Verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. Uit het verzoek blijkt niet dat dit betrekking heeft op een concrete rechter die met de behandeling van de zaak belast is. De naam van de rechter wordt door verzoeker niet genoemd. Evenmin blijkt uit de stukken in de zaaksdossiers dat de zaken inmiddels aan een rechter zijn toebedeeld. De tot nu toe in de zaak met verzoeker gevoerde correspondentie is afkomstig van de griffier. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden.
Op 5 oktober 2021 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan in 14 bestuursrechtelijke procedures van verzoeker, waarbij:
-
het beroep in de zaak ROT 20/6922 gegrond is verklaard, het besluit van het Drechtstedenbestuur van 9 december 2020 is vernietigd en is bepaald dat verweerder in die zaak een nieuwe beslissing op bezwaar neemt;
-
het beroep in de zaak ROT 20/4903 ongegrond is verklaard;
-
de overige beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard.
1.2.
Bij faxbericht van 15 november 2021 heeft verzoeker verzet gedaan tegen de uitspraak van 5 oktober 2021.
1.3.
Op 20 augustus 2022 en op 22 oktober 2022 heeft verzoeker aanvullende verzetschriften ingediend.
1.4.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend.
1.5.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de dossiers van de hiervoor omschreven verzetprocedures.
2 De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
2.2.
Het wrakingsverzoek van verzoeker luidt als volgt:
Beste heer, mevrouw,
Tegen de uitspraak d.d. 5 oktober 2021 heb ik verzet per fax ingediend d.d. 15 november 2021. Ik vulde dit verzetschrift verder aan per e-mail d.d. 20 augustus 2022 en d.d. 22 oktober 2022.
Het is al geruime tijd stil, op een brief van uw kant d.d. 16 december 2022 na.
Telefonisch navraag d.d. 19 december 2022 en (vandaag) d.d. 24 maart 2023 aan de griffie leverde nog altijd geen enkele duidelijkheid op over de inhoudelijke behandeling.
Het gaat om 13 zaken die zonder mijn toestemming zijn samengevoegd en zonder mij te horen zijn afgedaan door de heer [naam] . Bij zijn manier van motiveren dien ik überhaupt gehoord te worden, hetgeen extra geldt voor verzet. (ABRvS 3 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3430, r.o. 6.)
Pikant detail is verder dat in alle onderliggende zaken de redelijke termijnen (ruimschoots) zijn verstreken, in sommige procedures zelfs meermaals (zie specifiek mijn aanvulling d.d. 22 oktober 2022). Ik wil graag dat de Staat in ieder geval deze verschuldigde dwangsommen zo spoedig mogelijk betaald.
Ik heb echter onvoldoende vertrouwen in de huidige rechter die de zaak al een kleine anderhalf jaar aanhoudt zonder enige vorm van communicatie. Derhalve zie ik graag een andere rechter op deze zaak, nu de huidige rechter te traag (en dus te incompetent) is en mij geen inzage geeft wanneer mijn zaken eindelijk eens worden behandeld.
Vriendelijke groet,
[naam verzoeker]
2.3.
Uit het verzoek blijkt niet dat dit betrekking heeft op een concrete rechter die met de behandeling van de zaak belast is. De naam van de gewraakte rechter wordt door verzoeker niet genoemd. Evenmin blijkt uit de stukken in de zaakdossiers dat de zaken inmiddels aan een rechter zijn toebedeeld, laat staan dat sprake is van een “huidige rechter die de zaak al een kleine anderhalf jaar aanhoudt zonder enige vorm van communicatie”, zoals verzoeker ter aanduiding van de door hem gewraakte rechter heeft aangevoerd. De tot nu toe in de zaak met verzoeker gevoerde correspondentie is afkomstig van de griffier. Om deze redenen kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
2.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
2.5.
De wrakingskamer zal verzoeker om deze redenen, met toepassing van artikel 8, lid 2, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
3 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter die die de procedures met kenmerken ROT 20/4903, ROT 20/5128, ROT 20/6918, ROT 20/6919, ROT 20/6920, ROT 20/6921, ROT 21/603, ROT 21/449, ROT 21/2151, ROT 21/2351, ROT 21/3043, ROT 21/3809 en ROT 21/3858 zal behandelen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. dr. P.G.J. van den Berg en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
de griffier de voorzitter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: