‘eigen schuld’ aan de zijde van [verzoeker]. Terecht heeft Waarborgfonds de vraag opgeworpen waarom [verzoeker] niet om de modderplas is heengereden, dan wel zijn snelheid zodanig heeft aangepast dat hij die modder veilig kon passeren.

5.5

De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] zal op grond van artikel 1019z Rv dan ook worden afgewezen.

5.6

[verzoeker] heeft ook verzocht Waarborgfonds te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv. Op grond van dit artikel dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Ook als een verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de kantonrechter de kosten te begroten. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dat laatste is in dit geval sprake. Waarborgfonds heeft vanaf het moment van aansprakelijkstelling door [verzoeker] de aansprakelijkheid betwist. [verzoeker] had dus in redelijkheid kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor in een deelgeschilprocedure naar haar aard in beginsel geen plaats is, zo ook niet in dit geval. Van een tussen partijen vastgelopen onderhandelingsproces is geen sprake geweest. De in verhouding tot een bodemprocedure in de regel goedkopere en snellere deelgeschilprocedure is niet bedoeld om partijen aan de onderhandelingstafel te dwingen, maar om hen in hun buitengerechtelijke onderhandelingen te ondersteunen en onderhandelingen op gang te brengen of eventueel vastgelopen onderhandelingen vlot te trekken, zodat zij zelf een vaststellingsovereenkomst kunnen sluiten. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. Begroting van de kosten van het deelgeschil is daarom niet aan de orde.

6. De beslissing

De kantonrechter:

wijst het verzoek en de kostenbegroting af.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

821

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.