7.
Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was in 2014, als financieel directeur van [medeverdachte rechtspersoon01], betrokken bij de besluitvorming om het zeeschip [naam schip01] ter sloop over te brengen naar Aliaga (Turkije) zonder dat hiervoor de kennisgevingsprocedure werd gevolgd die de EVOA voorschrijft.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het slopen van schepen grote risico’s met zich brengt voor mens en milieu en dat dit om die reden zorgvuldig dient te gebeuren. Het is ook algemeen bekend dat niet bij alle sloopwerven de noodzakelijke voorzieningen worden getroffen ter bescherming van het milieu en de arbeidsomstandigheden. In algemene zin kan gesteld worden dat de werven waarbij de kosten het laagst zijn en (dus) de opbrengst het hoogst de minste voorzieningen kennen, waarmee de beslissing over de vraag waar een schip te laten slopen altijd ook een sterke financiële component heeft.
Het hoofddoel van de EVOA is de bescherming van het milieu. Meer in het bijzonder moet gezorgd worden voor een veilig en milieuvriendelijk beheer van het slopen van schepen, teneinde de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen.
De kennisgevingsprocedure zoals de EVOA voorschrijft is van essentieel belang voor het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen in overeenstemming met dit hoofddoel, omdat de bevoegde autoriteiten zich daardoor goed op de hoogte kunnen stellen en alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. Daarbij zorgt deze procedure voor de mogelijkheid voor de autoriteiten om op goede gronden bezwaar te maken tegen de overbrenging.
Zoals eerder is overwogen, is de verdachte zich bewust geweest van het bestaan van de EVOA en de daarin vervatte kennisgevingsprocedure. De verdachte heeft, net zo bewust, gekozen om die procedure niet te volgen door hierbij te welwillend te varen op de hiervoor reeds door de rechtbank verworpen gedachte dat, indien een schip, nadat besloten is tot sloop daarvan, een haven buiten de Europese Unie aandoet, de EVOA niet van toepassing zou zijn. De verdachte heeft zich bij de beslissing om de procedure niet te volgen voornamelijk laten leiden door financiële motieven. Juist van de verdachte als bestuurder van een grote onderneming, die mede (eind)verantwoordelijkheid draagt voor de bedrijfsvoering, mag verwacht worden dat hij bij het uitvoeren van zijn taak naast de bedrijfseconomische consequenties van zijn beslissingen ook oog heeft voor de bijkomende maatschappelijke gevolgen zoals mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de arbeiders op de sloopwerven.
De verdachte heeft zich geschaard achter de woorden van zijn medeverdachte en voormalig bestuurscollega [medeverdachte01] , inhoudende dat alleen het beste goed genoeg was voor [medeverdachte rechtspersoon01] en dat zij juist voorop wensten te lopen, ook op het gebied van de bescherming van mens en milieu. De rechtbank heeft oog voor de inspanningen van de verdachte op dit punt, maar ziet ook dat deze plaatsvinden vanuit het perspectief van wat bedrijfseconomisch verantwoord is. Dit is niet altijd voldoende. In dit geval heeft de bedrijfseconomisch verantwoorde keuze er immers toe geleid dat de EVOA niet kon worden gehandhaafd, nu het doel van de kennisgevingsprocedure niet kon worden bereikt doordat de verdachte als gevolg van zijn keuze het toezicht op de overbrenging en de sloop onmogelijk heeft gemaakt.
Het is, aan de andere kant, ook niet terecht om te stellen dat de verdachte geen enkel oog heeft gehad voor de belangen van het milieu en dat van meet af aan werd aangekoerst op de zo goedkoop mogelijke sloop van het schip. Uit het dossier blijkt juist dat de bij de sloop betrokken partijen, waaronder de verdachte, de sterke voorkeur hadden voor een zo ‘groen’ mogelijke sloop. Hiertoe is een bezoek gebracht aan de werf in Aliaga en is een rapport opgesteld dat overwegend positief oordeelde over de werf aldaar. Ook uit overigens ingewonnen informatie bleek dat de werf haar zaken goed op orde had. Zo liet bijvoorbeeld ook de Nederlandse Marine er schepen demonteren.
