Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/040511-22
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Syrië) op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.
11
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden
;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro),
bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer01] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoeding
op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen
€ 1.000,00
(hoofdsom,
zegge: duizend euro
), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzeling
kan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen
;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 maart 2023.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Rotterdam door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- te negeren dat [slachtoffer01] vooraf heeft gezegd dat zij geen vaginale penetratie wilde zonder condoom en/of
- onverhoeds en/of stiekem/heimelijk de condoom van zijn penis af te halen en vervolgens onverhoeds en/of stiekem zijn penis zonder condoom in de vagina van [slachtoffer01] te brengen, houden en/of bewegen die [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het brengen, bewegen en/of houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer01] zonder hierbij een condoom om zijn penis te hebben;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Rotterdam door (een) feitelijkhe(i)d(en), een ander, te weten [slachtoffer01] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het hebben van onbeschermde seks met verdachte, door
- te negeren dat [slachtoffer01] vooraf had gezegd dat zij geen (vaginale) penetratie wilde zonder condoom en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en/of stiekem/heimelijk het condoom van zijn penis af te halen en vervolgens onverhoeds en/of stiekem zijn penis zonder condoom in de vagina [slachtoffer01] te brengen, houden en/of bewegen;
( art 284 lid 1 Wetboek van Strafrecht )