Wvggz. Klacht ex art. 10:7 Wvggz. Schadevergoeding ex. art. 10:11 lid 2 Wvggz. Rb staat o.a. stil bij de vraag of, zodra bij de officier bekend was geworden dat er voor verzoeker een voorwaardelijke ISD maatregel liep, de verplichte zorg beëindigd had moeten worden, en niet had mogen doorlopen totdat hij door de politie werd opgehaald en is overgebracht naar een penitentiaire inrichting.
Beschikking van 6 december 2023 betreffende een klacht als bedoeld in artikel
10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz
op verzoek van:
[verzoeker]
,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. V.C. Andeweg te Breda.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
zorgaanbieder Stichting GGZ Westelijk Noord-Brabant te Halsteren (hierna: verweerder); en
-
de zorgverantwoordelijke van verzoeker (hierna: zorgverantwoordelijke).
1 Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift van verzoeker met bijlagen, ingekomen op 27 juli 2023;
-
de beschikking van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juli 2023, waarin de behandeling van het verzoek is verwezen naar deze rechtbank;
-
het verweerschrift van verweerder met bijlagen van 7 september 2023;
-
de reactie van verzoeker op het verweerschrift van 22 september 2023;
-
de pleitnota van verweerder van 24 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
-
verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
-
[persoon A] , verpleegkundig specialist, verbonden aan verweerder;
-
mr. M.M.A. Janssen en mr. M. Swelsen, advocaten van verweerder;
-
mr. D. Schijns, de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de officier) (telefonisch).
2 Feiten
2.1.
Bij beschikking van 25 oktober 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom ten aanzien van verzoeker een crisismaatregel genomen.
2.2.
Op 25 oktober 2022 heeft de zorgverantwoordelijke aan verzoeker meegedeeld dat op grond van artikel 8:9 Wvggz toepassing zal worden gegeven aan de vormen van verplichte zorg medicatie, opname, beperking van de bewegingsvrijheid, insluiting en toezicht.
2.3.
Verzoeker heeft op 21 januari 2023, aangevuld bij berichten van 25 april 2023 en
16 mei 2023, een klacht ingediend bij de Regionale Klachtencommissie Wvggz Midden- en West Brabant (hierna: de klachtencommissie) tegen de beslissing van 25 oktober 2022.
2.4.
De klachtencommissie heeft op 20 juni 2023 de klacht van verzoeker over schending van artikel 8:9 lid 3 en lid 5 Wvggz, en het niet nakomen van de verplichting op grond van artikel 8:7 lid 3 Wvggz gegrond verklaard, en de klacht voor het overige ongegrond verklaard en ten laste van verweerder een schadevergoeding van € 200,- aan verzoeker toegekend.
3 Verzoek en verweer
3.1.
Verzoeker verzoekt de ongegrond verklaarde klachtonderdelen alsnog gegrond te verklaren en hem een schadevergoeding toe te kennen van in totaal € 1.200,-, te weten
€ 400,- per klachtonderdeel, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
Verweerder voert gemotiveerd verweer en stelt zich op het standpunt dat het klachtonderdeel van verzoeker dat ziet op de opname in de instelling niet-ontvankelijk moet worden verklaard, de klachtonderdelen voor het overige ongegrond moeten worden verklaard en er geen grond bestaat voor schadevergoeding.
4 Beoordeling ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan een betrokkene, binnen zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klachten.
4.2.
Aangezien het verzoekschrift op 27 juli 2023 door de rechtbank is ontvangen, is het verzoekschrift tijdig gediend.
4.3.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van zijn klacht over de opname, omdat verweerder op grond van artikel 8:7 lid 1 Wvggz verplicht was de verplichte zorg als bedoeld in de crisismaatregel te verlenen. Op grond van artikel 2:1 lid 3 Wvggz moet bij de voorbereiding, de afgifte, de tenuitvoerlegging, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een crisismaatregel de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg worden beoordeeld. De klacht van verzoeker is gericht tegen de artikel 8:9 Wvggz beslissing van de zorgverantwoordelijke, welke beslissing ondanks artikel 8:7 lid 3 Wvggz alleen kan worden genomen als de zorgverantwoordelijke zelf heeft geoordeeld dat wordt voldaan aan de wettelijke criteria. De rechtbank acht verzoeker ten aanzien van dit klachtonderdeel om die reden dan ook ontvankelijk.
