1
[gedaagde01] ,
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Rijnierse te Amsterdam,
2.
[gedaagde02] , HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam01] , IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [gedaagde01]
,
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
die niet is verschenen,
3.
[gedaagde03]
,
statutair gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Rijnierse te Amsterdam.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘de President’, ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] q.q.’ en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd. De gedaagden worden hierna samen (in meervoud) ‘ [gedaagden] ’ genoemd.
2
De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] heeft het boek ‘[titel01]’ geschreven. [gedaagde03] , waarvan de vrouw van [gedaagde01] enig aandeelhouder en bestuurder is, heeft het boek in fysieke vorm (hardcopy) uitgegeven. De President staat op de voorkant van het boek afgebeeld en daarnaast staat de President op pagina elf van het boek afgebeeld onder de kop “de hoofdrolspelers”. De voorkant en pagina 11 van het boek zien er als volgt uit, waarbij de naast de President afgebeelde personen en hun namen zijn afgeschermd in verband met hun privacy:
[AFBEELDINGEN VAN DE VOORKANT EN PAGINA 11 VAN HET BOEK]
2.2.
Volgens de President wekt de publicatie van zijn portret in de door [gedaagde01] in het boek geschetste context ten onrechte de suggestie dat de President corrupt zou zijn en/of zou meewerken aan corruptie. Daarom eist de President in deze zaak – samengevat weergegeven – om (1) [gedaagden] een publicatieverbod op te leggen voor het boek in de huidige vorm, (2) [gedaagde01] en [gedaagde02] q.q. te veroordelen om alle berichten met het portret van de President in het kader van het boek van de LinkedIn-pagina van [gedaagde01] en al zijn verdere (sociale) media accounts te verwijderen en verwijderd te houden, (3) [gedaagden] te veroordelen een aantal rectificaties te laten plaatsen, (4) [gedaagden] te veroordelen om opgave te doen van de contactgegevens van de professionele afnemers van het boek in de huidige vorm en (5) [gedaagden] te bevelen tot terugroeping uit het handelsverkeer en vernietiging van het boek in de huidige vorm, alles op straffe van een dwangsom.
2.3.
[gedaagde01] en [gedaagde03] zijn het niet eens met de eis van de President. In de eerste plaats is de President niet-ontvankelijk voor zover hij zijn eis als president van Suriname heeft ingesteld. Verder heeft de President onvoldoende spoedeisend belang en leent de zaak zich niet voor een kort geding. Tot slot wordt de President in het boek helemaal niet in verband gebracht met corruptie en maakt het boek dus geen (ongerechtvaardigde) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de President.
2.4.
De voorzieningenrechter wijst de eisen af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter
2.5.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat de President in Suriname woont en [gedaagden] in Nederland wonen/gevestigd zijn. Hoewel geen van partijen zich op het standpunt stelt dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van deze zaak kennis te nemen, moet de voorzieningenrechter dat ambtshalve beoordelen.
2.6.
De voorzieningenrechter is bevoegd om van deze zaak kennis te nemen. [gedaagden] hebben hun woonplaats namelijk in Nederland (meer specifiek: in het arrondissement van de Rechtbank Rotterdam) en in een zaak als deze is de rechter van de woonplaats van de gedaagden bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
1
Verstekverlening tegen [gedaagde02] q.q.
2.7.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen [gedaagde02] q.q. [gedaagde02] q.q. is namelijk niet verschenen op de mondelinge behandeling op 21 februari 2024 en bij de oproeping van [gedaagde02] q.q. in deze zaak zijn alle wettelijke termijnen en regels in acht genomen. Verder heeft de voorzieningenrechter een brief van de gemachtigde van [gedaagde02] q.q. ontvangen, waaruit blijkt dat zij op de hoogte is van de zitting en niet wil komen.
De President is ontvankelijk in deze zaak
2.8.
