vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 666040 / KG ZA 23-873
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2023
TECHLANTIC LTD.
,
gevestigd te Oakville, Ontario (Canada),
1309767 ONTARIO LIMITED
,
gevestigd te Mississauga, Ontario (Canada),
eiseressen,
advocaat mr. J.A. Jacobi,
VOLKSWAGEN AG
,
gevestigd te Wolfsburg (Duitsland),
gedaagde,
advocaat mr. M. Rieger-Jansen.
Partijen worden hierna Techlantic c.s. (of afzonderlijk Techlantic en Ontario) en VW genoemd.
2
De feiten
2.1.
Techlantic houdt zich bezig met internationale autohandel. Ontario is een investeringsmaatschappij.
2.2.
VW is een wereldwijd opererende autofabrikant.
2.3.
VW is houder van het EU-woordmerk “Volkswagen” en van het daarbij horende beeldmerk.
2.4.
Chinese joint-venture partners van VW produceren in China de Volkswagen ID.6. Dit model en type elektrische auto wordt door VW niet in Europa op de markt gebracht.
2.5.
In 2022 hebben Techlantic c.s. samengewerkt met Autocavy B.V. (hierna: Autocavy) bij de aankoop van een partij van 49 auto’s van het type ID.6 van een in Dubai gevestigde handelaar. Ontario heeft de koopsom van USD 1.581.700 betaald (verminderd met een door Autocavy betaald voorschot).
2.6.
Autocavy heeft in de periode van december 2022 tot en met juli 2023 geprobeerd in verschillende Europese landen kopers voor de auto’s te vinden. In dit kader heeft Autocavy contact onderhouden met Techlantic c.s.
2.7.
De auto’s zijn in maart 2023 in Rotterdam aangekomen. Zij bevinden zich op dit moment in entrepot bij SCL Rotterdam B.V. (hierna: SCL).
2.8.
Op verzoek van VW heeft de rechtbank Den Haag bij beschikking van 1 juni 2023 een verbod in de zin van artikel 1019e Rv aan Autocavy opgelegd. VW heeft deze beschikking op 2 juni 2023 aan Autocavy doen betekenen.
2.9.
Op verzoek van VW heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag op 1 en 9 augustus 2023 verlof verleend voor het leggen van bewijsbeslag ten laste van Autocavy.
2.10.
Bij tussenvonnis in kort geding van 22 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag Autocavy veroordeeld om aan VW inzage te geven in het beslagen bewijsmateriaal en de auto’s af te geven ter bewaring.
2.11.
Bij eindvonnis in datzelfde kort geding heeft de voorzieningenrechter, voor zover van belang, Autocavy bevolen om (i) het aanbieden en in de handel brengen van ID.6-auto’s te staken en (ii) aan VW opgave te doen van het aantal ID.6-auto’s dat Autocavy heeft gekocht en verkocht.
2.12.
Met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft VW op 23 augustus 2023 ten laste van Techlantic c.s. conservatoir beslag tot afgifte gelegd op (48 van) de auto’s. De beslagen auto’s zijn in bewaring gesteld van SCL, waar ze zich op dat moment al bevonden.
4
De beoordeling
4.1.
De (internationale) bevoegdheid van de voorzieningenrechter staat – terecht – niet ter discussie.
4.2.
Voorafgaand aan de behandeling van dit kort geding heeft VW een conclusie van antwoord en 78 producties in het geding gebracht. Techlantic c.s. maken “formeel” bezwaar tegen de producties 1 t/m 59, omdat deze veel eerder hadden kunnen worden overgelegd. De voorzieningenrechter verwerpt dat bezwaar. VW heeft zich gehouden aan de termijn voor indiening van stukken bepaald in het procesreglement. Het enkele feit dat VW de stukken ook eerder had kunnen overleggen, brengt niet mee dat de stukken geweigerd moeten worden. Daarbij speelt een rol dat, hoewel het gaat om 59 producties, al die stukken in wezen over hetzelfde punt gaan, namelijk (voorbeelden van) vermeend langdurig inbreukmakend handelen van Techlantic c.s. en/of Autocavy. Zo hebben Techlantic c.s. die stukken kennelijk ook opgevat: zij hebben aangevoerd dat deze producties “slechts” bevestigen dat VW “de kern van de zaak niet begrijpt.” Aangenomen moet daarom worden dat Techlantic c.s. voldoende gelegenheid hebben gehad om zich voor te bereiden op een reactie op de hier bedoelde stukken.