4.4.
Voor zover de klacht betrekking heeft op artikel 8:18 lid 1 Wvggz verklaart de rechtbank verzoeker op dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk, omdat dit geen klachtgrond in de zin van artikel 10:3 Wvggz betreft.
4.5.
Voor de overige klachtonderdelen acht de rechtbank verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van alle klachtonderdelen met uitzondering van het onder 4.4. genoemde klachtonderdeel.
5 Beoordeling klachtonderdelen
5.1.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat ten onrechte uitvoering is gegeven aan de vormen van verplichte zorg ‘insluiten’, ‘uitoefenen van toezicht’, ‘medicatie’ en ‘opname’. Er was geen reden verzoeker op te nemen omdat er op het moment van de beoordeling op 25 oktober 2022 geen sprake was van een psychische stoornis, maar van overmatig alcoholgebruik. Dit bleek volgens verzoeker uit het feit dat hij een alcoholpromillage had van 1,47 en hij had toegegeven een fles wodka te hebben gedronken.
Daarnaast is ten onrechte geoordeeld dat sprake was van voldoende aan de psychische stoornis gerelateerd onmiddellijk dreigend ernstig nadeel (artikel 3:3 Wvggz).
5.2.
De stelling van verzoeker dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:9 lid 1 Wvggz, volgt de rechtbank niet. Op 25 oktober 2022 heeft de onafhankelijk psychiater [persoon B] geoordeeld dat er een ernstig vermoeden was dat bij verzoeker sprake was van een psychische stoornis, zijnde een manische stoornis bij een man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en daarbij een alcoholintoxicatie, en dat het gedrag van verzoeker als gevolg van een psychische stoornis onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte, te weten levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproepen en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Uit de rapportage van 25 oktober 2022 en de artikel 8:9 Wvggz beslissing van
25 oktober 2022 blijkt dat vervolgens ook de zorgverantwoordelijke heeft geoordeeld dat bij verzoeker sprake was van een vermoeden van een psychotische decompensatie in het kader van een alcohol-/drugs intoxicatie en dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
De rechtbank begrijpt dat verzoeker zijn conclusies vooral baseert op zijn eigen ervaringen met alcoholintoxicatie: hij weet dat als hij teveel drinkt, het voldoende is als hij zijn roes uitslaapt in een politiecel, zoals in het verleden altijd gebeurde. Dit subjectieve ervaren is echter onvoldoende om de gestelde diagnose in twijfel te trekken.
5.3.
De stelling van verzoeker dat, zodra bij de officier bekend was geworden dat er voor verzoeker een voorwaardelijke ISD maatregel liep, de verplichte zorg beëindigd had moeten worden, en niet had mogen doorlopen totdat hij door de politie werd opgehaald en is overgebracht naar een penitentiaire inrichting, volgt de rechtbank niet. Het feit dat verzoeker een ISD-maatregel had, doet niet af aan de juistheid van de beoordeling van zijn gezondheidstoestand. Zijn psychotisch toestandsbeeld, agressief gedrag en doodsbedreigingen leidden immers tot het opleggen van een crisismaatregel en de inzet van verplichte zorg, niet de ISD-maatregel. Dat verzoeker achteraf bezien wellicht ook direct op een strafrechtelijke titel in hechtenis had kunnen worden genomen en worden overgebracht naar een penitentiaire inrichting, doet niet af aan de juistheid van de in rechtsoverweging 5.2. genoemde medisch-inhoudelijke beoordeling van het toestandsbeeld van verzoeker.
5.4.
Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de ingezette verplichte zorg doelmatig was en voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en veiligheid. Uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat de zorgverantwoordelijke zich op 25 oktober 2022 op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van verzoeker en geprobeerd heeft met hem in gesprek te gaan over de voorgenomen zorg. Tijdens de beoordeling door de zorgverantwoordelijke nam verzoeker opnieuw een dominante en dreigende houding aan. Hij vloekte en schreeuwde non-stop. Er was geen gesprek met hem mogelijk. Er is geprobeerd verzoeker te kalmeren, maar hij liet zich niet instrueren en kwam niet tot bedaren. Het risico op agressie richting medepatiënten en zorgmedewerkers werd als acuut verhoogd beschouwd. Het insluiten werd door verweerder noodzakelijk geacht om de veiligheid van verzoeker en van anderen te waarborgen, omdat verzoeker voorafgaand aan de opname ernstig agressief gedrag naar derden had getoond en doodsbedreigingen had geuit.
Om verzoeker te stabiliseren, kreeg hij daar eenmaal gedwongen medicatie toegediend. Vanwege zijn agressieve houding waren zes ervaren zorgprofessionals betrokken bij de toediening van de medicatie.
Verzoeker heeft er nog op gewezen dat er 5 mg Haldol intramusculair is toegediend, terwijl bekend is dat alcohol en Haldol een wisselwerking hebben op elkaar, en alcohol kan zorgen voor een sterker effect van zowel de Haldol als de alcohol en bijwerkingen versterkt kunnen worden. De toediening van deze medicatie is volgens verzoeker gevaarlijk dan wel in ieder geval potentieel gevaarlijk geweest voor zijn gezondheid. De rechtbank begrijpt dat verzoeker deze stelling uitsluitend baseert op adviezen van zijn broer, die geen arts is of anderszins medisch is onderlegd.
Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat een verhoogd alcoholpromillage een contra-indicatie is voor Haldol. Er is vanwege het alcoholpromillage juist gekozen voor Haldol in plaats van Lorazepam. Bovendien stond verzoeker na de medicatietoediening continu onder cameratoezicht, waardoor de effecten van de medicatie goed gemonitord konden worden. Gelet hierop heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat een afweging van de voor- en nadelen is gemaakt ten aanzien van wat op dat moment de meest passende en minst ingrijpende behandeling voor verzoeker zou zijn.
De stelling van verzoeker dat het toedienen van medicatie niet doelmatig kán zijn geweest omdat het toestandsbeeld alleen is verbeterd doordat hij nuchter is geworden, volgt de rechtbank niet. Gelet op de in rechtsoverweging 5.2. genoemde medisch-inhoudelijke beoordeling van het psychotisch toestandsbeeld van verzoeker, geldt in het algemeen dat in een dergelijke situatie antipsychotica geïndiceerd zijn om dit toestandsbeeld en de effecten daarvan te verminderen.
5.5.
Voorts heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel ook na toediening van de medicatie aanwezig bleef. Uit de overgelegde rapportage van 26 oktober 2022 om 16.30 uur volgt dat verzoeker tijdens het gesprek achter de deur van de separeer bleef staan, dat zijn houding dreigend was, dat hij iedere vorm van agressie in het verleden ontkende, terwijl hij bekend is met geweldsdelicten, en oninvoelbaar was in het contact. Hij balde zijn vuisten, volgde de instructies niet op, schold de zorgprofessionals uit en bleef grootheidsideeën verkondigen. Dit in samenhang bezien met het eerdere fors (agressieve) gedrag van de vorige dag, maakte dat het laten voortduren van de insluiting noodzakelijk was én de enige optie was.
Uit de overgelegde rapportage van 27 oktober 2023 om 7.00 uur volgt dat ook in de ochtend kort voordat verzoeker door de politie werd meegenomen, het risico op agressie nog hoog werd ingeschat. Dat verzoeker door politie zou worden meegenomen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de noodzaak voor verplichte zorg. Volgens verweerder heeft de zorgverantwoordelijke haar uiterste best gedaan om, in afwachting van de telkens uitgestelde overdracht aan de politie, de zorgverlening op basis van de crisismaatregel zo goed mogelijk vorm te geven.
5.6.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van verzoeker ongegrond moeten worden verklaard en dat verzoeker geen recht op schadevergoeding toekomt.
5.7.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op artikel 8:18 lid 1 Wvggz;
6.2.
verklaart de klacht van verzoeker ongegrond;
6.3.
wijst af het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. McFedries, griffier op 6 december 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: