Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2024:2262

Rechtbank Rotterdam
10-01-2024
08-04-2024
C/10/669480 / KG ZA 23-1061
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. IE. Overdracht merkrechten.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/669480 / KG ZA 23-1061

Vonnis in kort geding van 10 januari 2024

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CAR CARE LUBRICANTS B.V. ,

gevestigd te Rotterdam ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CAR CARE BRAND MANAGEMENT B.V. ,

gevestigd te Rotterdam ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZOMERSS HOLDING B.V. ,

gevestigd te Barendrecht ,

eiseressen,

advocaten mrs. J.C.J. van de Rakt en M.J. van de Sande te Rotterdam ,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BROZO MARITIME HOLDING B.V. ,

gevestigd te Rotterdam ,

2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. R.F. van Leeuwen te Rotterdam.

Eiseressen worden hierna afzonderlijk CCL, CCBM en Zomerss genoemd en gezamenlijk CCL c.s. CCBM en Zomerss worden hierna gezamenlijk CCBM c.s. genoemd. Gedaagden worden hierna Brozo en [gedaagde sub 2] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 5 december 2023 met producties 1 tot en met 29

  • -

    de akte houdende wijziging van eis tevens houdende overlegging aanvullende producties 30 en 31

  • -

    producties 1 tot en met 8 van Brozo en [gedaagde sub 2]

  • -

    de conclusie van antwoord met producties 9 en 10

  • -

    de mondelinge behandeling gehouden op 27 december 2023

  • -

    de pleitnota van CCL c.s.

  • -

    de pleitnota van Brozo en [gedaagde sub 2] .

2. De feiten

2.1.

[persoon A] (hierna: [persoon A] ) en de aan hem gelieerde ondernemingen CCL c.s. hebben sinds eind 2021 substantiële bedragen geïnvesteerd in de [naam onderneming] , in het bijzonder in de tot die groep behorende vennootschap [naam bedrijf 1] . ( [naam bedrijf 1] ) . [naam bedrijf 1] was oorspronkelijk een vennootschap van Brozo . De [naam onderneming] / [naam bedrijf 1] is/was o.a. actief in Taiwan en China en haar activiteiten richt(t)en zich op de olie-, automotive en maritieme sector. [naam bedrijf 1] bediende zich in Taiwan en China van de merknaam ‘ [merknaam] ’.

2.2.

[gedaagde sub 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van Brozo .

2.3.

Tussen [gedaagde sub 2] en [persoon A] is een geschil ontstaan over, kort gezegd, de wijze van beleidsvoering in en de resultaten van (o.a.) [naam bedrijf 1] na de verrichte investeringen. Dit heeft geleid tot het ontslag van [gedaagde sub 2] als (indirect) bestuurder van [naam bedrijf 1] per 27 januari 2023. [gedaagde sub 2] is als bestuurder van [naam bedrijf 1] opgevolgd door [persoon A] .

2.4.

Vanwege de financiële situatie van [naam bedrijf 1] hebben, tegelijk met of na de kapitaalinjecties, drie herstructureringen plaatsgevonden binnen de [naam onderneming] . De tweede herstructurering heeft ertoe geleid dat Zomerss en Brozo een ongedateerde overeenkomst (de Overeenkomst) met elkaar hebben gesloten die als onderlegger diende van de notariële levering op 12 september 2022 van 50% van de aandelen in [naam bedrijf 2] . (één van de aandeelhouders van [naam bedrijf 1] ) door Brozo (vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] ) aan Zomerss . In de Overeenkomst staat het volgende vermeld:

“ Brozo en [naam bedrijf 1] leveren direct merkrechten aan [naam bedrijf 3] [thans CCBM genaamd]; liquiditeit voor bemiddeling Novograaf hiervoor staat in SM ”.

2.5.

In de leveringsakte van 12 september 2022 staat het volgende:

[ AFBEELDING VAN AKTE MET DAARIN INFO OVER vennootschap ]

2.6.

