3 De beoordeling
Ontvankelijkheid verzoek
Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid, Fw stelt, is dat, wanneer een verzoeker niet op eigen aangifte maar op rekest failliet is verklaard, wordt vastgesteld dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van verzoeker is uitgesproken. Ter zitting is gebleken dat verzoeker met behulp van schuldhulpverlening doende was om de schuldenlast te inventariseren en te onderzoeken of het mogelijk was een aanbod tegen finale kwijting aan de schuldeisers te doen. Mocht het minnelijk traject niet slagen, dan was het voornemen om een verzoek tot toelating van de WSNP in te dienen. Tijdens dit traject hebben een tweetal schuldeisers het faillissement aangevraagd. Verzoeker en schuldhulpverlening verkeerden in de veronderstelling dat het aanbod aan de schuldeisers geen doorgang meer kon vinden en verzoeker geen verzoek tot toepassing van de WSNP kon indienen. Verzoeker is niet bij de behandeling van het verzoekschrift tot faillietverklaring aanwezig geweest.
De rechtbank oordeelt dat het destijds niet indienen van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling verzoeker niet geheel is toe te rekenen nu hij zich ten tijde van de faillissementsaanvraag werd bijgestaan door schuldhulpverlener. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 15b lid 1 Fw.
De curator heeft vastgesteld dat een akkoord binnen het faillissement niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Toelating tot de WSNP
De curator adviseert positief ten aanzien van het omzettingsverzoek. Verzoeker heeft gedurende het faillissement alle medewerking verleend en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag aan de faillissementsboedel afgedragen. Verzoeker heeft een fulltime baan en daarnaast staat hij onder beschermingsbewind. Verzoeker heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en aldus in aanmerking te komen voor de schone lei en van zijn schulden af te komen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verzoeker in staat moet worden geacht om de verplichtingen, voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling, voldoende na te kunnen komen.
De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 20 december 2022 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.
Duur WSNP
Tijdens de zitting is door de schuldhulpverlener een verzoek tot verkorting van de looptijd met dertien maanden gedaan. De rechtbank overweegt omtrent het verzoek om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verzoeker gedurende een periode van dertien maanden het meerdere boven het vrij te laten bedrag aan de boedel heeft afgedragen van in totaal € 3.069,23 en reeds voorafgaand aan het faillissement maandelijks een bedrag van € 815,44 heeft gereserveerd.
De rechtbank zal het verzoek tot verkorting toewijzen in die zin dat de regeling met vijf maanden wordt verkort. Daarbij wordt overwogen dat voor het bepalen van de duur van de regeling ook al voor de wetswijziging per 1 juli 2023 -waarin de mogelijkheid is opgenomen dat bij aanvang van de wettelijke regeling wordt bepaald dat de ingangsdatum van de looptijd vóór de uitspraak van de rechter ligt als in het voortraject is afgelost- door de rechtspraak bij het bepalen van de duur van de regeling rekening wordt gehouden met aflossingen boven het vrij te laten inkomen tijdens faillissement, zie de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen (bepaling 1.2, versie 1 juli 2023) en (bijvoorbeeld) de uitspraak van deze rechtbank van 15 januari 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:4276).
De rechtbank komt tot een verkorting van vijf in plaats van 13 maanden omdat verzoeker door het op een faillissement aan te laten komen de hogere kosten van de afwikkeling van het faillissement heeft veroorzaakt ten opzichte van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, waardoor de gezamenlijke schuldeisers een lager bedrag tegemoet zullen kunnen zien.
3 De beslissing
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator definitief vast op € 9.420,70 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
voorheen h.o.d.n. [handelsnaam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
[woonplaats];
- stelt de termijn van de regeling vast op 13 maanden, te rekenen vanaf
de datum van dit vonnis, waardoor deze termijn eindigt op 7 maart 2025;
- bepaalt dat de taken die de wet in een schuldsaneringsregeling aan de rechtbank opdraagt na deze beslissing en de publicatie daarvan, door de rechtbank Gelderland worden uitgevoerd;
- bepaalt dat de door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de rechtbank Gelderland worden gezonden;
- bepaalt dat de griffier van de rechtbank Gelderland wordt verzocht de ontvangst van genoemd vonnis en genoemde stukken en het overnemen van de behandeling van de zaak schriftelijk te bevestigen aan de griffier van deze rechtbank;
- dat de zaak, nadat door de rechtbank Gelderland daaraan een dossiernummer is toegekend uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de bewindvoerder alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de rechtbank Gelderland, dan wel de benoemde rechter-commissaris;
- dat de rechtbank Rotterdam dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de rechtbank te Gelderland;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. S. Boot;
- en stelt aan tot bewindvoerder C.J. van Asch,
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/14e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.