Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2023:12645

Rechtbank Rotterdam
21-11-2023
15-01-2024
83.227285.22
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Veroordeling voor overtreding van voorschriften, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder C van de Opiumwet. Nadere overweging over de strafbaarheid van artikel 1.2.2. lid 5 van het Vuurwerkbesluit. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 83.227285.22

Datum uitspraak: 21 november 2023

Verstek

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1978,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres01] [postcode01] [woonplaats01] .

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2023.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bij de politie bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1
Hij, op 31 mei 2022, te Vlaardingen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- stuks knalvuurwerk (Trueno No 6 Especial en DJF Thunder en Thundercracker en Trueno xl rojo en Titanium Bombers en Colour Salute en Color Nitrate Red en Delova Rana Profi DR3 2011 en Megatresk Explo en Spanish Cracker en Super cracker en Napolitaanse bom rood en Napolitaanse bom) heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad in een woning aan de [adres01] ;

2
Hij, op 31 mei 2022, te Vlaardingen opzettelijk ten einde een handeling als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste en/of het vierde lid van het Vuurwerkbesluit, te weten het vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik (lid 1) en/of het vervaardigen van vuurwerk dat niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens het Vuurwerkbesluit (lid 4), voor te bereiden , een stof te weten een hoeveelheid kaliumperchloraat, voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die stof bestemd was tot het verrichten van die handelingen;

3
Hij, op 31 mei 2022 te Vlaardingen opzettelijk, aanwezig heeft gehad, in een woning aan de [adres01] , een hoeveelheid, te weten
- 9 hennepplanten en
- 15 gram henneptoppen
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;

2. overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;

3 opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de

Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

De strafbaarheid van feit 2 (voorbereidingshandelingen met betrekking tot professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik)

5.1.

Kwalificatie

Artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit verbiedt onder meer, zakelijk samengevat en voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang, om voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben waarvan men weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot (onder andere) het vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Het gaat hier om zogenoemde voorbereidingshandelingen.

Artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt de voorbereiding van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld strafbaar. Ingevolge het bepaalde in artikel 91 Sr is (onder andere) artikel 46 Sr ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wetten (of verordeningen) straf is gesteld, tenzij de wet (lees: de wet in formele zin) anders bepaalt. Uit de tekst van artikel 91 Sr volgt dus reeds dat van de regeling van het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen ex artikel 46 Sr slechts bij wet in formele zin kan worden afgeweken. Daar waar voorbereidingshandelingen strafbaar zijn gesteld in afwijking van deze algemene regeling ten aanzien van strafbare feiten met een lager strafmaximum, geschiedt dat dan ook steeds bij wet in formele zin.

Het Vuurwerkbesluit is geen wet in formele zin maar een Algemene Maatregel van Bestuur (hierna: AMvB) en kan dus geen zelfstandige grondslag bieden voor het als misdrijf strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen. De Wet milieubeheer is wel een wet in formele zin. Op grond van artikel 9.2.2.1 van deze wet kunnen bij AMvB regels worden gesteld met betrekking tot het verrichten van handelingen met stoffen, als het vermoeden is gerezen dat daardoor ongewenste effecten voor de gezondheid van de mens of voor het milieu ontstaan.

Op grond van de artikelen 1a onder 10, juncto 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten (hierna: WED) zijn overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens (onder meer) artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan. Het strafmaximum van dergelijke misdrijven bedraagt zes jaar gevangenisstraf.

Voorheen stelde artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer noch een andere bepaling van de Wet milieubeheer, in afwijking van artikel 46 juncto 91 Sr, voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 1.2.2, lid 5 van het Vuurwerkbesluit afzonderlijk strafbaar. Uit de jurisprudentie volgde daarom voorheen dat artikel 1.2.2, vijfde lid van het Vuurwerkbesluit, voor het afzonderlijk strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen, onverbindend was nu er daarvoor geen toereikende wettelijke grondslag was in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (zie onder andere ECLI:NL:GHDHA:2019:3538 en ECLI:NL:GHAMS:2019:2185).