[naam bedrijf 1] (inmiddels genaamd: FuYoBa B.V.) is op 23 oktober 2023 geliquideerd. Brozo heeft op grond van het tussen twee vennootschappen van de [naam onderneming] aan de ene kant en Brozo en [gedaagde sub 2] aan de andere kant op 1 november 2023 door deze rechtbank gewezen vonnis een geldvordering op bedoelde vennootschappen. Brozo pretendeert verder een loonvordering op het voormalige [naam bedrijf 1] te hebben. Ook na de liquidatie van [naam bedrijf 1] hebben in de [naam onderneming] herstructureringen plaatsgevonden.

2.7.

Brozo is in/voor Taiwan en China houder van de merknaam ‘ [merknaam] ’.

3 Het geschil

3.1.

CCL c.s. vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. Brozo en [gedaagde sub 2] te bevelen om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, mee te werken en te blijven meewerken aan de overdracht van de IE -rechten in Taiwan en China aan CCBM , onder meer door de overdrachtsdocumentatie zoals overgelegd als productie 21 (Taiwan) en productie 22 ( China ) ten overstaan van een door CCL c.s. aangewezen notaris te ondertekenen ter legalisatie en af te geven aan CCBM , op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor ieder dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 200.000,00, althans een door de voorzieningen-rechter in goede justitie te bepalen bedrag;

  2. indien Brozo en [gedaagde sub 2] ondanks een veroordelend en bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis niet voldoen aan die veroordeling binnen zeven kalenderdagen na betekening van het vonnis, te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van hun handtekening onder de overdrachtsdocumentatie, zoals overgelegd als productie 21 (Taiwan) en productie 22 ( China ), althans iedere andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden acht;

  3. Brozo en [gedaagde sub 2] te bevelen, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, om:

(i) geen derden (maar in ieder geval [de voorzieningenrechter begrijpt en leest aldus:] geen relaties van CCL c.s.) te benaderen met de stelling dat Brozo (of althans iemand anders dan CCBM ) gerechtigde is van het merkenrecht ‘ [merknaam] ’ in Taiwan en China ;

(ii) het onrechtmatig handelen zoals beschreven in het lichaam van de dagvaarding te staken en gestaakt te houden;

(iii) schriftelijke opgave te doen aan de advocaat van CCL c.s. van (naar de voorzieningenrechter begrijpt: correspondentie met) derden waarin Brozo en [gedaagde sub 2] het standpunt hebben ingenomen dat zij de gerechtigden zijn van het merkenrecht ' [merknaam] ' in Taiwan en China , en

(iv) een rectificatiebrief te sturen aan de Taiwanese klant (als ook aan de derden in de opgave onder iii), met daarin de tekst van de rectificatie als weergegeven in randnummer 5 van de eiswijziging dan wel een door de voorzieningenrechter op te maken rectificatie, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijven, met een maximum van € 200.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

4. Brozo en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.

3.2.

Brozo en [gedaagde sub 2] voeren verweer en concluderen dat CCL c.s. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, althans dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van CCL c.s. in de proceskosten.

4 De beoordeling

Vorderingen ingesteld tegen [gedaagde sub 2]

4.1.

CCL c.s. heeft vorderingen ingesteld tegen Brozo en [gedaagde sub 2] . Gegeven is dat de Overeenkomst, waarvan nakoming wordt gevorderd, tussen (één van) CCL c.s. en Brozo is gesloten en dat [gedaagde sub 2] de notariële leveringsakte waaraan de Overeenkomst is gehecht namens Brozo heeft ondertekend. Brozo en [gedaagde sub 2] betwisten dat [gedaagde sub 2] de verplichtingen onder de Overeenkomst als eigen verplichtingen heeft aangenomen. Zij stellen dat CCL c.s. bij de vorderingen ingesteld tegen [gedaagde sub 2] geen gegrond en onderbouwd belang heeft.

