RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9466857 \ CV EXPL 21-31974
uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M.P.A. Roelands,
1. [gedaagde 1] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren,
2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens,
gedaagden.
Partijen worden hierna ‘Woonplus’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.
2. De verdere beoordeling
Huurachterstand tot 2 juni 2021
2.1.
In lijn met het tussenvonnis worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot 2 juni 2021, van € 1.659,59. Tijdens de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] allebei geen betalingen meer hebben verricht die daarop in mindering kunnen worden gebracht.
2.2.
De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de betreffende huurtermijnen, zoals vermeld in 4.4. van het tussenvonnis.
Huurachterstand vanaf 2 juni 2021
2.3.
Tijdens de zitting heeft Woonplus een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Daaruit volgt dat de huurachterstand berekend tot en met september 2022 € 10.082,03 bedraagt. [gedaagde 1] heeft desgevraagd bevestigd dat dit overzicht klopt. [gedaagde 1] wordt daarom veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.422,44 (€ 10.082,03 min € 1.659,59). De gevorderde rente, die berekend tot en met 13 september 2021 € 10,01 bedraagt, is niet betwist en op de wet gebaseerd (art. 6:119 BW) en wordt daarom ook toegewezen.
2.4.
De kantonrechter overweegt met betrekking tot de gevorderde ontbinding dat er in ieder geval in augustus 2020 al sprake was van een betalingsachterstand (zoals volgt uit de onbetwiste specificatie). Deze achterstand was op het moment van dagvaarden opgelopen tot ruim vier maanden en ten tijde van het tussenvonnis tot ruim zeven maanden. [gedaagde 1] heeft destijds, tijdens de eerste mondelinge behandeling en in zijn conclusie van antwoord, gesteld dat hij de achterstand op korte termijn zou kunnen inlopen en dat hij bezig is zijn financiën op orde te krijgen. Het tegendeel is echter waar gebleken. De achterstand is daarna namelijk nog verder opgelopen tot ruim negen maanden. Deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst is ernstig genoeg om de ontbinding daarvan te rechtvaardigen. Door de langdurige, hoge en alsmaar stijgende huurachterstand schiet [gedaagde 1] ernstig tekort in de nakoming van zijn essentiële verplichtingen uit de huurovereenkomst.
2.5.
Voor zover de gevorderde ontbinding gerechtvaardigd wordt geacht, heeft [gedaagde 1] (subsidiair) verzocht om voorwaarden te verbinden aan die ontbinding, in die zin dat de huurovereenkomst alleen kan worden ontbonden als de huurachterstand verder oploopt. Daarvoor ziet de kantonrechter geen aanleiding. Er is namelijk sprake van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, die ondanks (niet onderbouwde) toezeggingen van [gedaagde 1] steeds verder oploopt. Van Woonplus kan niet worden verwacht dat zij deze huurovereenkomst voortzet.
2.6.
De gevorderde ontbinding en ontruiming worden op grond van het voorgaande toegewezen. De bepaling dat de eventuele gedwongen ontruiming zal plaatsvinden door een deurwaarder wordt bij gebrek aan belang afgewezen, aangezien dat al volgt uit de wet (art. 556 Rv).
2.7.
De vordering tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs tot aan de ontruiming, wordt toegewezen vanaf oktober 2022, tot aan de ontruiming van het gehuurde. Deze vordering is namelijk niet afzonderlijk betwist en volgt uit de wet (art. 7:225 BW). Omdat uit de specificatie volgt dat de huurprijs op dit moment € 1.071,94 bedraagt, wordt de vordering in die zin toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
2.8.
Met verwijzing naar 4.7 van het tussenvonnis, worden de buitengerechtelijke kosten van € 75,- ook toegewezen.
2.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. Aangezien [gedaagde 2] slechts voor een klein deel van het geldelijk belang van deze zaak aansprakelijk is, worden de proceskosten als volgt vastgesteld.
2.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 507,- aan griffierecht en € 561,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 187,- tarief). Dat is totaal € 1.068,-. Dit zijn de proceskosten gerelateerd aan het toewijsbare bedrag ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk.
2.11.
[gedaagde 1] wordt daarnaast veroordeeld tot betaling van € 123,57 aan dagvaardingskosten en € 370,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 249,-, 1 punt x € 311,- en 1 punt x € 371,-, min € 561,- ter zake 2.10). Dit is totaal € 493,57. Dit zijn de proceskosten gebaseerd op het volledige toegewezen bedrag, met aftrek van de kosten zoals genoemd onder 2.10.
2.12.
[gedaagde 2] wordt ook veroordeeld tot betaling van € 123,57 aan dagvaardingskosten.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde 1] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om de woning staande en gelegen in Schiedam aan het adres [adres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde 1] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woonplus te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Woonplus te betalen € 1.659,59, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van iedere huurtermijn tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Woonplus te betalen € 8.507,45, te vermeerderen met € 1.071,94, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs voor het gehuurde geldt, voor iedere maand dat [gedaagde 1] het pand na 30 september 2022 in zijn bezit mocht houden;
3.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van € 1.068,- aan proceskosten;
3.6.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 493,57 aan proceskosten;
3.7.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 123,57 aan proceskosten;
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394