RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9931972 CV EXPL 22-18105
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer MSc te Rotterdam,
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
2.
De feiten
[gedaagde01] huurt van Havensteder de woning aan de [adres01] in [plaats01] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 546,52 per maand en moet bij vooruitbetaling (uiterlijk op de 1e van de maand) worden betaald. In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.
4.
De beoordeling
huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
[gedaagde01] heeft het bestaan van de huurachterstand en de door Havensteder tijdens de mondelinge behandeling gestelde hoogte daarvan niet betwist. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld om € 6.645,69 aan Havensteder te betalen, een en ander voor zover zij dit nog niet heeft gedaan. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand oktober 2022. De door [gedaagde01] gestelde financiële omstandigheden, hoe moeilijk ook, ontslaan haar niet van haar betalingsverplichtingen jegens Havensteder en maken dit dus niet anders.
4.2.
Ter aflossing van de huurachterstand heeft [gedaagde01] een betalingsregeling vanaf januari 2023 van € 100,- per maand naast de lopende huurtermijnen voorgesteld. Havensteder is hiermee niet akkoord gegaan. Ingevolge artikel 6:29 BW heeft de kantonrechter niet de bevoegdheid om Havensteder een betalingsregeling op te leggen. Indien gewenst kunnen partijen hierover alsnog met elkaar in overleg treden.
4.3.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat Havensteder deze kosten reeds aan haar incassogemachtigde betaald heeft. Voor het overige wordt de rente toegewezen over een bedrag van € 5.549,17 (zijnde € 5.919,36 zoals vermeld in de dagvaarding minus € 370,19 aan buitengerechtelijke incassokosten), omdat uit de stellingen van Havensteder volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.5.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen
1
.
4.6.
Een van de omstandigheden die een rol speelt, is de vraag of er een vroegsignalering zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: ‘Bgs’) heeft plaatsgevonden. Artikel 2 Bgs bepaalt dat de verhuurder van een woning bij een huurachterstand de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand dient te verstrekken aan het college voor schuldhulpverlening, als hij inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening, de huurder ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand en bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd. De gedachte hierachter is dat schulden in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd. Er is geen sanctie gesteld op het niet naleven van artikel 2 Bgs en de verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter te vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. Dat laat onverlet dat de rechter deze omstandigheden wel kan laten meewegen bij de beantwoording van de vraag of de ontbinding te rechtvaardigen is.
4.7.
In deze zaak is weliswaar onvoldoende gebleken van een vroegsignalering zoals bedoeld in artikel 2 Bgs, maar gezien de overige omstandigheden die meegewogen dienen te worden acht de kantonrechter dit niet van doorslaggevende betekenis. Havensteder heeft namelijk onbetwist gesteld dat zij op 10 november 2021 een melding heeft gedaan bij Welzijn Capelle (een organisatie voor maatschappelijk werk) en dat er op 10 december 2021 een intakegesprek met [gedaagde01] heeft plaatsgevonden, waarbij is geconstateerd dat [gedaagde01] niet open staat voor hulp. Ook is tijdens de procedure gebleken dat [gedaagde01] haar toezeggingen over het aflossen van de huurachterstand niet is nagekomen. Bovendien moet de hoogte van de huurachterstand meegewogen worden. Hoewel [gedaagde01] gedurende de procedure diverse betalingen aan heeft gedaan, is de achterstand per saldo opgelopen tot ruim 12 maanden.
4.8.
Na een afweging van voornoemde omstandigheden komt de kantonrechter tot de conclusie dat deze omstandigheden de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis worden gesteld.
4.9.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten
2
. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 311,- tarief). Dit is totaal € 1.263,43. Voor kosten die Havensteder maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x € 311,- met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5.
De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Havensteder te betalen € 7.024,04 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.549,17 vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Havensteder te betalen € 546,52 per maand met ingang van de maand november 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Havensteder tot vandaag vastgesteld op € 1.263,43;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
43416