De voorzieningenrechter is het met Brozo en [gedaagde sub 2] eens dat CCL c.s. onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat en waarom zij [gedaagde sub 2] , naast Brozo , zelfstandig in rechte kon betrekken. Dat, zoals pas tijdens de mondelinge behandeling gesteld is, [gedaagde sub 2] als natuurlijk persoon in het kader van een mogelijke veroordeling feitelijke handelingen voor en namens Brozo moet verrichten, is daartoe onvoldoende. Dat de ondertekening van de notariële akte door [gedaagde sub 2] , en daarmee de gebondenheid aan de Overeenkomst, meer inhield dan de gebruikelijke ondertekening door een bevoegd natuurlijk persoon namens een rechtspersoon is gesteld noch gebleken. Voorts is vanwege de intrekking van de daartoe strekkende vorderingen (in conventie) in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 1 november 2023 niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] zelfstandig aan te spreken is op grond van bestuurders- en/of aandeelhoudersaansprakelijkheid. De vorderingen van CCL c.s. worden, voor zover die zijn ingesteld tegen [gedaagde sub 2] , daarom afgewezen.

Ontvankelijkheid CCL

4.2.

Gelet op het verweer van Brozo dat niet in te zien valt welk belang CCL heeft bij de vorderingen, het uitblijven van een reactie van CCL c.s. daarop en het ontbreken van een toelichting in de dagvaarding, wordt CCL niet ontvangen in de mede door haar ingestelde vorderingen tegen Brozo .

Ontvankelijkheid CCBM c.s.

4.3.

Brozo heeft in randnummer 2 van de CvA betoogd dat CCBM c.s. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen omdat:

  1. de zaak te complex is voor beoordeling in kort geding;

  2. eventueel te nemen beslissingen onomkeerbaar zijn wat zich niet verhoudt met het geheel van tussen partijen gemaakte en onlosmakelijk met elkaar verbonden afspraken, waarvan de overdracht van IE -rechten er slechts één is, en

  3. in feite een declaratoire uitspraak wordt gevraagd.

4.4.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt:

4.4.1.

ten aanzien van 4.3 sub a

De voorzieningenrechter volgt Brozo , die de door haar gestelde complexiteit niet heeft toegelicht, hierin niet. De voorzieningenrechter merkt het geschil vanuit feitelijk en juridisch oogpunt ook niet aan als zo ingewikkeld en omvangrijk dat daarop in kort geding niet kan worden beslist. Was hiervan wel sprake geweest dan had dit bovendien niet geleid tot niet-ontvankelijkheid, maar tot een afwijzing van de vorderingen.

4.4.2.

ten aanzien van 4.3 sub b

Op grond van vaste rechtspraak kan de voorzieningenrechter in kort geding een voorlopige voorziening treffen waarvan de gevolgen in feite (zoals gesteld door Brozo ) onomkeerbaar zijn. De juridische consequentie ‘niet-ontvankelijkheid’ is daaraan niet te koppelen.

4.4.3.

ten aanzien van 4.3 sub c

Van een vordering tot het geven van een feitelijk declaratoire uitspraak, die in kort geding niet kan worden toegewezen, is evenmin sprake. CCBM c.s. heeft haar vorderingen ingesteld vooruitlopend op de bodemprocedure. Bovendien leidt het vorderen van een (materieel) declaratoire uitspraak tot afwijzing van de vorderingen en niet tot niet-ontvankelijkheid (op welk standpunt Brozo zich uiteindelijk, desgevraagd, ter zitting ook heeft gesteld).

4.4.4.

Brozo stelt voorts nog haar restitutierisico aan de orde. In het kader van het te voeren verweer op de vorderingen onder 3.1, wat geen geldvorderingen zijn, wordt dat verweer als irrelevant gepasseerd.

Spoedeisendheid

4.5.

Brozo betwist het spoedeisend belang van CCBM c.s. bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter volgt Brozo hierin niet. Voldoende aannemelijk is dat Brozo zich, in de persoon van [gedaagde sub 2] , vanaf oktober 2023 op diverse manieren, al dan niet onrechtmatig, heeft uitgelaten over CCL c.s. en [persoon A] en dat zij (potentiële) klanten en partners van CCL c.s. in Taiwan in het kader van hun zakelijke relatie met CCL c.s. heeft benaderd over het recht op en het gebruik van de merknaam ‘ [merknaam] ’ en vorderingsrechten op [naam bedrijf 1] . Dat een dergelijke handelwijze invloed heeft dan wel kan hebben op de relatie van CCL c.s. met de aangeschreven klant(en) is aannemelijk. Met het oog op de continuïteit en het handelsbelang van deze ondernemingen genereert dit reeds voldoende spoedeisend belang. Dat CCBM c.s. in de visie van Brozo te lang heeft gewacht met het aanhangig maken van dit kort geding doet, gelet op deze recente ontwikkeling, niet aan de spoedeisendheid af.