De rechtbank heeft bij de op te leggen strafmodaliteit en -hoogte rekening te houden met hetgeen de EVOA op dat punt voorschrijft, te weten dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- het doel van de overtreden bepaling;
- de a-typische aard van een schip als afvalstof hetgeen ook door de wetgever is onderkend gelet op de daarvoor specifiek opgestelde regelingen (Verordening (EU) Nr. 1257/2013, 20 november 2013 inzake scheepsrecycling en het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen van 2009);
- de door de verdachte zelf in acht genomen zorg voor bescherming van gezondheid van mens en milieu, door eigen controle van de sloopwerf;
- het ontbreken van een strafblad;
- een ruime overschrijding van de redelijke termijn (4 jaren) als bedoeld in artikel 6 van het EVRM;
en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden om een voorwaardelijke geldboete op te leggen van € 2.500,00. Deze voorwaardelijke straf is er op gericht de verdachte te doordringen van het belang van de mogelijkheid van controle bij de overbrenging van afvalstoffen door de daartoe bevoegde autoriteiten en te voorkomen dat hij die controle in de toekomst nogmaals zal omzeilen.
10.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
€ 2.500,00 (vijfentwintighonderd euro)
, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
35 dagen
hechtenis;
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zal vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, niet naleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 juni 2023.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[Daniëlla]
[medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon03] ,
in of omstreeks de periode van 24 oktober 2013 tot en met 6 maart 2014,
te Rotterdam en/of te Schiedam en/of Vlissingen, in elk geval in Nederland
en/of te Frankrijk,
in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35, sub a
en/of b van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen,
door (een) afvalstof(fen) bestemd voor nuttige toepassing, te weten een schip
genaamd [naam schip01] ,
in welk schip aanwezig was (onder andere) staal en/of stook- en/of dieselolie
en/of bilge-olie en/of fuel olie en/of sludge en/of (lood)accu's en/of (een)
koelinstallatie(s) met daarin chloorfluorkoolwaterstoffen (freon) en/of tl
buizen,
zijnde, dat schip,
een afvalstof die niet onder één code van bijlage III, IV of IV A van die
verordening is ingedeeld,
over te brengen van Nederland en/of Frankrijk naar Turkije,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming
van alle bevoegde betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening;
tot welk feit verdachte,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opdracht heeft gegeven,
en/of
aan welke verboden gedraging verdachte,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2013 tot en met 6 maart 2014,
te Rotterdam en/of te Schiedam en/of Vlissingen, in elk geval in Nederland,
en/of te Frankrijk,
in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35, sub a
en/of b van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen,
door (een) afvalstof(fen) bestemd voor nuttige toepassing, te weten een schip
genaamd [naam schip01] ,
in welk schip aanwezig was (onder andere) staal en/of stook- en/of dieselolie
en/of bilge-olie en/of fuel olie en/of sludge en/of (lood)accu's en/of (een)
koelinstallatie(s) met daarin chloorfluorkoolwaterstoffen (freon) en/of tl
buizen,
zijnde, dat schip,
een afvalstof die niet onder één code van bijlage III, IV of IV A van die
verordening is ingedeeld,
over te brengen van Nederland en/of Frankrijk naar Turkije,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming
van alle bevoegde betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening;
2
[ [naam schip02] ]
[medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02] ,
in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 28 april 2015,
te Schiedam, in elk geval in Nederland en/of te Spanje,
in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35, sub a
en/of b van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen,
door (een) afvalstof(fen) bestemd voor nuttige toepassing,
te weten een schip genaamd [naam schip02] ,
in welk schip aanwezig was (onder andere) staal en/of stook- en/of dieselolie
en/of bilge-olie en/of fuel olie en/of sludge en/of (lood)accu's en/of (een)
koelinstallatie(s) met daarin chloorfluorkoolwaterstoffen (freon) en/of tl
buizen en/of asbest,
zijnde, dat schip,
een afvalstof die niet onder één code van bijlage III, IV of IV A van die
verordening is ingedeeld,
over te brengen van Spanje naar Turkije,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming
van alle bevoegde betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening;
tot welk feit verdachte,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opdracht heeft gegeven,
en/of
aan welke verboden gedraging verdachte,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 28 april 2015,
te Schiedam, in elk geval in Nederland en/of te Spanje,
in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35, sub a
en/of b van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen,
door (een) afvalstof(fen) bestemd voor nuttige toepassing,
te weten een schip genaamd [naam schip02] ,
in welk schip aanwezig was (onder andere) staal en/of stook- en/of dieselolie
en/of bilge-olie en/of fuel olie en/of sludge en/of (lood)accu's en/of (een)
koelinstallatie(s) met daarin chloorfluorkoolwaterstoffen (freon) en/of tl
buizen en/of asbest,
zijnde, dat schip,
een afvalstof die niet onder één code van bijlage III, IV of IV A van die
verordening is ingedeeld,
over te brengen van Spanje naar Turkije,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming
van alle bevoegde betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.