4.3.
De vordering strekt tot opheffing van het conservatoir beslag tot afgifte van de auto’s. Op grond van artikel 705 lid 2 Rv wordt een beslag onder meer opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Steeds is een afweging van de wederzijdse belangen van partijen nodig. Die belangenafweging kan meebrengen dat een vordering tot opheffing moet worden afgewezen, hoewel summierlijk aannemelijk is geworden dat de gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Het omgekeerde is even goed mogelijk (vergelijk HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT9060). Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, die veroordeling ook daadwerkelijk ten uitvoer gelegd kan worden, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken (HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074).
4.4.
VW stelt zich op het standpunt dat zij aanspraak kan maken op afgifte door Techlantic c.s. van de auto’s, omdat Techlantic c.s. inbreuk hebben gemaakt op het woord- en beeldmerk van VW door de auto’s concreet en stelselmatig in samenwerking met Autocavy aan te bieden voor de Europese markt. Zij beroept zich in dat verband op artikel 2.22 Benelux-verdrag intellectuele eigendom (BVIE) in verbinding met artikel 9 Uniemerkenverordening (UMVo).
4.5.
Techlantic c.s. menen dat van inbreuk op het merkrecht van VW geen sprake is. De auto’s zijn vanaf hun aankomst in Rotterdam geplaatst in een douane-entrepot en dus niet in de EU ingevoerd. De aanbiedingen die Autocavy aan potentiële kopers in Europese landen heeft gedaan kwalificeren niet als “aanbieden” in de zin van artikel 9 lid 3 onder b UMVo, omdat dit aanbod niet noodzakelijkerwijs impliceert dat de auto’s in de EU in de handel worden gebracht. Louter de mogelijkheid dat de auto’s als gevolg van deze aanbiedingen in de EU in de handel worden gebracht is onvoldoende om een inbreuk te kunnen aannemen (HvJEU 18 oktober 2005, ECLI:EU:C:2005:616,
Class
). Er is ook geen dreiging van een inbreuk op dit punt, omdat Techlantic c.s. niet van plan zijn de auto’s in de EU in de handel te brengen en dit ook schriftelijk hebben bevestigd. Subsidiair geldt dat een mogelijke inbreuk zodanig gering is geweest dat de in artikel 2.22 lid 1 BVIE bedoelde belangenafweging in het voordeel van Techlantic c.s. moet uitpakken.
4.6.
Tegen de achtergrond van het in 4.3 weergegeven beoordelingskader is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen van Techlantic c.s. moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter licht dit oordeel als volgt toe. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat (i) de beslagen auto’s authentieke VW-producten zijn en (ii) aan VW het recht op eerste verhandeling in de EU van deze producten toekomt.
4.7.
Techlantic c.s. stellen dat de auto’s de zogenoemde douanestatus T1 hebben. Dat wil zeggen dat zij zich weliswaar fysiek op het grondgebied van de EU bevinden, maar niet in de EU zijn ingevoerd. Wordt hiervan uitgegaan (VW bestrijdt de T1-status, zie hierna), dan volgt uit het
Class-
arrest in de eerste plaats dat VW zich als merkhouder niet tegen de enkele binnenkomst in de EU kan verzetten. In de tweede plaats volgt uit dat arrest dat dit verzet wel mogelijk is indien de auto’s worden aangeboden of verkocht en de omstandigheden van het geval noodzakelijkerwijs impliceren dat zij in de EU in de handel worden gebracht. De stelplicht en bewijslast voor het aannemen van dergelijke omstandigheden liggen bij VW als merkhouder.
4.8.
Uit de door VW overgelegde stukken volgt genoegzaam dat Autocavy vanaf december 2022 stelselmatig en concreet heeft geprobeerd de auto’s te verkopen aan kopers in diverse Europese landen (onder meer Nederland, Duitsland, België, Zweden, Spanje, Litouwen, Hongarije, Frankrijk, Denemarken en Finland). Het gaat daarbij om (aanbiedingen tot) verkoop met inbegrip van betaling van invoerrechten en met Duitse registratie (“in my price including import duties paid, homologation + German registration”). In enkele gevallen is het daadwerkelijk tot het sluiten van een koopovereenkomst gekomen. Vanaf in elk geval april 2023 is Autocavy zich bewust van mogelijke merkenrechtelijke complicaties. Over zowel de pogingen om tot verkoop van de auto’s te komen als over de merkenrechtelijke complicaties heeft Autocavy steeds nauw overleg met Techlantic c.s. gehad. Techlantic c.s. hebben in dat kader onder andere gesuggereerd “to handle importation in Europe via a company which can be closed when sued by Vw.” Na betekening van het in 2.8 bedoelde verbod heeft Autocavy haar verkooppogingen niet gestaakt en hebben Techlantic c.s. gezocht naar mogelijkheden om beslaglegging door VW te voorkomen. Techlantic c.s. hebben de authenticiteit van de door VW overgelegde stukken niet betwist en zij hebben evenmin de daaraan door VW verbonden conclusies bestreden.