Op 1 januari 2022 is de Verzamelwet IenW 2020 in werking getreden. Door deze wetswijzigingen is artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer dusdanig aangepast dat dit artikel nu wel een grondslag biedt voor regels met betrekking tot het voorbereiden of het bevorderen van handelingen met stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen, indien een redelijk vermoeden bestaat dat door deze handelingen ongewenste effecten voor de gezondheid van de mens of het milieu zullen ontstaan. In de Memorie van Toelichting 1 wordt buiten twijfel gesteld dat deze wijziging is ingevoerd als gevolg van voornoemde jurisprudentie en dat daarmee wordt beoogd dat artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer een grondslag biedt voor regels met betrekking tot het voorbereiden en het bevorderen van gereguleerde handelingen en derhalve een wettelijke grondslag vormt voor het afzonderlijk strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit.

5.1.1.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer een wettelijke grondslag biedt voor de zelfstandige strafbaarstelling van artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straffen

7.1.

Algemene overweging

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

7.2.

Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd

De verdachte had in zijn woning, gelegen in een woonwijk, een aanzienlijke hoeveelheid professioneel (illegaal) vuurwerk opgeslagen. Daarnaast had de verdachte de stof kaliumperchloraat voorhanden, waar hij zelf rotjes van wilde maken. Dergelijk materiaal is zeer brandbaar, kan ontploffen en brengt daarom enorme risico’s met zich mee, ook voor andere bewoners in de wijk. Ook zijn in de woning van de verdachte 9 hennepplanten en 15 gram henneptoppen aangetroffen.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben, aangezien hij werk en een woning heeft. Gelet daarop en nu er geen sprake is van recidive ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en een kortdurende gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8 In beslag genomen voorwerpen

8.1.

Beoordeling

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen goederen (te weten twee kokers van karton met nummer [beslagnummer01] , 2 keer 500 gram poeders, potassium Perchloratie met nummer [beslagnummer02] , de kweektent met nummer [beslagnummer03] en drie stuks ledlampen met nummer [beslagnummer04] ) moeten worden onttrokken aan het verkeer. De bewezen feiten zijn met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen begaan.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 57, van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand ;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren , waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen ;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3: twee kokers van karton met nummer [beslagnummer01] , 2 keer 500 gram poeders potassium Perchloratie met nummer [beslagnummer02] , de kweektent met nummer [beslagnummer03] en drie stuks ledlampen met nummer [beslagnummer04] .

Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse, voorzitter,

en mrs. A. Hello en L. Daum, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,

en uitgesproken op 21 november 2023.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1
Hij, op of omstreeks 31 mei 2022, te Vlaardingen, in elk geval te Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (Trueno No 6 Especial en/of DJF Thunder en/of Thundercracker en/of Trueno xl rojo en/of Titanium Bombers en/of Colour Salute en/of Color Nitrate Red en/of Delova Rana Profi DR3 2011 en/of Megatresk Explo en/of Spanish Cracker en/of Super cracker en/of Napolitaanse bom rood en/of Napolitaanse bom) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad in een woning aan de [adres01] ;

2
Hij, op of omstreeks 31 mei 2022, te Vlaardingen, in elk geval te Nederland, opzettelijk ten einde een handeling als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste en/of het vierde lid van het Vuurwerkbesluit, te weten het vervaardigen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik (lid 1) en/of het vervaardigen van vuurwerk dat niet voldoet aan het gestelde bij of krachtens het Vuurwerkbesluit (lid 4), voor te bereiden en/of te bevorderen, een stof te weten een hoeveelheid kaliumperchloraat, voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die stof bestemd was tot het verrichten van die handeling(en);

3
Hij, op of omstreeks 31 mei 2022 te Vlaardingen, in elk geval te Nederland, opzettelijk, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in elk geval aanwezig heeft gehad, in een woning aan de [adres01] , een hoeveelheid, te weten
- 9 hennepplanten en/of delen daarvan en/of
- 15 gram, althans een hoeveelheid henneptoppen
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

1 Kamerstukken II 2020/21, 35664, 3 (Memorie van Toelichting), p. 14.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.