Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2024:12023

Rechtbank Rotterdam
04-12-2024
04-12-2024
10-026139-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Vrijspraak van het ten laste gelegde doxing (artikel 285d Sr). Ten tijde van het plaatsen van berichten op Twitter was doxing nog niet strafbaar. Voor de vaststelling dat de verdachte door na te laten deze berichten na strafbaarstelling van doxing te verwijderen deze opnieuw, of nog steeds, heeft verspreid met het oogmerk van doxing biedt het dossier onvoldoende bewijs.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Meervoudige kamer strafzaken

Parketnummer: 10.026139.24

Datum uitspraak: 4 december 2024

Datum zitting: 20 november 2024

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].

Officier van justitie: mr. J.M. Bonnes

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie - samengevat - beschuldigd van doxing. Doxing komt neer op een handeling waarbij identificerende informatie over iemand wordt verspreid met het doel iemand bang te maken, overlast te bezorgen of in zijn beroep te hinderen. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:

in de periode van op of omstreeks 1 januari 2024 tot en met 31 januari 2024 te [pleegplaats], althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, een of meer persoonsgegevens van een ander en/of een derde, te weten een foto, het (vermeende) adres en/of het (vermeende) telefoonnummer van [initialen] en/of de naam, een foto en/of de naam van de werkgever van een broer van die [initialen], (onder vermelding van een strafzaak waarbij die [initialen] als officier van justitie betrokken is) heeft verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld door middel van het zichtbaar houden van (een) bericht(en) (met deze inhoud) op zijn, verdachtes, X-account, althans op een X-account dat bij verdachte in beheer is,

met het oogmerk om die [initialen]

  • -

    vrees aan te (laten) jagen en/of

  • -

    ernstige overlast aan te (laten) doen en/of

  • -

    in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,

terwijl dit feit werd gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van rechterlijk ambtenaar.

Bewijs

Vordering officier van justitie

De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.

Beoordeling

Twitterberichten

De verdachte heeft in de maand december van 2023 een aantal Twitterberichten (thans X geheten) gepost. Deze berichten stonden op 5 januari 2024 nog steeds online en hadden de navolgende inhoud:

22 december 2023

“Officier van justitie [naam] ( [naam vereniging] [jaartal] ) is de broer van [naam] [werkgever broer].”

Onder dit bericht zijn vier afbeeldingen geplaatst, inhoudende foto’s van de officier van justitie [naam], vermelding van zijn vermeende adres, postcode en telefoonnummer en de tekst: “Officier van Justitie mr. [naam] ([leeftijd]) brengt complotdenkers die over de schreef gingen voor de rechter. Meer dan”

23 december 2023

“Officier van justitie [naam] ( [naam vereniging] [jaartal] & broer van [naam] [werkgever broer] moet [kamerlid] ophangen.”

Onder dit bericht zijn foto’s geplaatst van zowel de officier van justitie [naam] als diens broer [naam]. Achter een van de afbeeldingen van [naam] is zijn vermeende adres, postcode en telefoonnummer vermeld.

Doxing

Op 1 januari 2024 is artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in werking getreden. Dit artikel stelt - onder meer - strafbaar, het verspreiden of anderszins beschikbaar stellen van iemands persoonlijke informatie, zoals adres, telefoonnummer, paspoort, werkgever, gegevens van familie en foto’s van iemands kinderen, met als doel die persoon te intimideren.

Voor strafbaarheid van doxing is vereist dat degene die zich de persoonlijke gegevens verschaft, deze verspreidt of anderszins ter beschikking stelt (hierna samen aan te duiden als: verspreiden). Dat zijn gedragingen die opzet impliceren. Het verspreiden moet zijn gedaan met het oogmerk om een ander vrees aan te jagen, ernstige overlast aan te (laten) doen of ernstig te hinderen in zijn beroepsuitoefening. Aan het oogmerkvereiste, wat de zwaarste opzetvorm is, is voldaan als de verdachte op het moment van die gedraging die bedoeling heeft dan wel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft beseft dat het noodzakelijke gevolg van zijn handeling is, dat het slachtoffer vrees zal worden aangejaagd, ernstige overlast zal worden aangedaan of in de uitoefening van zijn ambt of beroep zal worden gehinderd (hierna: het oogmerk).

