12
.Beslissing
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 1;
verklaart bewezen dat de gemeente Tilburg het onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de gemeente Tilburg meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de gemeente Tilburg daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de gemeente Tilburg strafbaar;
veroordeelt de gemeente Tilburg tot een
geldboete van € 250.000,00 (tweehonderdvijftigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Aagaard en J. Knook, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 1 februari 2023.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Zij in of omstreeks de periode 1 maart 2009 tot en met 31 december 2010 te
Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als werkgever, als
bedoeld in artikel 1.1 en/of 1.2 van de Arbeidsomstandighedenwet handelingen
heeft verricht of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de
daarop berustende bepalingen immers heeft zij en/of haar mededader bij het
verrichten van arbeid door één of meer werknemers, als bedoeld in
bovenvermelde artikelen, bestaande uit het schuren van en/of slijpen aan treinen,
in strijd met artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet niet gezorgd voor de
veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met die arbeid
verbonden aspecten, met name de risico’s en de gevaren van schuurstof en/of
verfstof en/of slijpstof en/of heeft zij daartoe geen beleid gevoerd dat was gericht
op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en/of
in strijd met artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het
arbeidsomstandighedenbeleid niet of niet voldoende in een inventarisatie en
evaluatie schriftelijk vastgelegd welke risico's voornoemde arbeid voor de
werknemers met zich bracht, met name de risico’s met betrekking tot schuur-
en/of verfstof en/of slijpstof, welke risico-inventarisatie en -evaluatie tevens een
beschrijving bevatte van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de
risico's voor bijzondere categorieën van werknemers, te weten de deelnemers aan
het tROM project en/of
in strijd met artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat
de werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten
werkzaamheden bij het schuren van en/of slijpen aan treinen en de daaraan
verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht waren deze
risico's te voorkomen of te beperken en/of er niet of niet voldoende voor heeft
gezorgd dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken
aangepast onderricht werd verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden
en/of - terwijl persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de
werknemers werden gesteld - er niet of niet voldoende voor heeft gezorgd dat de
werknemers op de hoogte waren van hun doel en werking en de wijze waarop zij
deze dienden te gebruiken en/of niet, in elk geval niet voldoende heeft toegezien
op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of
beperken van de in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik
van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of
in strijd met artikel 4.1b. van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl voormelde
werknemers werden of konden worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, te
weten schuurstof en/of verfstof en/of slijpstof, bevattende lood- en of
loodverbindingen en/of zinkverbindingen en/of fijnstof, niet gezorgd voor een
doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van die werknemers
en/of
in strijd met artikel 4.1c van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl arbeid
werd verricht waarbij werknemers werden of konden worden blootgesteld aan
voormelde gevaarlijke stoffen, niet in het kader van artikel 3 van de wet de
blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of
geminimaliseerd door
- het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek en/of
- gebruik te maken van adequate arbeidsmiddelen en/of
- de mate en duur van de blootstelling te minimaliseren en/of
- de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht te
nemen en/of
- passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de
veilige behandeling op de werkplek van afvalstoffen die gevaarlijke stoffen
bevatten en/of
in strijd met artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl werknemers
werden of konden worden blootgesteld aan voormelde gevaarlijke stoffen,
ongeacht of met deze stoffen daadwerkelijk arbeid werd of zou worden verricht,
niet, in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5
van de wet, de aard, de mate en de duur van die blootstelling beoordeeld teneinde
de gevaren voor de werknemers te bepalen, in ieder geval met betrekking tot de
aard van de blootstelling niet vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers
werden of konden worden blootgesteld, wat de gevaren waren die aan die stoffen
waren verbonden, in welke situaties blootstelling zich kon voordoen en op welke
wijze blootstelling kon plaatsvinden en/of
in strijd met artikel 4.10a van het Arbeidsomstandighedenbesluit niet iedere
werknemer, die voor de eerste keer kon worden blootgesteld aan gevaarlijke
stoffen, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór
de aanvang van de werkzaamheden waarbij blootstelling kon ontstaan een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
in strijd met artikel 4.10d van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl arbeid
werd verricht waarbij werknemers werden of konden worden blootgesteld aan
gevaarlijke stoffen, niet in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting
en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan de aard
van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid en/óf de te treffen
voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot een zo
laag mogelijk niveau en/of de hygiënische maatregelen en/of het dragen en
gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen;
terwijl daardoor, naar zij en/of haar mededader wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of
meer werknemers ontstond of te verwachten was;
2
Zij in de periode 1 maart 2009 tot en met december 2010 te Tilburg, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, terwijl zij en/of haar mededader
beroepshalve één of meer stoffen, te weten lood en/of loodverbindingen en/of
zink en/of zinkverbindingen en/of een preparaat, te weten een mengsel of
oplossing van die stoffen en/of andere stoffen bewerkte(n) door het schuren van
verflagen en/of primerlagen van treinen, in welke verflagen en/of primerlagen die
stof(fen) en/of dat preparaat aanwezig waren, terwijl zij en/of haar mededader
wist(en) of redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat door haar/hun
handelingen met die stof(fen) of dat preparaat gevaren konden optreden voor de
gezondheid van de mens of voor het milieu, opzettelijk niet alle maatregelen
heeft/hebben genomen, die redelijkerwijs van haar en/of haar mededader konden
worden gevergd, teneinde die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.