4.9.
Gelet op deze gedragingen van Autocavy en Techlantic c.s., in onderlinge samenhang bezien, komt het de voorzieningenrechter allereerst voor dat Techlantic c.s. de voor de beoordeling in dit kort geding van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid hebben aangevoerd (artikel 21 Rv). In de dagvaarding suggereren Techlantic c.s. dat de verkooppogingen door Autocavy beperkt zijn gebleven tot één enkele aanbieding op een Duitse website. In werkelijkheid is voldoende aannemelijk geworden dat Autocavy zich aanzienlijk meer en langer heeft ingespannen om de auto’s in de EU in het verkeer te krijgen en ook dat die pogingen aanzienlijk verder gevorderd waren. Ook over de bemoeienis met dit alles door Techlantic c.s. hebben zij geen klare wijn geschonken. De stelling in de dagvaarding “in het kader van 21 Rv” dat zij in privé-mailverkeer met Autocavy opmerkingen hebben gemaakt “die opgevat kunnen worden als pogingen om de positie van Volkswagen te benadelen” kan dit gebrek aan openheid niet wegnemen. Anders dan Techlantic c.s. ter zitting hebben aangevoerd, kunnen zij in redelijkheid niet hebben gemeend dat de hier bedoelde feiten niet van belang waren voor de beoordeling van hun vordering.
4.10.
Niet ter discussie staat dat Autocavy de auto’s te koop heeft aangeboden en in een aantal gevallen zelfs heeft verkocht aan (potentiële) kopers in de EU. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat bij de huidige stand van zaken voldoende grond om aan te nemen dat in dit geval sprake is van omstandigheden die noodzakelijkerwijs impliceren dat de auto’s in de EU in de handel worden gebracht, zoals bedoeld in het
Class-
arrest. Uit de door VW in het geding gebrachte stukken volgt dat de aanbiedingen door Autocavy steeds gepaard gingen met de mededeling dat de auto’s geleverd kunnen worden met de voldoening van invoerrechten en met Duitse registratie. Dit wijst op (een aanbod tot) verkoop bestemd voor gebruik in de Europese markt. Niet overtuigend acht de voorzieningenrechter in dit verband de stelling van Techlantic c.s. dat deze mededeling niet meer zou zijn dan een eventueel te leveren “extra service” voor de koper en dat Autocavy “logistiek en financieel” niet in staat zou zijn daadwerkelijk die Duitse registratie te verzorgen. Uit de overgelegde stukken volgt immers dat Autocavy in elk geval op 25 mei 2023 al concreet bezig was met de “customs clearance + German registration of 6 units of ID6.” Ook volgt uit die stukken dat Autocavy al had gezorgd voor de aanschaf van Europese adapters voor de opladers van de auto’s. Deze en overige uit de stukken blijkende omstandigheden rechtvaardigen op het eerste gezicht de conclusie dat aan het noodzakelijkheidsvereiste uit het
Class-
arrest is voldaan. Voor zover Techlantic c.s. zouden willen betogen dat het bij die omstandigheden steeds slechts gaat om handelingen van Autocavy, verwerpt de voorzieningenrechter dat standpunt. Techlantic c.s. en Autocavy hebben vanaf december 2022 zeer nauw met elkaar samengewerkt, ook wat betreft de pogingen om de auto’s in Europa te verkopen. Aangenomen moet worden dat (in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat) het handelen van Autocavy mede aan Techlantic c.s. moet worden toegerekend.
4.11.