[gedaagde01] en [gedaagde03] hebben geen belang bij hun verweer dat de President voor zover hij zijn eis heeft ingesteld in zijn hoedanigheid als president van Suriname niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ter zitting is immers duidelijk gemaakt dat de President niet heeft bedoeld om namens de staat Suriname op te treden. Met de vermelding van de hoedanigheid is alleen verwezen naar het ambt dat hij bekleedt. De voorzieningenrechter gaat daarom voorbij aan dit verweer.
2.9.
Het spoedeisend belang van de President volgt uit de aard van de door hem gevraagde voorzieningen, waaronder – met name – het publicatieverbod en het plaatsen van rectificaties. Gebleken is, dat de eerste druk van het boek is uitverkocht. Er wordt echter een iets gewijzigde nieuwe uitgave verwacht (daarop wordt hierna teruggekomen). De voorzieningenrechter begrijpt de eisen van de President zo, dat die ook zijn gericht tegen de nieuwe uitgave van het boek van [gedaagde01] . Aangezien [gedaagde01] al een nieuwe druk van dat boek heeft besteld, is dus nog steeds sprake van een spoedeisend belang bij een publicatieverbod. Dat het laten plaatsen van rectificaties mogelijk zorgt voor een Barbara Streisand-effect, zoals [gedaagde01] en [gedaagde03] hebben aangevoerd, betekent niet dat de President geen spoedeisend belang heeft bij het laten plaatsen van rectificaties. De President mag de mogelijke gevolgen van een rectificatie zelf afwegen. Als het publicatieverbod wordt toegewezen, heeft de President er voldoende spoedeisend belang bij dat ook rectificaties worden geplaatst.
2.10.
De zaak is niet zo complex dat deze niet geschikt is om in kort geding te behandelen. Dat verweer van [gedaagde01] en [gedaagde03] gaat daarom ook niet op.
Een paar opmerkingen vooraf
2.11.
Voordat de voorzieningenrechter aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak toekomt, is het van belang om een paar opmerkingen te maken.
2.12.
De advocaat van de President heeft tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk gezegd dat de eisen van de President alleen betrekking hebben op wat zich op het grondgebied van Nederland afspeelt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de eisen van de President ook in dat licht begrijpt en beoordeelt; alles wat de President aanvankelijk heeft geëist dat betrekking heeft op grondgebied buiten Nederland (zoals bijvoorbeeld de zinsnede van de eis onder I. “
(…) te verbieden om het boek (…) in Nederland
en of in het buitenland
te (laten) publiceren (…)
”, onderstreping voorzieningenrechter) beschouwt de voorzieningenrechter als ingetrokken en wordt dus niet in de beoordeling van de zaak betrokken.
2.13.
De President verwijst in de dagvaarding naar “het boek” als zijnde het digitale en fysieke boek (ook wel aangeduid als hardcopy) met de titel ‘[titel01]’. [gedaagde01] heeft van dit boek inmiddels een tweede druk besteld, waarbij op de voorkant achter het eerste deel van de titel een vraagteken is geplaatst; de iets gewijzigde titel luidt dus ‘[titel02]’. De voorzieningenrechter begrijpt de eisen van de President zo, dat die eisen zijn gericht tegen zowel het boek van [gedaagde01] met de titel ‘[titel01]’ als de nieuwe, verwachte uitgave van het boek van [gedaagde01] met de titel ‘[titel02]’.
2.14.
[gedaagde01] en [gedaagde03] erkennen dat zij de schrijver respectievelijk uitgever zijn van het fysieke boek in de twee hiervoor beschreven versies. Gebleken is, dat er ook een digitale versie op internet circuleert. De President gaat ervanuit dat deze ook afkomstig is van [gedaagde01] en [gedaagde03] , maar zij ontkennen dat. Zij stellen dat het hier een illegaal online verspreid PDF-bestand betreft, waarmee zij niets te maken hebben en wat zij ook betreuren; zij ontvangen daarvoor geen enkele vergoeding en het bestaan van die versie is schadelijk voor de verkoopcijfers van het fysieke boek.
Omdat de President niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde01] en [gedaagde03] verantwoordelijk zijn voor deze online versie gaat de voorzieningenrechter er, gelet op het verweer, vanuit dat [gedaagde01] en [gedaagde03] niet de makers en/of de verantwoordelijken zijn voor de online versie. Het volgende ziet daarom alleen op het fysieke boek.