Concreet

In de delictsomschrijving van doxing staat met het verspreiden als strafbare gedraging een fysieke handeling centraal en in beginsel dus niet een nalaten (een niet doen).1 De vraag die tegen die achtergrond in deze zaak aan de orde is, is of de verdachte zich aan doxing schuldig heeft gemaakt door na het ingaan van de strafbaarstelling van dit feit per 1 januari 2024, na te laten om de vóór de strafbaarstelling geplaatste berichten te verwijderen.

De officier van justitie is op de zitting uitvoerig ingegaan op de vraag of het niet verwijderen van eerder geposte persoonsgegevens valt binnen de reikwijdte van ‘verspreiden’ als bedoeld in artikel 285d Sr. Zij concludeert dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat er ten aanzien van vóór 1 januari 2024 geposte persoonsgegevens géén sprake meer zou zijn van een strafbaar feit - kort gezegd - omdat die persoonsgegevens nog steeds online te vinden zijn en verder verspreid kunnen worden. Als dit anders zou zijn dan zouden politie en justitie geen grondslag hebben om hiertegen op te treden.

Ter onderbouwing van dit standpunt noemt de officier van justitie verschillende uitspraken die (deels) zien op andere strafbepalingen en leerstukken. Met die voorbeelden scheert de officier van justitie langs de kern van waar het in deze zaak om draait, te weten de situatie waarin het aan de verdachte verweten handelen niet strafbaar was en na de strafbaarstelling op 1 januari 2024 dat mogelijk wel was. Eén voorbeeld waarin een vergelijking met de offline-wereld wordt gemaakt is wel treffend: het door een verdachte plaatsen van een poster achter het raam van zijn woning. Met het laten hangen van de poster, terwijl hij weet dat voorbijgangers dagelijks naar de poster kunnen kijken, wordt de inhoud van de poster (iedere dag weer) verspreid.

Toch ziet de rechtbank een essentieel verschil met deze zaak. Dat verschil raakt een belangrijke voorwaarde voor strafbaarheid van doxing. Voor strafbaarheid is vereist dat een verdachte bij het verspreiden het voornoemde oogmerk moet hebben. In het voorbeeld van de poster met strafbare teksten daarop zal de persoon die de poster heeft opgehangen zelf ook iedere dag geconfronteerd worden met de poster en zal hij iedere dag opnieuw ervoor kiezen om de poster te laten hangen zodat voorbijgangers, opnieuw en ook steeds, kennis kunnen nemen van de inhoud ervan. Het nalaten de poster te verwijderen wordt daarmee een bijna actieve handeling die kan worden geduid als (opnieuw) verspreiden met meergenoemd oogmerk. Dat ligt anders bij het plaatsen van berichten op een sociale netwerk website als Twitter waar dagelijks vele berichten worden geplaatst waarmee de verzender niet steeds opnieuw (dagelijks) wordt geconfronteerd.

Kort en goed. Toen de verdachte de berichten plaatste was dat verspreiden niet strafbaar. Voor de vaststelling dat de verdachte door na te laten deze berichten na 1 januari 2024 te verwijderen deze opnieuw, of nog steeds, heeft verspreid met meergenoemd oogmerk biedt het dossier onvoldoende bewijs. Het kleurloze - niet actieve - nalaten de berichten te verwijderen staat ver af van het fysiek verspreiden. Dit brengt met zich dat het oogmerk hieruit in dit geval niet kan worden afgeleid of dat kan worden aangenomen dat dit - vanaf het eerste verspreiden - steeds is blijven bestaan. Daarvoor is ‘oogmerk’ een te hoge (opzet)drempel. Andere bewijsmiddelen voor het bestaan van oogmerk bij de verdachte - bij het nalaten - zijn niet voorhanden. Dat de verdachte ten tijde van het plaatsen van de berichten in december 2023 mogelijk wist dat doxing per 1 januari 2024 strafbaar zou worden, is als bewijsbasis voor het oogmerk echt onvoldoende.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door:

J.H. Janssen, voorzitter,

en D.C.J. Peeck en J. de Lange, rechters,

in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 4 december 2024.

1 Zie over dit type (commissie)delicten: J. de Hullu en P.H.P.H.M.C. van Kempen , Materieel strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2024, p. 87.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.