Ter zitting heeft VW bestreden dat de auto’s de zogenoemde T1-status hebben. Zij heeft aangevoerd dat uit de door Techlantic c.s. in dat verband overgelegde stukken slechts volgt dat “goederen opgeslagen op een IM 7 document niet ingeklaard zijn” en dat uit de documenten waarmee de auto’s destijds na aankomst in Rotterdam naar het depot van SCL zijn gebracht niet blijkt dat de auto’s in het vrije verkeer zijn gebracht. Dat betekent volgens VW nog niet dat de auto’s sindsdien niet alsnog zijn ingevoerd. Techlantic c.s. menen dat dit standpunt van VW vergezocht is. Strikt genomen is echter juist dat uit de stukken van Techlantic c.s. de huidige douanestatus niet blijkt. De door Techlantic c.s. in de dagvaarding gepresenteerde “sluitende paper trail” met betrekking tot de verplaatsing van de auto’s van Dubai naar Rotterdam eindigt met de opslag van de auto’s in het depot van SCL in maart 2023 en zegt dus ook niets over de tussenliggende tijd. Gelet op de eerdere gedragingen van Techlantic c.s. en Autocavy (zie 4.8 en 4.9), bestaat niet zonder meer aanleiding om uit te gaan van de juistheid van de stellingen van Techlantic c.s. in dit verband. Om dezelfde reden legt de door Techlantic c.s. afgegeven onthoudingsverklaring onvoldoende gewicht in de schaal. Voor dit kort geding betekent dit dat niet uitgesloten kan worden dat de auto’s wel degelijk ingevoerd zijn, zodat ook in zoverre sprake zou zijn van een inbreuk op het merkrecht van VW (artikel 9 lid 3 onder c UMVo). Dit laat onverlet dat de bewijslast voor de gestelde merkinbreuk door middel van invoer op VW rust.
4.12.
Nu naar voorlopig oordeel moet worden aangenomen dat sprake is van een inbreuk op het merkrecht als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder b UMVo (en bovendien niet kan worden uitgesloten dat ook een inbreuk als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder c UMVo komt vast te staan), biedt artikel 2.22 lid 1 BVEI de rechter de mogelijkheid om op vordering van VW de vernietiging te gelasten van de inbreukmakende goederen. Anders dan Techlantic c.s. hebben bepleit, doet hier naar voorlopig oordeel niet aan af dat de onderhavige auto’s nog niet daadwerkelijk in de EU in de handel zijn gebracht. Dit laat onverlet dat de maatregel van vernietiging evenredig moet zijn met de ernst van de inbreuk (artikel 2.22 lid 1, laatste volzin, BVIE). Gelet op de stelselmatigheid van de inbreuk, kan echter niet op voorhand al worden aangenomen dat een vordering tot vernietiging zal stuklopen op deze evenredigheidstoets.
4.13.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Techlantic c.s. hebben gewezen op het financiële belang gemoeid met het kunnen beschikken over de auto’s. Het staat buiten kijf dat de waarde van de auto’s (aanzienlijk) zal afnemen indien deze hangende de hoofdzaak onder beslag blijven. Daaraan doet niet af dat, zoals VW meent, die waarde nu al gering is, omdat Techlantic c.s. de auto’s nergens ter wereld rechtmatig kunnen afzetten. Techlantic c.s. zullen dit financiële nadeel echter kunnen verhalen op VW in het geval in de hoofdzaak blijkt dat zij de auto’s ten onrechte in beslag heeft doen nemen. Aannemelijk is dat VW voor deze schade verhaal zal bieden. Hiertegenover staat het belang van VW dat, indien zij in de hoofdzaak in het gelijk wordt gesteld, de maatregel tot vernietiging van de auto’s daadwerkelijk ten uitvoer zal kunnen leggen. Daarvoor is vereist dat het beslag blijft rusten. Dit belang van VW behoort, gelet op het voorgaande, het zwaarst te wegen.
4.14.
De vorderingen worden dus afgewezen en Techlantic c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van VW. Zij heeft op grond van artikel 1019h Rv aanspraak gemaakt op vergoeding van haar volledige proceskosten. Uit een overgelegde specificatie van deze kosten volgt dat zij (afgerond) € 70.000 aan kosten heeft gemaakt. De voorzieningenrechter sluit aan bij de Indicatietarieven in IE-zaken, nu de daarin vermelde tarieven geacht worden redelijk en evenredig te zijn. De onderhavige zaak valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de categorie ‘normaal kort geding’ met een maximumtarief van € 15.000. Dit betekent dat dit bedrag aan advocaatkosten zal worden toegewezen, te vermeerderen met het griffierecht (€ 676). De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals in het dictum omschreven.