Het inhoudelijke toetsingskader
2.15.
Voor de inhoudelijke beoordeling van deze zaak stelt de voorzieningenrechter het volgende toetsingskader voorop.
2.16.
In deze zaak is sprake van een botsing tussen grondrechten, aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde01] en aan de andere kant het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de President. Portretrecht is een wezenlijk onderdeel van dat laatste recht en houdt het recht van de persoon in om het gebruik en de publicatie van zijn portret te controleren.
2
De voorzieningenrechter moet alle relevante omstandigheden van het geval afwegen om te bepalen welke van deze rechten in dit geval zwaarder weegt. Bij deze afweging geldt als uitgangspunt dat aan geen van beide rechten voorrang toekomt. Bovendien brengt het oordeel dat één van beide rechten zwaarder weegt dan het andere recht mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM, dan wel artikel 10 lid 2 EVRM. Als gebruik wordt gemaakt van herkenbare beelden – zoals in deze zaak het geval is – is in het kader van deze afweging niet van belang dat, naast de schending van de persoonlijke levenssfeer, ook schending van het portretrecht aan de eis ten grondslag wordt gelegd.
3
De gestelde schending van het portretrecht ziet hier immers alleen op de schending van de persoonlijke levenssfeer van de President. Voor zover van belang gaat artikel 8 EVRM boven artikel 21 Auteurswet. Niet terzake doet dat het hier gaat om een door anderen dan [gedaagden] in opdracht gemaakte staatsiefoto.
2.17.
Daarnaast moet de voorzieningenrechter de situatie beoordelen zoals die op dit moment is.
4
Dat betekent concreet dat de voorzieningenrechter moet meewegen dat de titel van het boek inmiddels is gewijzigd en dat de link met de oude titel van het boek inmiddels van de LinkedIn-pagina van [gedaagde01] is verwijderd, zoals [gedaagde01] onweersproken heeft gezegd.
2.18.
[gedaagde01] snijdt in het boek een onderwerp van openbaar belang aan dat actueel is voor Suriname, namelijk corruptie in regeringskringen en door vooraanstaande/bekende personen (“op het hoogste niveau”). Om het publiek te informeren over of te waarschuwen voor misstanden zoals vermeende wandaden van de overheid mag [gedaagde01] tot op zekere hoogte overdrijven of zelfs provoceren; dat is journalistieke vrijheid. Er is weinig ruimte voor beperkingen van het debat over aangelegenheden van openbaar belang en dat heeft tot gevolg dat een hoog niveau van bescherming aan de vrijheid van meningsuiting wordt toegekend; de rechter beschikt in zo’n geval over een bijzonder kleine “margin of appreciation”. De mogelijke ernst van bepaalde uitlatingen doet niets af aan het recht op een hoog niveau van bescherming, gezien het bestaan van een kwestie van openbaar belang.
5
Dit brengt mee dat de President onder omstandigheden moet gedogen dat zijn portret wordt gebruikt in/op een publicatie over corruptie in Suriname, zoals het boek.
2.19.
Daar komt bij dat de grenzen van toelaatbare kritiek ruimer zijn als het om kritiek op een politicus en staatshoofd gaat, zoals de President. Politici, en zeker staatshoofden, stellen zich namelijk willens en wetens bloot aan een nauwgezet onderzoek van hun woorden en daden door journalisten en het grote publiek en daarom moeten zij een grotere mate van tolerantie aan de dag leggen. Ook dit brengt mee dat de President onder omstandigheden moet gedogen dat zijn portret wordt gebruikt in/op een publicatie over corruptie in Suriname, zoals het boek.
2.20.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze omstandigheden zich voordoen in dit specifieke geval, om de volgende redenen.
