Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [Naam] tegen de brief van de secretaris van 10 juni 2024 (de brief). In de brief is [Naam] meegedeeld dat zijn bezwaar tegen de brief van 6 mei 2024, waarbij is vermeld dat de Wet open overheid (Woo) niet van toepassing is op zijn verzoek om openbaarmaking van stukken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ongegrond is verklaard.
2. [Naam] heeft – in overeenstemming met de beroepsclausule die in de brief is opgenomen – beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag. De griffier van die rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de rechtbank.
3. Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
4. Uit artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woo volgt dat de Woo van toepassing is op de Raad van State, tenzij de Raad het koninklijk gezag uitoefent, en met uitzondering van de Afdeling. Nu door [Naam] is verzocht om openbaarmaking van gegevens over (voorgenomen) uitspraken van de Afdeling is de Woo dus niet van toepassing. Omdat de Raad van State en zijn Afdelingen op grond van art. 1:1, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb voorts geen bestuursorgaan zijn, kan de secretaris geen besluit nemen als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit betekent niet alleen dat de eerdere brief van 6 mei 2024 geen besluit oplevert, maar voorts dat de brief geen besluit op bezwaar is als bedoeld in artikel 7:1, tweede lid, van de Awb. Omdat er – anders dan partijen veronderstellen – in deze zaak dus geen enkele beslissing van een bestuursorgaan voorligt, is de bestuursrechter niet bevoegd kennis te nemen van het beroep (vgl. ECLI:NL:RVS:2017:3318 en ECLI:NL:RVS:2023:3391).
5. Omdat de rechtbank onbevoegd is, is afgezien van het heffen van griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.