2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 6 april 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft over een monstername in het kader van risicogebaseerd toezicht op reinigings- en ontsmettingsplaatsen op de locatie van eiseres onder meer het volgende.
“Datum van de bevinding: 6 april 2021.
Op 11 maart 2021 omstreeks 11.00 uur is er in het kader van reguliere inspecties van de R&O-unit voor veevervoermiddelen een monster, met uniek nummer 41588744, genomen van de gebruikte desinfectie oplossing P3 Incidin 03, met toelatingsnummer 8688N, afkomstig uit spuitlans, kleine wasplaats. De monstername is uitgevoerd conform het NVWA werkvoorschrift 'Monsterneming ontsmettingsmiddelmonsters R&O (MONO1-16)'. Tevens is er een contramonster, met uniek nummer 41588752, genomen (zie bijlage Monsterrelaas Ontsmettingsmiddelmonster, met laboratorium nr. 87250784).
Het genomen monster is onderzocht bij het Chemisch en Microbiologisch Productveiligheid Laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit te Groningen. Uit het laboratoriumrapport (zie Incidenteel monster verslag met ISI nr. LDD20116-87250784) blijkt dat de onderzochte desinfectievloeistof P3-incidin 03 een te lage dosering heeft, welke niet overeenkomt met de wettelijk voorgeschreven dosering in transportmiddelen voor dieren, zoals gesteld door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden bij de toelating van dit middel.
Overtreding:
Hieruit bleek mij dat de eigenaar of exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats, als professionele gebruiker, er geen zorg voor heeft gedragen dat de voor de desinfectie in transportmiddelen beschikbare (PT03-)biocide wordt toegepast, zoals opgenomen in het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing, die bij de toelating van dit middel door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is vastgesteld.
Deze handeling is in strijd met artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, gelet op artikel 17, vijfde lid, juncto artikel 22, eerste lid, van Verordening (EU) Nr. 528/2012.
Deze bevindingen worden [eiseres] aangerekend.
[…]
Ik bracht de heer [naam], als bedrijfsleider van [eiseres], van mijn bevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.”
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: “Het niet voldoen aan de voorwaarden voor toelating en aan de etiketterings- en verpakkingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van Verordening 528/20121.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 43, eerste lid, van de Wgb. Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-.