De materiële geschilpunten

4.6.

Tussen partijen is in dit kort geding in de kern de verplichting tot overdracht van het in Taiwan en China als zodanig geregistreerde merk ‘ [merknaam] ’ door Brozo aan CCBM in geschil.

4.7.

De gevorderde voorzieningen kunnen in kort geding alleen worden toegewezen indien deze, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het verantwoord is daarop vooruit te lopen. Dit betekent dat de vorderingen van CCBM c.s. alleen kunnen worden toegewezen indien aannemelijk is dat tussen partijen de bedoelde overdracht van de merknaam is overeengekomen en dat Brozo aan die overeenkomst gebonden is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter licht dit toe als volgt.

4.8.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat aannemelijk is dat Brozo op grond van de Overeenkomst niet alleen de Benelux en internationale rechten op het merk ‘ [merknaam] ’ moest overdragen aan CCBM (dit is gebeurd), maar ook het in Taiwan en China geregistreerde merk ‘ [merknaam] ’. Niet in geschil is dat [naam bedrijf 1] niet goed liep (o.a. door onvoorziene schulden en verliesposten in de vennootschap, de achterblijvende omzetgroei en kennelijk mismanagement van Brozo ), dat [naam bedrijf 1] daarom en voor het behoud van de andere vennootschappen in de [naam onderneming] uiteindelijk geliquideerd moest worden en dat herstructureringen moesten plaatsvinden. Tegelijkertijd is gesteld noch gebleken dat de Overeenkomst tussen de betrokken partijen geen gelding of rechtskracht (meer) heeft. De over de nakoming van de Overeenkomst tussen partijen gevoerde discussie zag enkel op de vragen wie van partijen de overdrachtsdocumentatie diende te regelen (dit heeft Novagraaf Nederland B.V. voor CCBM c.s./CCL c.s. verzorgd en met Brozo gedeeld) en wie de kosten van de overdracht dient te dragen (eveneens achterhaald).

4.9.

De merkrechten in Taiwan en China staan nog op naam van Brozo . Op grond van de Overeenkomst dient Brozo (met de blijkens productie 21 en 22 bij dagvaarding daartoe bereidwillige CCBM ) uitvoering te geven aan de verplichting tot overdracht van de merknaam zoals deze uit de Overeenkomst voortvloeit. Dit weigert zij ondanks eerdere toezeggingen en ook na daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand. Dat Brozo ten verwere de situatie breder trekt en in haar stellingen benadrukt dat sprake was van een ‘package deal’ die meebrengt dat de nakoming van de gemaakte afspraken niet los van elkaar kunnen worden gezien en als garantie voor algehele nakoming gelden (die uitleg betwist CCBM c.s.), dat ten nadele van haar in andere vennootschappen van de [naam onderneming] gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en dat zij vorderingsrechten op [naam bedrijf 1] heeft, doet niet af aan het bestaan van en de gebondenheid aan deze op haar rustende overdrachtsverplichting. Met het bloot innemen van slechts de hiervoor gemelde stellingen heeft Brozo onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. In de conclusie van antwoord en pleitnota gaat Brozo nog wel in op het door haar gestelde en door CCBM c.s. betwiste tekortschieten door in de nakoming van haar verplichtingen onder de Overeenkomst jegens Brozo en dat CCL c.s. Brozo financieel heeft uitgerookt. Brozo laat evenwel na haar (uitgediepte) stellingen op dit punt voldoende te concretiseren. De voorzieningenrechter gaat dan ook aan die stellingen voorbij. Daarmee is het door Brozo gestelde schuldeisersverzuim aan de kant van CCBM c.s. en haar zo begrepen beroep op een opschortingsrecht van de baan.

4.10.

Hoewel CCBM c.s. dus in deze (grotendeels, zie hierna) het gelijk aan haar zijde krijgt, wenst de voorzieningenrechter niet ongenoemd te laten dat zij haar stellingen, in het licht van de onvoldoende gemotiveerde betwisting van Brozo , maar net aan voldoende heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter noemt in dat verband specifiek haar beroep op de voor toewijzing relevante producties 21 en 22 bij dagvaarding. Wat de status van deze documenten is, is in feite ongewis. De enkele stelling van CCBM c.s. dat de stukken afkomstig zijn van Novagraaf Nederland B.V., zegt verder niets over de vraag of de stukken bijvoorbeeld door een beëdigd vertaler van het Chinees naar het Engels zijn vertaald. Tegelijkertijd houdt het verweer van Brozo dat zij niet weet wat er in die stukken staat en dat, zo begrijpt de voorzieningenrechter, op die stukken geen acht moet worden geslagen, geen stand. Producties 21 en 22 zijn immers feitelijk grotendeels in de Engelse taal opgesteld. Ervan uitgegaan mag worden dat de inhoud voor Brozo te begrijpen moet zijn.

4.11.

Dit alles leidt ertoe dat de vordering onder 1 (behoudens de woorden ‘onder meer’, zeker nu CCBM c.s. niet heeft toegelicht wat er eventueel verder nodig is terwijl zij dat wel had moeten benoemen en onderbouwen) voor toewijzing gereed ligt. CCBM c.s. vraagt zowel oplegging van een dwangsom als de mogelijkheid van reële executie. Dit is dubbelop. Niet is onderbouwd waarom een extra prikkel om tot nakoming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Dat CCBM c.s. dit doet omdat zij executieproblemen in Taiwan en China voorziet, doet daaraan niet af. De voorzieningenrechter wijst daarom alleen de onder 2 gevorderde reële executiemogelijkheid toe.

De vordering onder 3 wordt afgewezen. In het licht van de twee brieven die namens Brozo voor de voorzieningenrechter kenbaar zijn verstuurd aan eenzelfde klant in Taiwan (producties 18 en 30), acht zij de onder 3 gevraagde bevelen, waaronder die tot rectificatie (randnummer 5 eiswijziging), te onbepaald en verstrekkend.

Proceskosten

4.12.

CCBM c.s. is aan te merken als de overwegend in het gelijk gestelde partij. Gelet op het feit dat CCBM c.s. [gedaagde sub 2] ten onrechte in dit kort geding heeft betrokken, dat CCL niet-ontvankelijk is verklaard en dat CCBM c.s. voorts, naast de toegewezen mogelijkheid van reële executie, een aan Brozo op te leggen dwangsom heeft gevraagd, zonder de noodzaak daarvan onderbouwd toe te lichten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. De voorzieningenrechter merkt op dat zich daarmee in de wijze van procederen van CCBM c.s. slordigheden hebben voorgedaan die geen proceskostenveroordeling ten laste van alleen Brozo rechtvaardigen. Daaraan doet niet af dat de proceswijze van Brozo evenmin de schoonheidsprijs verdient. Nu de proceskosten worden gecompenseerd bestaat geen aanspraak op vergoeding van nakosten en/of wettelijke rente.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] af,

5.2.

verklaart CCL niet-ontvankelijk in haar vorderingen,

5.3.

beveelt Brozo om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis mee te werken en te blijven meewerken aan de overdracht van de IE -rechten in Taiwan en China op het merk ‘ [merknaam] ’ aan CCBM , door de overdrachtsdocumentatie zoals overgelegd als productie 21 (Taiwan) en productie 22 ( China ) bij dagvaarding ten overstaan van een door CCBM c.s. aangewezen notaris te ondertekenen ter legalisatie en af te geven aan CCBM ,

5.4.

bepaalt dat, indien Brozo niet binnen zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis voldoet aan de veroordeling onder 5.1, dit vonnis in de plaats treedt van de voor en namens Brozo geplaatste handtekening onder de overdrachtsdocumentatie, zoals overgelegd als productie 21 (Taiwan) en productie 22 ( China ) bij dagvaarding,

5.5.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.7.

wijst het overigens meer of anders gevorderde eveneens af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024. 1734/2009

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.