Wrakingsverzoek afgewezen met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen. De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd zijn alle terug te voeren op eerdere behandeling door en beslissingen van de rechter in andere zaken waarin verzoeker procespartij was. Vaste rechtspraak: een enkele verwijzing naar eerdere gerechtelijke procedures en beslissingen, welke thans niet meer in behandeling zijn, kan in ieder geval niet leiden tot de conclusie dat er ten aanzien van de rechter sprake is van objectieve partijdigheid. Geen andere omstandigheden aan het verzoek ten grondslag gelegd. Misbruik van het wrakingsmiddel.
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker]
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P. Vrolijk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
1 De procedure
1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke zaak met kenmerk ROT 22 / 6055. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten B.V. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker.
2 Het wrakingsverzoek
2.1.
Samengevat en zakelijk weergegeven komen de door verzoeker aangevoerde gronden neer op klachten over eerdere beslissingen van de rechter in andere geschillen.
3 De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd zijn alle terug te voeren op eerdere behandeling door en beslissingen van de rechter in andere zaken waarin verzoeker procespartij was. Het is vaste rechtspraak dat een enkele verwijzing naar eerdere gerechtelijke procedures en beslissingen, welke thans niet meer in behandeling zijn, in ieder geval niet kan leiden tot de conclusie dat er ten aanzien van de rechter sprake is van objectieve partijdigheid. Nu er geen andere omstandigheden aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd, is de wraking kennelijk ongegrond.
3.5.
Het verzoek zal op grond van het voorafgaande en onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2018:1770 als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
3.6.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.
3.7.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker, die gezien de vele uitspraken die de wrakingskamer inmiddels op zijn verzoeken heeft gedaan, bekend moet zijn met de vaste rechtspraak in wrakingszaken. Door toch het onderhavige verzoek in te dienen, waarvan verzoeker moet hebben geweten dat het kansloos was, wordt misbruik gemaakt van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt daarom dat een volgend wrakingsverzoek in dit geding niet in behandeling wordt genomen.
4 De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. drs. J. van den Bos en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: