Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2023:5016

Rechtbank Rotterdam
28-02-2023
15-06-2023
651072 / HA RK 23-45
Burgerlijk procesrecht
Wraking

Wrakingsverzoek afgewezen. Op grond van artikel 24 Rv behoort het tot de taak van de rechter om de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd te onderzoeken en daarop te beslissen. Blijkens de stukken heeft eiseres haar vordering gegrond op de Zorgverzekeringswet. Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat de rechter deze grondslag heeft voorgehouden waarna de gemachtigden van verzoeker de rechter hebben gewraakt. De enkele omstandigheid dat de rechter een wettelijk toetsingskader voorhoudt, rechtvaardigt niet de conclusie dat vrees voor partijdigheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De rechter heeft immers met het enkel voorhouden van de grondslag van de vordering geen oordeel gegeven over de toewijsbaarheid van die vordering.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer

zaaknummer: C/10/651072 / HA RK 23-45

Beslissing van 28 februari 2023

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[naam verzoeker] ,

wonende te [woonplaats]

hierna te noemen: verzoeker,

gemachtigden [naam] en [naam] ,

strekkende tot de wraking van

mr. V.F. Milders,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

1 De procedure

1.1.

Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer 10098110CV EXPL 22-28357. Die zaak betreft een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen als eiseres en verzoeker als gedaagde. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.

1.2.

Het verloop van de procedure blijkt verder uit:

- het wrakingsverzoek van verzoeker, op 13 januari 2023 mondeling gedaan tijdens de mondelinge behandeling van de hiervoor onder 1.1. genoemde zaak.

1.3.

Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en zijn hiervoor genoemde gemachtigden verschenen. De rechter had voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Verzoeker heeft - kort en zakelijk weergegeven - aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter als kantonrechter niet bevoegd is om het bestuursrecht toe te passen, doch enkel het civiel recht. Door de toepassing van het bestuursrecht is er sprake van partijdigheid zijdens de rechter. Nu er sprake is van een vermeende schuld is artikel 1:1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing en geen bestuursrechtelijke regelgeving.

2.2.

De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Bij de onderbouwing van de civiele vordering is onder andere verwezen naar de Zorgverzekeringswet. Indien dat voor de beoordeling van de vordering van belang is, kan en moet de rechter de Zorgverzekeringswet toepassen ongeacht of het nu een bestuursrechtelijke regeling is of niet. Hoe die toepassing zich verhoudt tot de eventuele toewijsbaarheid van de vordering is daarbij volledig in het midden gebleven. Er is geen sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter een vooringenomenheid jegens de verzoeker koestert dan wel dat die bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3 De beoordeling

3.1.

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.

3.2.

De omstandigheid die verzoeker heeft aangevoerd biedt geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.

3.3.

Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheid, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.

3.4.

De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt als volgt. In dit verband wordt vooropgesteld dat op grond van artikel 24 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het tot de taak van de rechter behoort om de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd te onderzoeken en daarop te beslissen. Blijkens de stukken heeft eiseres haar vordering gegrond op de Zorgverzekeringswet.

Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat de rechter deze grondslag heeft voorgehouden waarna de gemachtigden van verzoeker de rechter hebben gewraakt. De enkele omstandigheid dat de rechter een wettelijk toetsingskader voorhoudt, rechtvaardigt niet de conclusie dat vrees voor partijdigheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De rechter heeft immers met het enkel voorhouden van de grondslag van de vordering geen oordeel gegeven over de toewijsbaarheid van die vordering. Al zou de rechter zijn toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de vordering waarbij hij bij de beoordeling daarvan de toepasselijke wetgeving kenbaar zou hebben gemaakt, dan levert dit niet een omstandigheid op waaruit de schijn van vooringenomenheid kan blijken.

3.5.

Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter ten aanzien van hem vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.

4 De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek tot wraking af.

Deze beslissing is gegeven door mr. E.I. Mentink, voorzitter, mr. K.A. Baggerman en mr. M. de Geus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier. Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. M. de Geus in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier en door hen ondertekend.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.