Inmiddels is de titel aangepast, zodat die een vraag en geen bewering vormt. Op zichzelf is aannemelijk dat de gemiddelde lezer door de combinatie van het portret van de President op de voorkant met de titel van het boek ‘[titel02]’, zich zal afvragen of de President corrupt is. De door [gedaagde01] en [gedaagde03] ter zitting geschetste eerdere uitlatingen in de media (bijvoorbeeld uitspraken over nepotisme van leden van zijn regering) zullen daar mogelijk aan bijdragen.
2.21.
De President wordt in de tekst van het boek echter niet van corruptie beschuldigd en de suggestie dat hij corrupt is wordt ook niet gewekt. De President heeft bovendien niet gesteld dat de tekst van het boek onrechtmatig is.
Het boek verhaalt wel over andere regeringsambtenaren en personen die in de ogen van [gedaagde01] mogelijk corrupt zijn en levert in dat opzicht een bijdrage aan het publieke debat over corruptie in Suriname; naast de foto van de President staan verder ook twee andere foto’s op de voorkant van het boek.
Dat betekent, dat zich niet voordoet het geval van een ernstige beschuldiging die op geen enkele manier door feiten of zelfs maar expliciete aanwijzingen of vermoedens wordt ondersteund, zoals de President stelt. Het gaat slechts om een voorkant van een boek (met een suggestieve vraag in combinatie met de gewraakte foto) die de lading -de inhoud van het boek- niet dekt.
2.22.
De titel en omslag van een boek worden gebruikt om de aandacht op het boek te vestigen. Dat is bij het algemene publiek bekend. [gedaagde01] heeft in een interview met Quote ook toegegeven dat hij heeft “
gezocht naar een voorpagina die aanslaat
”. Uiteraard waren er andere manieren om de gewenste aandacht voor het boek op te wekken dan het gebruik van deze voorkant, maar het is aan de schrijver en de uitgever om de vorm te kiezen die zij wensen te gebruiken. Belangrijk is echter dat de suggestie in de titel met foto ontkracht wordt bij lezing van het boek.
2.23.
Tegen de achtergrond van het toetsingskader zoals dat is geschetst in 2.16. kan het gebruik van het portret in combinatie met de vraag op de voorkant in deze omstandigheden niet worden aangemerkt als onnodig diffamerend en daarmee buitensporig.
6
Van een publicatieverbod zou een ongewenst chilling effect uitgaan, mede tegen de achtergrond van het uit de winkel halen van het boek in Suriname. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de President weegt in dit geval dus niet zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde01] .
2.24.
De stelling van de President dat hij door de enkele combinatie van zijn portret op de voorkant met een afbeelding van een pistool, een kogel en een huls door de lezer van het boek in verband zou worden gebracht met geweldsmisdrijven gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op. De gemiddelde lezer zal dat verband niet leggen. Overigens bevat de inhoud van het boek ook geen enkele steun voor zo’n gedachte.
2.25.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het gebruiken van het portret van de President op pagina 11 van het boek onder het kopje “de hoofdrolspelers” niet onnodig diffamerend is en dus ook geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de President. De President is immers één van de personen waar [gedaagde01] in het boek over vertelt en in die zin is de President dus één van de hoofdrolspelers in het boek. Die aanduiding houdt geen beschuldiging of (negatief) waardeoordeel in en bovendien heeft [gedaagde01] er een redelijk belang bij om met die foto van de President duidelijk te maken om wie het gaat in het boek.
De eisen van de President
2.26.
Door het portret van de President op de voorkant en pagina 11 van het boek te gebruiken, wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dus geen ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de President gemaakt. Het door de President geëiste publicatieverbod van het boek met de gewijzigde titel ‘[titel02]’ met het portret van de President op de voorkant en pagina 11 wordt daarom afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat alle overige eisen ook worden afgewezen.
2.27.
Beoordeling van het boek met de oorspronkelijke titel kan achterwege blijven, want niet betwist is dat de vorige uitgave geheel is uitverkocht. Voor een verbod in zoverre is alleen al daarom geen plaats.
De President moet de proceskosten betalen
2.28.
De President wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde01] en [gedaagde03] worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (gemiddeld tarief)
- nakosten €
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.968,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.29.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.